ECLI:NL:GHAMS:2014:2608

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2014
Publicatiedatum
7 juli 2014
Zaaknummer
23-000687-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van de Belastingdienst door valse aanvraag Kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van oplichting van de Belastingdienst door het indienen van een valse aanvraag voor Kinderopvangtoeslag. Het hof achtte bewezen dat de verdachte, in de periode van 14 maart 2010 tot en met 17 mei 2010, samen met een mededader, opzettelijk valse gegevens heeft verstrekt om onterecht een bedrag van 14.432 euro aan toeslag te verkrijgen. De verdachte wist dat haar kind geen gebruik maakte van kinderopvang, maar heeft desondanks de aanvraag ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte haar persoonlijke gegevens, waaronder haar DigiD-code, heeft verstrekt aan een onbekende vrouw, die de aanvraag voor haar heeft ingediend. Dit handelen heeft geleid tot de onterechte uitbetaling van de toeslag door de Belastingdienst.

Het hof heeft de verweren van de raadsman verworpen, die stelde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Het hof oordeelde dat de verdachte, door haar gegevens aan een onbekende te verstrekken en geen navraag te doen bij de Belastingdienst, bewust de kans heeft aanvaard dat de Belastingdienst zou overgaan tot uitbetaling op basis van onjuiste informatie. De verdachte werd schuldig bevonden aan medeplegen van oplichting en witwassen van de verkregen gelden.

De politierechter had eerder een taakstraf van 75 uren opgelegd, maar het hof verhoogde deze naar 160 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof weegt hierbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan mee, evenals het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict. Het hof concludeert dat de verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt van een overheidsregeling en dat haar handelen de samenleving ernstig heeft benadeeld. De uitspraak van het hof is een bevestiging van de strafbaarheid van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-000687-13
datum uitspraak: 7 juli 2014
TEGENSPRAAK, gemachtigde raadsman
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 81-185139-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 4 december 2013, 18 december 2013 en 23 juni 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
primair:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2010 tot en met 17 mei 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (A-32-D-01) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer) dat [betrokkene] (vanaf 2 januari 2009) kinderopvang geniet bij Villa Topido (gedurende 140 uur per maand) waardoor verdachte en/of haar mededader(s) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en) ten bedrage van 14.432 euro, althans enig geldbedrag;
subsidiair:
‘[medeverdachte 1]” en/of een of meer (vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op een of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2010 tot en met 17 mei 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen en/of alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met
geldswaarde in het handeisverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (A-32-D-O 1) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer) dat [betrokkene] (vanaf 2 januari 2009) kinderopvang geniet bij Villa Topido (gedurende 140 uur per maand)
waardoor verdachte en/of haar mededader(s) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en) ten bedrage van 14.432 euro, althans enig geldbedrag,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 maart 2010 te Amsterdam Zuidoost, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft zij, verdachte, aan ‘[medeverdachte 1]” en/of aan een of meer
(vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) (onder meer) verstrekt:
- haar bankrekeningnummer;
- De NAW-gegevens en BSN van haar, verdachte, en/of [betrokkene];
- de gegevens en code van haar DigiD;
2:
zij in of omstreeks de periode van 17 maart 2010 tot en met 15 december 2011 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 14.432 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, immers heeft verdachte een bedrag van 4.500 euro, in elk geval enig geldbdrag, betaald aan een vrouw genaamd “[medeverdachte 1]” en/of een Nintendo DS, schoenen en kleding gekocht en/of een bedrag van 7.000 euro in bewaring gegeven aan [medeverdachte 2] en/of een (vakantie)reis naar de Dominicaanse Republiek betaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewijsconstructie en tot een andere beslissing ten aanzien van de straf komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het haar ten laste gelegde wegens gebrek aan bewijs en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Een persoon genaamd [medeverdachte 1] heeft de verdachte voorgehouden dat zij recht had op Kinderopvangtoeslag. De verdachte heeft, gelet op haar opleidingsniveau en omstandigheden, zorgvuldig gehandeld door in haar omgeving navraag te doen met betrekking tot (haar recht op) (een eventuele uitkering door de belastingdienst van) de genoemde toeslag. De raadsman is daarom van mening, dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het opzet heeft gehad op oplichting van de Belastingdienst.
Nu verdachte geen opzet had op het (medeplegen van) oplichting, heeft zij dientengevolge evenmin met opzet de verkregen geldbedragen witgewassen.
Bespreking van het verweer
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier is het volgende naar voren gekomen.
De verdachte heeft belangrijke persoonlijke gegevens, waaronder haar bankrekeningnummer, haar BSN nummer, haar DigiD-code en de gegevens van haar kind, verstrekt aan een persoon genaamd [medeverdachte 1], een haar onbekende vrouw die zij op straat tegenkwam. De verdachte heeft deze vrouw tevens toegezegd dat zij haar zou betalen na ontvangst van de Kinderopvangtoeslag die [medeverdachte 1] digitaal voor haar zou aanvragen bij de Belastingdienst (proces-verbaal van verhoor, A-32-V-01 en verklaring ter zitting van de politierechter van 8 februari 2013).
De verdachte heeft verklaard dat haar kind in 2009 en 2010 geen opvang genoot bij de kinderopvang genaamd Villa Topido, gedurende het aantal uren zoals opgegeven in de aanvraag. Voorts is in de aanvraag een ander jaarinkomen opgegeven dan verdachte daadwerkelijk verdiende.
Naar aanleiding van de aanvraag van de verdachte heeft de Belastingdienst op de bankrekening van de verdachte een bedrag van in totaal € 14.432,00 gestort. De verdachte heeft verklaard dat zij van dit geldbedrag € 4.500,00 aan [medeverdachte 1] heeft gegeven, verschillende goederen heeft gekocht, een vakantie heeft betaald en € 7.000,00 in bewaring heeft gegeven aan een derde.
Het hof is van oordeel dat de verdachte, door zonder meer haar relevante persoonlijke gegevens waaronder haar DigiD-code aan een onbekende te verstrekken en deze onbekende tegen betaling van een bedrag – waarvan de hoogte volgens de verdediging niet van tevoren tussen de verdachte en deze op straat tegengekomen onbekende was afgesproken – een toeslag voor haar te laten aanvragen, zonder navraag te doen bij de Belastingdienst (de aangewezen informatiebron in dit geval), bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat in haar naam en op grond van onjuiste gegevens de Belastingdienst zou overgaan tot uitbetaling van de aangevraagde Kinderopvangtoeslag. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel, dat de verdachte minst genomen met voorwaardelijk opzet de Belastingdienst heeft opgelicht.
De raadsman heeft nog betoogd dat het handelen van de verdachte niet kan worden gekwalificeerd als het medeplegen van oplichting, vanwege het geringe aandeel van de verdachte bij de aanvraag. Het hof verwerpt het verweer.
Naar het oordeel van het hof is voorafgaand, tijdens en na afloop van de aanvraag van de genoemde toeslag sprake geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon genaamd [medeverdachte 1], gericht op de planning en de uitvoering van het feit en de verdeling van het uitgekeerde geldbedrag, dat is voldaan aan de voorwaarden voor de strafbare vorm van samenwerking die als medeplegen kan worden gekwalificeerd. Verdachte heeft door het beschikbaar stellen van haar gegevens en haar DigiD-code een essentiële rol gespeeld bij de oplichting van de Belastingdienst. Zij heeft verder het geld van haar bankrekening gehaald en met haar mededader gedeeld. Daarbij heeft de verdachte het grootste deel van de buit ontvangen.
Voor zover de raadsman nog heeft bedoeld te bepleiten dat vrijspraak zou moeten volgen omdat het dossier niet volledig is en de verdediging daarom niet heeft kunnen doen wat de verdediging moet doen, namelijk het toetsen van de inhoud van het dossier, wordt dit verweer verworpen. Het dossier bevat voldoende informatie om de schuld of de onschuld van de verdachte ten aanzien van het haar ten laste gelegde op verantwoorde wijze te kunnen beoordelen, en overigens kan op grond daarvan het ten laste gelegde worden bewezen als hierna weergegeven, zodat er voor vrijspraak geen aanleiding is.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
primair:
zij in de periode van 14 maart 2010 tot en met 17 mei 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam en/of te Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
immers hebben verdachte en haar mededader - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag –
een document, te weten een valselijk opgemaakte elektronische aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (A-32-D-01) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende onder meer dat [betrokkene] (vanaf 2 januari 2009) kinderopvang geniet bij Villa Topido (gedurende 140 uur per maand), waardoor verdachte en haar mededader de suggestie hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslag ten bedrage van 14.432 euro;
2:
zij in de periode van 17 maart 2010 tot en met 15 december 2011 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, een geldbedrag van in totaal 14.432 euro voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp -onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, immers heeft verdachte een bedrag van 4.500 euro betaald aan een vrouw genaamd [medeverdachte 1] en een Nintendo DS, schoenen en kleding gekocht en een bedrag van 7.000 euro in bewaring gegeven aan [medeverdachte 2] en een vakantiereis naar de Dominicaanse Republiek betaald.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting;
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 75 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht met betrekking tot de straf aan te sluiten bij de strafmaat die door de rechtbank in enigszins soortgelijke zaken is gehanteerd, namelijk een lagere taakstraf dan in dit geval door de rechtbank is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de Belastingdienst opgelicht, door met opzet een Kinderopvangtoeslag aan te (laten) vragen waarvan zij wist, dat zij er geen recht op had. Het geldbedrag dat zij vervolgens onterecht van de Belastingdienst heeft ontvangen, heeft zij naar eigen inzicht besteed. De verdachte heeft daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van een regeling die de overheid in het leven heeft geroepen om ouders met kinderen in de gelegenheid te stellen te (blijven) werken en hun kinderen buitenshuis te laten opvangen. De Belastingdienst keert de toeslag zo spoedig mogelijk en na een globale controle van de aanvraag uit, zodat ouders met een lager inkomen de hoge kosten voor een kinderdagverblijf op voorhand vergoed krijgen en zo in staat zijn werk te aanvaarden of te behouden.
De verdachte heeft het vertrouwen dat in haar mag worden gesteld door haar handelen beschaamd en daarmee de samenleving ernstig benadeeld. Voorts heeft zij de fraude niet uit zichzelf beëindigd. Het hof rekent haar dit alles aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 juni 2014 is zij eerder ter zake van een aan fraude met gemeenschapsgeld gerelateerd delict onherroepelijk veroordeeld. Deze omstandigheid heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw op strafbare wijze misbruik te maken van het vertrouwen dat in haar gesteld werd.
Het hof heeft met betrekking tot de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) en bij de straffen die door dit hof in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Als uitgangspunt wordt daarom genomen, gelet op het benadelingsbedrag, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden, dan wel een taakstraf van overeenkomstige duur.
Het hof ziet in de hierboven geschetste omstandigheden en de aard en de ernst van de beide bewezen verklaarde misdrijven aanleiding de verdachte een hogere taakstraf op te leggen dan de politierechter heeft gedaan en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P. Greve en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juli 2014.
Mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.