Uitspraak
mr. R.B. Gerretsenen
mr. B.F. Assink, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. A.N. Stoopen
mr. C.J. Scholten, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. G. te Winkelen
mr. J.D. Kleyn,kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. P.J. van der Korst, kantoorhoudende te Amsterdam,
3 Wilhelmus Petrus Maria VAN DER SCHOOT,
mr. B. Verkerk, kantoorhoudende te Amsterdam,
4 [B],
5 [C],
6 [D],
1.Het verloop van het geding
- verzoekster als Eneco,
- verweerster als Greenchoice,
- belanghebbende sub 1 als Energie Concurrent,
- belanghebbende sub 2 als [A],
- belanghebbende sub 3 als Van der Schoot,
- belanghebbende sub 4 als [B],
- belanghebbende sub 5 als [C],
- belanghebbende sub 6 als [D],
- [E] als [E],
- [F] als [F],
- [G] als [G],
- F. van Westen als Van Westen,
- [H] als [H],
- [I] als [I].
(i) aan Energie Concurrent uitstel is verleend voor indiening van haar verweerschrift,
(ii) daarbij rekening is gehouden met de wisseling van de advocaat van Energie Concurrent, (iii) het verweerschrift van Energie Concurrent 46 pagina’s en 45 producties omvat,
(iv) het verzoek tot verlenging van spreektijd de Ondernemingskamer pas de middag voorafgaand aan de zitting heeft bereikt waardoor het niet meer mogelijk was om overige betrokkenen de gelegenheid te bieden zich over dat verzoek uit te laten, en
(v) mr. Van der Korst namens [D] Management ter terechtzitting bezwaar heeft gemaakt tegen toewijzing van het verzoek op grond van de eisen van een goede procesorde.
2.De feiten
€ 1.862.000.
Vorige week zijn ze langs geweest voor een onderzoek in verband met switches (…) We zijn benieuwd wat daar uitkomt.”
verwachten (…) volgende maand een besluit (…). Ik vind dat wel spannend wat er uit gaat komen. (...) Maar wat het gaat worden, weet ik niet precies. (...) We zullen jullie in ieder geval volledig informeren op het moment dat wij een besluit hebben en er is nog geen pers over zullen we het direct doorsturen ook, zodat je een tipje hebt. (…) Dit onderzoek gaat natuurlijk ook van zoiets ‘zijn de nota's allemaal binnen twee maanden verstuurd’. Uiteindelijk gaat het daarom en dat is niet bij allemaal.”
Uit onderzoek is gebleken dat, nadat de eindafrekeningen van afnemers in PDF-formaat zijn opgemaakt, een werkwijze wordt gehanteerd als gevolg waarvan een deel van de opgemaakte eindafrekeningen wordt geselecteerd. Deze geselecteerde eindafrekeningen worden uiteindelijk handmatig uit het PDF-bestand met de eindafrekeningen verwijderd (…). De selectie van deze individuele eindafrekening gebeurt op basis van een ‘query’ (…).
opgenomen.
De directieleden de heer [D], de heer [B] en de heer [C] zeggen naar aanleiding van het rapport toe om per 1 januari 2012 hun functie als directeur van Greenchoice neer te leggen. De heer [E] zal tijdelijk aanblijven om de continuïteit van de onderneming te waarborgen en zal per 1 juli 2012 zijn functie als directeur neerleggen.”
compliance officeren het wisselen van accountant voor het controlejaar 2011. De te treffen maatregelen worden hierna ook aangeduid als het verbetertraject.
“er niet gerust op te zijn”.
Zou jij nog onze afspraak kunnen bevestigen dat [H] als algemeen directeur aan de slag kan met een ruime volmacht? (…)
(…)
Er binnen afzienbare tijd door [H] ook een goede specialist aangesteld wordt die ook borging geeft op financial control vlak en jullie daar vertrouwen in geeft. Naar die persoon gaan we actief op zoek over enkele maanden, als [H] enigszins ingewerkt is.”
Goed beschreven, waarbij de financieel specialist zoals je die noemt wel de financiële eindverantwoordelijkheid heeft en in de directie / MT zit (al dan niet statutair).”
We hebben het besluit nog niet ontvangen, maar we hebben wel vernomen dat er morgen een persartikel vanuit de NMa verstuurd gaat worden over hun bevindingen. Daarin staat ook dat we een enorm hoge boete gaan ontvangen voor de te laat verstuurde eindnota's. Boetebedrag is, schrik niet, 7 mln.”
“gelet op de geheimhouding jegens de NMa”.
We kunnen niet anders concluderen dan dat jullie erop uit zijn om de ‘control’ over te nemen van Greenchoice met het doel om ofwel de door jullie gekoesterde wens van 100% aandeelhoudersschap te realiseren, dan wel om een concurrent uit te schakelen. (…)
U stelt dat uit het NMa besluit (…) zou volgen dat EnergieConcurrent per 1 januari 2012 als statutair bestuurder zou aftreden. Dat is onjuist. In het besluit staat dat de heren [B], [D] en [C] hun functie als directeur van Greenchoice per 1 januari 2012 zullen neerleggen. (En de heer [E] per 1 juli 2012). Met Eneco is gesproken over de benoeming van nieuwe directieleden (…) Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de benoemingen van de heren [H] en [I]. Eneco heeft ingestemd met deze benoemingen. (…) Eneco wil echter aan de benoeming van de heer [H] als statutair bestuurder (ineens) allerlei voorwaarden verbinden. (…) Hierdoor dreigt nu juist een impasse te ontstaan die Greenchoice schaadt. De heren [B], [D] en [C] willen wel terugtreden, maar de blokkerende houding van Eneco verhindert dat. (…)
- dat Energie Concurrent met onmiddellijke ingang aftreedt als bestuurder van Greenchoice;
- dat met onmiddellijke ingang [H] en [I] worden benoemd tot bestuurder van Greenchoice;
- dat op voordracht van Eneco zo spoedig mogelijk een bestuurder met de portefeuille financiën zal worden benoemd;
- dat Energie Concurrent, [C], [D] en [B] erkennen het bedrag van de door de NMa opgelegde boete aan Greenchoice verschuldigd te zijn, alsmede jegens Greenchoice volledig aansprakelijk te zijn voor de schade die Greenchoice heeft geleden en zal lijden doordat zij haar klanten schadeloos moet stellen voor het nadeel dat die klanten hebben geleden ten gevolge van de door de NMa gewraakte gedragingen;
- Deloitte zal in opdracht van Greenchoice een onderzoek instellen naar de juistheid van de concept-jaarrekening 2010 van Greenchoice.
management letteraan Greenchoice gezonden, waarin onder meer wordt geconstateerd:
- heldere, eenduidige en organisatiebrede autorisatieschema's zijn niet beschikbaar;
- een eenduidig en consistent normenkader en hiervan afgeleide indicatoren ten behoeve van monitoring, rapportage en eventuele bijsturing van de processen is niet aanwezig;
- er is geen ‘harde’ koppeling tussen jaar- of eindnota's en op deze nota's ontvangen betalingen;
- Greenchoice kan onvoldoende aantonen dat de huidige werkwijze met betrekking tot de incasso- en afsluitprocedure voldoet aan de actuele wet- en regelgeving, omdat dit beleid niet eenduidig is vastgelegd;
- er vindt geen actieve monitoring plaats van de looptijd van inkoopcontracten;
- het inkoop management laat te wensen over, er is geen ‘
- Greenchoice maakt geen periodieke aansluiting van inkoop en verkoop van energie;
- er vindt geen maandelijkse goede inschatting plaats van de omzet per klant;
- er is geen
- het is voor medewerkers mogelijk om in het systeem opgemaakte jaar- of eindnota's te verwijderen voordat deze betaalbaar worden gesteld, waardoor het risico aanwezig is dat consumenten niet of te laat hun jaar- of eindnota ontvangen.
Betreft: klacht over verstoring marktwerking
Eneco is bij het terugtreden van Energie Concurrent als bestuurder van Greenchoice wel degelijk bereid tot een gelijktijdig en onvoorwaardelijke benoeming van de heren [H] en [I] (…). Ontslag en benoeming staan evenwel niet op zichzelf. (…) met ontslag en benoeming[dienen]
een aantal andere maatregelen gepaard te gaan. Deze zijn verwoord in de vaststellingsovereenkomst die ik u op 25 januari jl. heb toegestuurd.”
€ 450.000. Bij uitspraken op bezwaar van 6 december 2012 zijn de boeten voor zowel [B] als [C] verminderd tot in totaal € 404.000.
NMA Switch Boetes Feitelijk Leidinggeversongegrond verklaard. Het beroep van Greenchoice is eveneens ongegrond verklaard, met uitzondering van een beroepsgrond die zag op de hoogte van de door de NMA opgelegde boete. De rechtbank heeft de
NMA Switch Boete Greenchoiceverlaagd van € 7.202.000 tot € 6.136.000. [B], [C] en Greenchoice zijn tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan bij het CBB. Deze procedure loopt thans nog.
3.Aanmerkingen op het onderzoek
Hoe werkte het proces van het aanhouden van eindafrekeningen?
Wat was het doel of waren de doelen van het aanhouden van eindafrekeningen?
Heeft iemand (anders dan de aandeelhouder) geprofiteerd van door de NMa geconstateerde overtredingen?
Is er kritiek geleverd op het eindafrekeningsproces en wat is hiermee gedaan?
Bij wie lag het initiatief ten aanzien van de inrichting en uitvoering van het eindafrekeningsproces en wie was bij de besluitvorming hierover betrokken?
Is de NMa door Greenchoice op de hoogte gesteld van de inrichting van het eindafrekeningsproces?
4.De inhoud van het verslag
de wijze waarop het eindafrekeningsproces bij Greenchoice van klanten dieswitchtenwas ingerichtstaat in het verslag onder D.9 – D.10 onder andere het volgende:
wie welke rol had bij de inrichting van het eindproces, zoals hier boven weergegeven, staat in het verslag onder D11- D15 onder andere dat [C] en [B] beiden een actieve en bepalende rol hadden bij de inrichting en uitvoering van het eindafrekeningsproces. Beiden waren zich terdege bewust van het feit dat de eindcontrole ertoe leidde dat de betreffende klanten geen eindafrekening meer zouden krijgen (noch betaling van een eventueel tegoed), tenzij zij zelf contact opnamen.
[B]merkt de onderzoeker onder D.12 het volgende op. [B] was met name nauw betrokken bij de inrichting en de automatiseringskant van het proces. Daarbij werd onder andere gebruik gemaakt van zogenaamde
queries en stored proceduresdie door de onderzoeker als volgt worden gedefinieerd: Een query is een opdracht die aan een database wordt gegeven om een bepaalde actie automatisch uit te voeren. Een stored procedure is een programma dat draait binnen een database en daarin (automatisch) wijzigingen kan aanbrengen. De onderzoeker schrijft hierover voorts:
[B] [was] degene die het geenklantcontactcriterium aan de relevante query heeft toegevoegd. Bovendien verdedigde [B] binnen de organisatie herhaaldelijk de inrichting van het eindafrekeningsproces. Door zijn positie en (overheersende) invloed was hij in staat om de inrichting van het eindafrekeningsproces naar zijn hand te zetten. Dit wordt onderstreept door zijn afwijzende reacties op kritiek die door werknemers en later ook door [C] op de eindcontrole werd geuit, welke kritiek niet heeft geleid tot aanpassing van het proces (bijvoorbeeld door het invoeren van een algemeen opvolgingsproces of het schrappen of in ieder geval aanpassen van het geenklantcontactcriterium). Daarbij was [B] op de hoogte van de uitvoering van het eindafrekeningsproces – waaronder het knippen van eindafrekeningen, het verwijderen van de relevante betalingsopdrachten uit het systeem en het ontbreken van een opvolgingsproces met de klant – en werd hij regelmatig door [C] op de hoogte gehouden van de 'score', in Euro, van aangehouden eindafrekeningen (..). [B] – een van de Oprichters, tot 28 februari 2012 indirect statutair bestuurder, en zeer invloedrijk binnen Greenchoice – moet derhalve als een hoofdverantwoordelijke voor de door de NMa geconstateerde overtredingen in verband met de eindafrekeningen worden beschouwd.”
[C]schrijft de onderzoeker (D.13):
[D]staat in het verslag onder andere het volgende (D.14 en D.15):
de besluiten van de NMA met betrekking tot de NMa Switch Boete Greenchoice en de NMa Switch Boete Feitelijk Leidinggevenden,staat onder D.19 van het verslag onder andere het volgende.
werden aldus niet verzonden en uitbetaald.”
Algemeen beeld van de organisatie van Greenchoice tijdens de Onderzoeksperiode(D.7-8) en
AO/IC en financiële verslaglegging tijdens de onderzoeksperiode(D. 20 e.v.) staat in het verslag onder andere het volgende.
Tenzij handmatige controles zouden zijn gedaan op het eindafrekeningsproces en de als verzonden geregistreerde – maar in werkelijkheid aangehouden en niet-uitbetaalde – eindafrekeningen, kon niet uit de financiële verslaggeving en administratie van Greenchoice worden afgeleid hoe het eindafrekeningsproces was ingericht, dat systematisch en op aanzienlijke schaal eindafrekeningen werden aangehouden, en wat de omvang was van de aangehouden eindafrekeningen. Een betere inrichting van de AO / IC en van de financiële administratie zou de kans dat het een en ander eerder aan het licht zou zijn gekomen, aanmerkelijk hebben vergroot. Bijvoorbeeld doordat beter inzichtelijk zou zijn geworden dat als verzonden geregistreerde eindafrekeningen met een creditsaldo niet werden uitbetaald, of dat diverse overlopende posities met individuele klanten ook na verloop van tijd niet werden afgewikkeld.(…) Aldus moet worden geconcludeerd dat de wijze waarop de AO / IC en de financiële administratie van Greenchoice was ingericht het ongewijzigd voortduren van het onderhavige eindafrekeningsproces heeft gefaciliteerd.”
Corporate Governance tijdens de Onderzoeksperiodevermeldt het verslag onder D.25 e.v. onder andere dat de corporate governance structuur de directie – zowel formeel als informeel – veel autonomie gaf, dat de oprichters als grootaandeelhouders en tevens (indirecte) directieleden het voor het zeggen hadden en dat er slechts in zeer beperkte mate toezicht was op de directie. Er was geen Raad van Commissarissen en geen compliance officer. Wel was er een Raad van Advies, welke slechts een adviserende rol had. Deze Raad gaf de directie op basis van beperkte informatie sporadisch adviezen, waarvan de belangrijkste overigens niet werden opgevolgd. Toezicht oefende de Raad van Advies dus niet uit. Eneco had slechts beperkte mogelijkheden om invloed en toezicht uit te oefenen in de algemene vergadering van aandeelhouders door middel van de in (artikel 16 van) de statuten opgenomen goedkeuringsregeling, waardoor een aantal belangrijke bestuursbesluiten aan de goedkeuring van Eneco waren onderworpen. Greenchoice en Energie Concurrent probeerden Eneco voor de uitoefening van toezicht op afstand te houden. Als voorbeeld noemt de onderzoeker dat de goedkeuringsregeling herhaaldelijk niet werd nageleefd. Hij haalt daarbij een verklaring aan van [H] (verslag onder E.5.6.1) waarin onder andere staat:
corporate govenanceen opgelegde colportage boetes (zie daarover hierboven onder 2.8 en 2.11) op dat het aannemelijk is dat een betere inrichting van de
corporate governancestructuur en vooral van de interne controles en met name de introductie van een (functioneel)
compliancesysteem in een eerder stadium zou hebben geleid tot een wijziging van het beleid van Greenchoice ten aanzien van colportage, hetgeen naar verwachting de kans op boetes zou hebben verminderd. In dit verband is vooral de afwezigheid van een compliance officer vermeld als een belangrijk gebrek.
“Zeker in combinatie met de onwil van de directie om tegemoet te komen aan na verloop van tijd door Eneco verzochte verbeteringen van de risicobeheersing en de financiële verslaggeving, en het grote overwicht binnen Greenchoice van de Oprichters/directieleden – in het bijzonder van [B] – en hun doorslaggevende invloed op de interne besluitvorming, heeft de gebrekkige corporate governance ongetwijfeld bijgedragen aan (de invoering, uitvoering en voortduring van) de door de NMa beboete aspecten van het eindafrekeningsproces. (…) De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de Oprichters/directieleden, c.q. bij Energie Concurrent als grootaandeelhouder.”
Tegenstrijdig belang tijdens de Onderzoeksperiodestaat in het verslag onder andere het volgende (D.31 e.v.).
Naast de relevante uit de wet en jurisprudentie voortvloeiende vereisten was op grond van de met Eneco overeengekomen governance afspraken goedkeuring van Eneco vereist voor "ieder besluit waarbij de directie een tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap, waarbij in geval van een tegenstrijdig belang van de gehele directie de algemene vergadering bevoegd is een persoon aan te wijzen die bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen". (Ondernemingskamer: zie hierboven onder 2.3)
(…) In ieder geval is besluitvorming in verband met de hieronder beschreven gevallen, waar een evident tegenstrijdig belang aanwezig was, niet ter goedkeuring aan Eneco voorgelegd. (…) Greenchoice heeft tijdens het NMa Switch Onderzoek uitvoerig gesproken en onderhandeld met de NMa over de NMa Switch Boete Greenchoice, hetgeen heeft geresulteerd in een Beginselenakkoord. Greenchoice stelde zich in die gesprekken op het standpunt dat persoonlijke boetes voor [B] en [C] onbespreekbaar waren, en volhardde in dat standpunt zelfs nadat de NMa had aangegeven dat de boete voor Greenchoice in dat geval hoger zou uitvallen. Aldus hebben de privébelangen van [B] en [C] kennelijk een rol gespeeld bij de bepaling door Greenchoice van haar standpunt (en is het evidente belang van Eneco als houder van een aanzienlijk minderheidsbelang genegeerd).
E.6.2.5 (zie hierboven onder 2.12).Het verslag vervolgt met: “
Gelet op de verdenkingen van de NMa richting [B] en [C] persoonlijk, en het bij zowel [B] en [C] als Greenchoice kennelijk bekende voornemen van de NMa om persoonlijke boetes aan hen op te leggen, had het uit een oogpunt van het voorkomen van belangenverstrengeling op hun weg gelegen zich te onthouden van iedere beraadslaging en besluitvorming aan de kant van Greenchoice hieromtrent, en niet deel te nemen aan de zijde van Greenchoice aan de onderhandelingen met de NMa dan wel de advocaat van Greenchoice ter zake namens Greenchoice te instrueren, althans dit niet te doen zonder voorafgaand overleg met en goedkeuring van de Aandeelhoudersvergadering (gezien de vereiste gekwalificeerde meerderheid van stemmen in feite: van Eneco). Op dit punt treft vooral [B] en [C] blaam, maar kan ook de andere directieleden ([D] en [E]) een zeker verwijt worden gemaakt omdat zij kennelijk onvoldoende maatregelen hebben getroffen, zo dat in hun macht had gelegen, om de betrokkenheid van [B] en [C] te voorkomen. In dat kader is relevant dat [D], ondanks zijn feitelijk terugtreden als directeur per 1 januari 2011, veel informatie ontving over, en (nauw) betrokken was bij het onderhandelingsproces met de NMa en overigens tot februari 2012 indirect statutair bestuurder was van Greenchoice.
Tijdens het NMa-bedrijfsbezoek (op 10 en 11 maart 2011) heeft de NMa de query die in het eindafrekeningsproces werd gebruikt meegenomen. Deze query verklaarde echter niet waarom een aantal eindafrekeningen was aangehouden terwijl deze niet binnen de selectiecriteria van de meegenomen query vielen. De NMa heeft een verklaring hiervoor gevraagd. [B] heeft naar aanleiding hiervan de juiste versie van de query aan de NMa gestuurd, omdat de versie die de NMa had meegenomen kennelijk de verkeerde was. Hij informeerde de NMa echter ook dat Greenchoice besloten had af te zien van nader onderzoek naar de reden waarom de NMa niet direct de juiste versie kreeg, gezien de persoonlijke belangen van de (indirecte) bestuurders van Greenchoice en het kennelijke voornemen van de NMa om melding te maken bij het Openbaar Ministerie.”
Informatieverschaffing aan Eneco over boetes NMa (…)vermeldt het verslag onder andere het volgende (D.36 e.v.).
Gedurende de periode dat het NMa Switch Onderzoek liep heeft Greenchoice Eneco slechts zeer summier en onvolledig geïnformeerd over de toedracht, de voortgang en de mogelijke gevolgen van het NMa Switch Onderzoek. Dit terwijl al snel na het NMa-bedrijfsbezoek, in juni 2011, bleek dat (…) het NMa Switch Onderzoek vergaande gevolgen voor Greenchoice kon hebben. (…) Eneco werd echter pas eind 2011 geïnformeerd over de ernst van de door de NMa onderzochte gedragingen. (…) Eneco (begreep) de ernst van de door de NMa onderzochte gedragingen pas echt na ontvangst, eind december 2011, van de NMa Switch Boete Greenchoice. (…)
“nog wat aan het steggelen zijn over zinnetjes of zo, wat wel en niet vertrouwelijk is en zo. Dat zal het zijn.”
5.Verdere beoordeling
eindafrekeningsprocesgehanteerd waarbij eindafrekeningen van klanten met een creditsaldo werden aangehouden zonder dat er een algemeen opvolgingsproces was en zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestond en in de wetenschap dat deze handelwijze er toe leidde dat die klanten geen eindafrekening zouden krijgen en geen betaling van een eventueel tegoed zouden ontvangen. Deze handelwijze heeft geleid tot door de NMa opgelegde boetes aan Greenchoice, [B] en [C],
De financiële verslaglegging en de inrichting van de AO/ISschoten te kort,
corporate governancewas niet op orde,
tegenstrijdige belangentussen Greenchoice en Energie Concurrent,
informatieaan Eneco over belangrijke aspecten van en ontwikkelingen in verband met boetes van de NMa en de Consumentenautoriteit.
geenklantcontactcriteriumwerden eindafrekeningen met een creditsaldo aangehouden. Deze geselecteerde eindafrekeningen werden handmatig uit het bestand met te verzenden eindafrekeningen “geknipt”, de terugbetalingsopdrachten werden vervolgens uit het systeem verwijderd. De niet verstuurde eindafrekeningen werden als zijnde verstuurd in de administratie verwerkt. Creditsaldi werden slechts terugbetaald als de klant contact opnam. Er ontbrak een algemeen opvolgingsproces om de (niet verzonden, maar in de administratie als verzonden geadministreerde) eindafrekeningen alsnog af te handelen. [B] en [C] hadden in dit proces een actieve rol. Zij hebben het proces niet aangepast ondanks kritiek vanuit de eigen organisatie. In de periode 2006 – 2010 is in totaal voor een bedrag van € 9.331.185,76 aan creditsaldi niet uitgekeerd. Uiteindelijk zijn in het reparatietraject (zie hierboven onder 2.16) alsnog 29.165 eindafrekeningen verzonden en is in totaal ruim € 9,3 miljoen uitgekeerd aan voormalige klanten van Greenchoice die ten onrechte geen eindafrekening hadden ontvangen. Gelet op deze feiten en omstandigheden deelt de Ondernemingskamer de conclusie van de onderzoeker dat de gang van zaken en de handelwijze rond de eindafrekeningen van klanten die switchten, wanbeleid van Greenchoice oplevert. Anders dan Energie Concurrent heeft gesteld, bestaat hiervoor geen rechtvaardiging. Voor zover Greenchoice reden had om te twijfelen aan de juistheid van een eindafrekening opgesteld aan de hand van de gegevens van de netbeheerder, was dat (vanzelfsprekend) geen valide reden om de desbetreffende eindafrekening eenvoudigweg niet te verzenden, deze niettemin als verzonden te registreren, de klant daarover niet te informeren en ook overigens geen enkele opvolgingsprocedure te volgen teneinde alsnog binnen redelijke termijn tot een juiste, althans meer nauwkeurige eindafrekening te komen. Het feit dat ook eindafrekeningen met een debetsaldo werden aangehouden, kan (evenzeer vanzelfsprekend) niet rechtvaardigen dat eindafrekeningen met een creditsaldo niet werden verzonden, ook niet indien, zoals Energie Concurrent heeft gesteld, maar niet aannemelijk heeft gemaakt, het totaal bedrag van de niet verzonden “debet-afrekeningen” min of meer gelijk zou zijn aan het totaal bedrag van de niet verzonden “credit-afrekeningen”. Dat Greenchoice in een situatie van overmacht verkeerde en het best mogelijke voor de ex-klant deed, heeft Energie Concurrent niet aannemelijk gemaakt. Voor Greenchoice was het voorzienbaar dat haar handelwijze zou leiden tot de benadeling van een aanzienlijke groep ex-klanten met een voor die klanten niet kenbaar gemaakte vordering op Greenchoice. Dit alles leidt tot de conclusie dat Greenchoice niet voldeed aan de eisen van verantwoord ondernemerschap. Energie Concurrent, [B] en [C] hadden hierin een bepalende rol, zoals blijkt uit het verslag. Alleen al op grond van het voorgaande luidt de conclusie dat er sprake was van wanbeleid van Greenchoice. De uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure inzake de NMa boetebesluiten kan aan dit oordeel niet afdoen omdat dit oordeel berust op de bevindingen van de onderzoeker en de stellingen van partijen in de onderhavige procedure en niet afhankelijk is van het al dan niet in stand blijven van de door de NMa opgelegde boetes. Er is dus geen reden om de zaak aan te houden totdat het CBB in de bestuursrechtelijke procedure heeft geoordeeld. Het verzoek tot aanhouding zal worden afgewezen.
corporate governanceten verwere aangevoerd dat de benoeming van een
compliance officeren het opstellen van protocollen voor
corporate governanceniet aan de orde was gezien het kleinschalige karakter van het bedrijf. Dit verweer is naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet afdoende. De Ondernemingskamer leidt met Eneco uit het verslag af dat in ieder geval na toetreding van Eneco per 24 juli 2007 als minderheidsaandeelhouder – waarmee professionalisering van de organisatie en het opzetten van interne processen des te noodzakelijker werden – de AO/IC en de financiële administratie te kort schoten. Door de stormachtige groei die de onderneming doormaakte, kreeg het opzetten van een deugdelijk systeem van financiële verslaglegging en andere interne processen, waaronder een compliance systeem, onvoldoende aandacht. Illustratief in dit verband is dat de conceptjaarrekening 2010 langdurig onduidelijkheden bevatte (die jaarrekening is uiteindelijk op 24 februari 2014 vastgesteld) en dat de jaarrekeningen over de jaren 2011, 2012, en 2013 nog steeds niet zijn vastgesteld. Met betrekking tot overige aspecten van
corporate governanceverwijst de Ondernemingskamer naar de hierboven aangehaalde passages uit het verslag, waarin onder andere naar voren komt dat Greenchoice in een aantal gevallen de statutaire goedkeuringsregel niet heeft nageleefd. Dat inmiddels maatregelen zijn genomen ter verbetering van de
corporate governance, (zie hierboven onder 2.46), kan er niet aan afdoen dat de
corporate governanceover de periode van het onderzoek tekort schoot. Bovenstaande overwegingen, bezien in onderling verband met de door de onderzoeker geconstateerde gebreken ten aanzien van de financiële verslaglegging, AO/IC en
corporate governance,leiden tot de conclusie dat zich bij Greenchoice wanbeleid heeft voorgedaan. Dit valt het bestuur van Greenchoice (Energie Concurrent en indirect met name [B] en [C]) aan te rekenen.
queryoverweegt de Ondernemingskamer het volgende. Vast staat dat aanvankelijk, ten tijde van het bezoek van de NMa op 10 en 11 maart 2011, de verkeerde
queryaan NMa was gegeven. Uit deze
querykon niet worden afgeleid waarom bepaalde eindafrekeningen waren aangehouden terwijl deze niet binnen de selectie criteria van die
queryvielen. Op het verzoek van NMa om hierover uitleg te geven, heeft [B] op 9 augustus 2011 alsnog de juiste
queryaan de NMa gestuurd en aan de NMa geschreven: “
Gelet op de persoonlijke belangen van de bestuurders en de voorgenomen OM-melding is besloten het onderzoek hiernaar af te ronden en geen vervolgonderzoek in te stellen.” (zie verslag E.6.2.3). Hieruit blijkt onmiskenbaar dat Greenchoice aan de persoonlijke belangen van haar indirecte bestuurders, in het bijzonder [B] en [C] (doorslaggevende) betekenis heeft toegekend bij haar besluit geen nader onderzoek in te stellen naar de interne gang van zaken met betrekking tot de
query. Dit getuigt van ontoelaatbare belangenverstrengeling door [B] en [C]. Het verweer van Energie Concurrent dat [B] niet met opzet de verkeerde
queryzou hebben meegegeven is niet relevant.
hoofdverantwoordelijkenvoor het wanbeleid. Daaraan doet niet af dat dat ook [D] en [E] een bijdrage hebben geleverd aan de als wanbeleid gekwalificeerde gebeurtenissen (zie het verslag hierboven weergegeven onder 4.5 en 4.12).
corporate governancebij Greenchoice niet optimaal is en dat artikel 16 lid 2 van de statuten van Greenchoice het functioneren van de vennootschap bemoeilijkt, mede vanwege de verslechterde verstandhouding tussen Energie Concurrent en Eneco en omdat de belangen van Greenchoice en Eneco niet altijd parallel lopen. In dat verband heeft zij er op gewezen dat Greenchoice genoodzaakt is om concurrentiegevoelige informatie te delen met Eneco als aandeelhouder. Zij heeft aan de Ondernemingskamer verzocht een raad van commissarissen te benoemen aan wie bepaalde bevoegdheden uit artikel 16 van de statuten (zie hierna) worden overgedragen en die tevens, zo verstaat de Ondernemingskamer de opdracht krijgt kandidaat-bestuurders voor te dragen ter benoeming door de algemene vergadering van aandeelhouders. Van Westen heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat Greenchoice gebaat is met een oplossing die zo snel als mogelijk kan bewerkstelligen dat Greenchoice niet langer, althans in veel mindere mate belast wordt met het geschil tussen haar aandeelhouders.
zolderkamerbusinessnaar een onderneming met een omzet van meer dan € 450 miljoen, meer dan 380.000 klanten en een groot aantal deelnemingen, (ii) Greenchoice zich thans in een fase bevindt waarin andere organisatorische structuren nodig zijn en een meer passende adequate governance, (iii) Greenchoice niet door één van haar aandeelhouders maar door een onafhankelijk bestuurder bestuurd dient te worden ten einde een zuivere belangenafweging door het bestuur van Greenchoice te bevorderen, (iv) de verlenging van de aanstelling van Van Westen voor de hand ligt en bijdraagt aan de noodzakelijke stabiliteit, en (v) hij, Van der Schoot, zich voorlopig beschikbaar houdt voor verlenging van zijn aanstelling als beheerder van aandelen. Voorts meent hij dat de door Eneco verzochte voorzieningen geen oplossing bieden op langere termijn omdat Energie Concurrent en Eneco
“niet door één deur kunnen”en artikel 16 lid 2 van de statuten voor veel bestuursbesluiten de goedkeuring vereist van beide aandeelhouders. Volgens hem is Greenchoice in de kern een gezonde onderneming, maar begint de onderneming te lijden onder de conflicten tussen de aandeelhouders, welke conflicten hoe dan ook moeten worden opgelost. Hij ondersteunt het verzoek van Greenchoice tot het treffen, op korte termijn, van voorzieningen met betrekking tot de governance van de onderneming, waaronder het instellen van een raad van commissarissen en de overdracht aan die raad van bevoegdheden die in artikel 16 van de statuten aan de algemene vergadering van aandeelhouders zijn toegekend, een en ander met het oog op het creëren van rust in de onderneming, het wegnemen van
“blocking votes”,waardoor Greenchoice niet langer afhankelijk is van unanimiteit tussen Energie Concurrent en Eneco en het mogelijk maken dat op korte termijn een aantal noodzakelijke strategische beslissingen worden genomen. Naar zijn mening had de onderneming gezien haar omvang al lang onder het structuurregime moeten vallen en moet er een governance model komen dat daar op aansluit.
corporate governanceom bij wijze van voorzieningen, op de voet van artikel 2:356 BW: