ECLI:NL:HR:2013:BZ4198
Hoge Raad
- Cassatie
- M.W.C. Feteris
- C. Schaap
- P.M.F. van Loon
- R.J. Koopman
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Vernietiging naheffingsaanslag loonbelasting door de Hoge Raad met verwijzing naar Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (LB/PVV) die aan belanghebbende was opgelegd over het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 12 mei 2009. Na bezwaar tegen de aanslag handhaafde de Inspecteur de naheffingsaanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te Arnhem. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de naheffingsaanslag werd vernietigd.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de Inspecteur niet bevoegd was om de naheffingsaanslag op te leggen. De Hoge Raad concludeerde dat de Inspecteur, op basis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, wel degelijk bevoegd was om de aanslag op te leggen. De landelijke bevoegdheid van inspecteurs werd bevestigd, en het Hof's oordeel dat slechts één inspecteur bevoegd kan zijn, werd verworpen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, maar het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de proceskosten aan belanghebbende moet worden toegekend. Dit arrest benadrukt de landelijke bevoegdheid van inspecteurs en de noodzaak voor een juiste interpretatie van de AWR en de Uitvoeringsregeling.