In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over naheffingsaanslagen loonbelasting en vergrijpboetes. De belanghebbende, [X], had een auto ter beschikking gesteld gekregen van zijn werkgever en had een verklaring aangevraagd voor geen privégebruik van de auto. De inspecteur van de Belastingdienst legde naheffingsaanslagen op voor de jaren 2008 en 2009, omdat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat hij de auto voor minder dan 500 kilometer per jaar privé had gebruikt. De rechtbank had eerder de vergrijpboetes vernietigd, maar het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet in zijn zware bewijslast was geslaagd. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd en dat er sprake was van (voorwaardelijk) opzet, waardoor de vergrijpboetes herleefden. De inspecteur had zich subsidiair op grove schuld beroepen, maar het Hof oordeelde dat de boetes op 50% moesten worden gesteld wegens opzet. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de beroepen van de belanghebbende werden ongegrond verklaard.