ECLI:NL:GHAMS:2014:2609

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
23-003151-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van de Belastingdienst door valse aanvraag Kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van oplichting van de Belastingdienst door het indienen van een valse aanvraag voor Kinderopvangtoeslag. Het hof achtte bewezen dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 mei 2010, samen met een mededader, opzettelijk valse gegevens had verstrekt om onterecht een bedrag van 17.708 euro aan toeslag te verkrijgen. De verdachte was zich ervan bewust dat haar kinderen geen gebruik maakten van kinderopvang, maar heeft desondanks de aanvraag ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededader een nauwe samenwerking hadden bij het plegen van deze oplichting.

De verdachte had eerder een taakstraf van 75 uren opgelegd gekregen, maar het hof besloot in hoger beroep tot een zwaardere straf van 160 uren taakstraf, subsidiair 80 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte op grove wijze misbruik had gemaakt van een regeling die bedoeld is om ouders te ondersteunen bij het werken en het opvangen van hun kinderen. De verdachte had het vertrouwen van de samenleving beschaamd en had de fraude niet uit eigen beweging beëindigd. Het hof rekende dit alles zwaar aan en baseerde de straf op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan.

De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder de artikelen die betrekking hebben op oplichting en witwassen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

parketnummer: 23-003151-12
datum uitspraak: 7 juli 2014
TEGENSPRAAK, gemachtigde raadsman
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2012 in de strafzaak onder parketnummer 81-291787-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 september 2013, 6 januari 2014 en 23 juni 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
primair:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 mei 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (A-005-D-01) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer) dat
[zoon/dochter vd 1] (vanaf 6 januari 2009) kinderopvang geniet bij [kinderopvang 1] (gedurende 230 uur per maand) en/of
[zoon/dochter vd 2] (vanaf 6 januari 2009) kinderopvang geniet bij [kinderopvang 2] (gedurende 135 uur per maand) (A-005-D-01)
waardoor verdachte en/of haar mededader(s) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en) ten bedrage van 17.708 euro, althans enig geldbedrag;
1
subsidiair:
[medeverdachte] (“[medeverdachte]”) en/of een of meer (vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 mei 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechteljk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handeisverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) - ter
verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (A-005 -D -01) bij de Belastingdienst
ingediend, inhoudende (onder meer) dat
[zoon/dochter vd 1] (vanaf 6 januari 2009) kinderopvang geniet bij [kinderopvang 1] (gedurende 230 uur per maand) en/of
[zoon/dochter vd 2] (vanaf 6 januari 2009) kinderopvang geniet bij [kinderopvang 2] (gedurende 135 uur per maand) (A-005-D-01)
waardoor verdachte en/of haar mededader(s) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de persoon
genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag,
waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en) ten bedrage van 17.708 euro, althans enig geldbedrag,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 1januari 2010 te Amsterdam Zuidoost, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft zij, verdachte, aan [medeverdachte] (“[medeverdachte]”) en/of aan
een of meer (vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) (onder meer) verstrekt:
- het bankrekeningnummer van haar dochter en/of haar bankrekeningnummer;
- De NAW-gegevens en BSN van haar kinderen [zoon/dochter vd 1] en/of [zoon/dochter vd 2];
- de gegevens en code van haar DigiD;
- haar, verdachtes, identiteitskaart;
2:
zij in of omstreeks de periode van 22 maart 2010 tot en met 29 juni 2011 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 17.708 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, immers heeft verdachte een of meer schuld(en) (af)betaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof de voorkeur geeft aan een andere bewijsconstructie dan de door de eerste rechter gebezigde en het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft, zo begrijpt het hof, het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het haar ten laste gelegde wegens gebrek aan bewijs en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Een persoon genaamd [betrokkene], dan wel ene [medeverdachte] heeft de verdachte voorgehouden dat zij recht had op Kinderopvangtoeslag. De verdachte heeft, gelet op haar opleidingsniveau en omstandigheden, zorgvuldig gehandeld door in haar omgeving navraag te doen met betrekking tot (haar recht op) (een eventuele uitkering door de Belastingdienst van) de genoemde toeslag. De raadsman is daarom van mening, dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad op oplichting van de Belastingdienst.
De raadsman heeft voorts betoogd, dat de verdachte weliswaar in samenwerking met een persoon genaamd [medeverdachte] bij de Belastingdienst Kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd, maar dat het handelen van de verdachte niet kan worden gekwalificeerd als het medeplegen van oplichting, nu geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met die [medeverdachte].
Nu verdachte geen opzet had op het (medeplegen van) oplichting, heeft zij dientengevolge, zo begrijpt het hof het betoog van de raadsman, evenmin met opzet de verkregen geldbedragen witgewassen.
Bespreking van het verweer
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier is het volgende naar voren gekomen.
De verdachte heeft verklaard dat zij noch in 2008, noch in 2009 werkte. Haar kinderen werden thuis opgevangen. Aangezien zij wilde gaan werken, heeft zij door een ander, genaamd [betrokkene], Kinderopvangtoeslag laten aanvragen (proces-verbaal van verhoor, A-005-V-01). Toen bleek dat zij toch thuis zou blijven en kinderopvang daarom niet meer nodig was, heeft zij geprobeerd de aanvraag ongedaan te laten maken. De verdachte heeft verklaard dat dit niet meer mogelijk was en dat [betrokkene] het door de Belastingdienst uitgekeerde bedrag heeft opgestreken. De aanvraag door [betrokkene] is in deze strafzaak niet tenlastegelegd.
De verdachte heeft vervolgens belangrijke persoonlijke gegevens, waaronder haar bankrekeningnummer, haar BSN nummer, haar DigiD code en de gegevens van haar kinderen, verstrekt aan een persoon genaamd ‘[medeverdachte]’, een haar onbekende vrouw die zei dat ze bij de Belastingdienst werkte. [medeverdachte] zou de verdachte helpen, heeft voor haar een nieuwe DigiD-code aangevraagd en is vervolgens bij haar thuis geweest om de DigiD-code op te halen.
In januari 2010 is bij de Belastingdienst uit naam van de verdachte een digitale aanvraag Kinderopvangtoeslag gedaan (A-005-D-01) met betrekking tot kinderopvang in 2009 voor haar beide kinderen.
De verdachte heeft verklaard dat haar twee kinderen in 2009 geen opvang genoten bij de kinderopvang genaamd [kinderopvang 1] en bij [kinderopvang 2], gedurende het aantal uren zoals opgegeven in de aanvraag. Voorts is in de aanvraag een ander jaarinkomen (uit dienstbetrekking) opgegeven dan verdachte daadwerkelijk ontving aan uitkering. Gezien haar verklaring bij de FIOD, wist de verdachte uit de eerste aanvraag bij [betrokkene] dat Kinderopvangtoeslag bedoeld is voor ouders die werken en die als gevolg daarvan hun kinderen bij een kinderopvang moeten brengen (A-005-V01).
Zij wist daarom dat zij geen recht had op de genoemde toeslag.
Naar aanleiding van de aanvraag van de verdachte heeft de Belastingdienst op de bankrekening van de verdachte een bedrag van in totaal € 17.708,00 gestort. De verdachte heeft verklaard dat zij van dit geldbedrag haar schulden heeft afbetaald.
Naar het oordeel van het hof is voorts voorafgaand en tijdens de aanvraag van de genoemde toeslag sprake geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte], gericht op de planning en de uitvoering van het feit, dat is voldaan aan de voorwaarden voor de strafbare vorm van samenwerking die als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
Onder de geschetste omstandigheden is het hof van oordeel, dat de verdachte met opzet in vereniging de Belastingdienst heeft opgelicht en dat zij vervolgens gebruik heeft gemaakt van het ten onrechte aan haar uitgekeerde geldbedrag, terwijl zij wist dat het van misdrijf afkomstig was.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
primair:
zij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 mei 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam en/of te Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, immers hebben verdachte en haar mededader - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten een valselijk opgemaakte elektronische aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (A-005-D-01) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende, onder meer,
dat [zoon/dochter vd 1] (vanaf 6 januari 2009) kinderopvang geniet bij [kinderopvang 1] (gedurende 230 uur per maand) en [zoon/dochter vd 2] (vanaf 6 januari 2009) kinderopvang geniet bij [kinderopvang 2] (gedurende 135 uur per maand) (A-005-D-01), waardoor verdachte en haar mededader de suggestie hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslag ten bedrage van 17.708 euro;
2:
zij in de periode van 22 maart 2010 tot en met 29 juni 2011 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, een geldbedrag van in totaal 17.708 euro voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, immers heeft verdachte schulden afbetaald.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting;
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 75 uren, te vervangen door een hechtenis van 37 dagen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de Belastingdienst opgelicht, door met opzet een Kinderopvangtoeslag aan te (laten) vragen waarvan zij wist, dat zij er geen recht op had. Het geldbedrag dat zij vervolgens onterecht van de Belastingdienst heeft ontvangen, heeft zij naar eigen inzicht besteed. De verdachte heeft daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van een regeling die de overheid in het leven heeft geroepen om ouders met kinderen in de gelegenheid te stellen te (blijven) werken en hun kinderen buitenshuis te laten opvangen. De Belastingdienst keert de toeslag zo spoedig mogelijk en na een globale controle van de aanvraag uit, zodat ouders met een lager inkomen de hoge kosten voor een kinderdagverblijf op voorhand vergoed krijgen en zo in staat zijn werk te aanvaarden of te behouden.
De verdachte heeft het vertrouwen dat in haar mag worden gesteld door haar handelen beschaamd en daarmee de samenleving ernstig benadeeld. Voorts heeft zij de fraude niet uit zichzelf beëindigd. Het hof rekent haar dit alles aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 juni 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld, echter niet voor aan fraude gerelateerde zaken.
Het hof heeft met betrekking tot de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) en bij de straffen die door dit hof in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Als uitgangspunt wordt daarom genomen, gelet op het benadelingsbedrag, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden, dan wel een taakstraf van overeenkomstige duur.
Het hof ziet in de hierboven geschetste omstandigheden en de aard en de ernst van de bewezen verklaarde misdrijven, aanleiding de verdachte een hogere taakstraf op te leggen dan haar door de politierechter is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P. Greve en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juli 2014.
Mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.