ECLI:NL:GHAMS:2014:2459

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
27 juni 2014
Zaaknummer
13/00192 13/00193 13/00716 en 13/00717
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compromis in hoger beroep inzake voorlopige en definitieve aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2014, zijn de hogere beroepen van K. Herawi tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland aan de orde. De rechtbank had eerder de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2007 en 2008 gehandhaafd. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. I.R.J. Thijssen van Jaeger Advocaten Belastingkundigen, heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar de belanghebbende ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 4 juni 2014 hebben partijen een compromis bereikt. Het geschil betrof de vraag of de (voorlopige) aanslagen correct waren berekend. Het Hof heeft de belastbare inkomens uit werk en woning vastgesteld op € 29.804 voor de voorlopige aanslag IB/PVV 2007 en € 49.833 voor de voorlopige aanslag IB/PVV 2008. Voor de definitieve aanslagen zijn de bedragen vastgesteld op € 24.164 voor 2007 en € 40.833 voor 2008.

Het Hof heeft de uitspraken van de rechtbank vernietigd en de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 2.556,75 bedragen voor de voorlopige aanslagen en € 2.799,75 voor de definitieve aanslagen. Tevens is de inspecteur gelast het griffierecht van € 118 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot cassatie binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 13/00192, 13/00193, 13/00716 en 13/00717
26 juni 2014
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op de hogere beroepen van
K. Herawite[Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. I.R.J. Thijssen (Jaeger Advocaten Belastingkundigen) te Amsterdam
tegen de uitspraken in de zaken met kenmerk AWB 12/2147 en AWB 12/3651, respectievelijk AWB 13/423 en AWB 13/425 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Holland-Noord / kantoor Zaandam,de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Met dagtekening 16 april 2010 zijn aan belanghebbende voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2007 en 2008 opgelegd, respectievelijk berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.842 en € 84.790. Op het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken gedagtekend 22 september 2010 de voorlopige aanslagen gehandhaafd. Bij uitspraak van 17 oktober 2013 met kenmerken AWB 13/423 (IB/PVV 2007) en AWB 13/425 (IB/PVV 2008) heeft de rechtbank het beroep tegen die uitspraken ongegrond verklaard.
1.2.
Met dagtekening 30 december 2010 is aan belanghebbende de aanslag IB/PVV voor het jaar 2007 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.842. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 20 januari 2011 de aanslag verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.920. Bij uitspraak van 15 februari 2013 met kenmerk AWB 12/2147 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de aanslag verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.491.
1.3.
Met dagtekening 31 maart 2011 is aan belanghebbende de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.939. Op het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 18 juli 2012 de aanslag gehandhaafd. Bij uitspraak van 15 februari 2013 met kenmerk AWB 12/3651 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Van belanghebbende is op 2 april 2013 een hogerberoepschrift tegen de in 1.2 en 1.3 vermelde (in één geschrift vervatte) uitspraken van de rechtbank ontvangen, aangevuld bij brief van 26 april 2013. Het hoger beroep is bij het Hof ingeschreven onder kenmerk 13/00192 (aanslag IB/PVV 2007) en 13/00193 (aanslag IB/PVV 2008). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Van belanghebbende is op 20 november 2013 een hogerberoepschrift tegen de in 1.1 vermelde uitspraak van de rechtbank ontvangen. Het hoger beroep is bij het Hof ingeschreven onder kenmerk 13/00716 (voorlopige aanslag IB/PVV 2007) en 13/00717 (voorlopige aanslag IB/PVV 2008). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De in 1.4 en 1.5 vermelde zaken zijn gelijktijdig behandeld ter zitting van 4 juni 2014. Van het onderzoek ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Geschil

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de (voorlopige) aanslagen zijn berekend naar juiste bedragen.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
Het geschil tussen partijen is beëindigd door een compromis. In het proces-verbaal van de zitting is daaromtrent het volgende vastgelegd:
3.2.
Uitgaande van de tussen partijen overeengekomen winstcorrecties dienen de belastbare inkomens uit werk en woning als volgt worden vastgesteld:
Voorlopige aanslag IB/PVV 2007 € 29.804
Aanslag IB/PVV 2007 24.164
Voorlopige aanslag IB/PVV 2008 49.833
Aanslag IB/PVV 2008 40.833
Deze belastbare inkomens uit werk en woning zijn als volgt berekend:
2007
voorl.
def.
Aangegeven winst uit onderneming
598
598
Correctie van de winst
15
10
Gecorrigeerde winst uit onderneming
15.598
10.598
af:
zelfstandigenaftrek (art. 3.76, 2)
7.761
9.028
startersaftrek (art. 3.76, 3)
2.019
2.019
Winst onderneming na ondernemingsaftrek
5.818
-449
af:
MKB-winstvrijstelling (art 3.79a)
582
-45
Belastbare winst uit onderneming
5.236
-404
Bij
Loon uit dienstbetrekking
24.568
24.568
Belastbaar inkomen uit werk en woning
29.804
24.164
2008
voorl.
def.
Aangegeven winst uit onderneming
5.92
5.92
Correctie van de winst
30
20
Gecorrigeerde winst uit onderneming
35.92
25.92
af:
zelfstandigenaftrek (art. 3.76, 2)
6.968
6.968
startersaftrek (art. 3.76, 3)
2.035
2.035
Winst onderneming na ondernemingsaftrek
26.917
16.917
af:
MKB-winstvrijstelling (art 3.79a)
2.692
1.692
Belastbare winst uit onderneming
24.225
15.225
Bij
Loon uit dienstbetrekking
25.608
25.608
Belastbaar inkomen uit werk en woning
49.833
40.833
3.4.
De slotsom is dat de hogere beroepen gegrond zijn. Het Hof zal de uitspraken van de rechtbank vernietigen en, doende wat de rechtbank had behoren te doen, beslissen als hierna in onderdeel 5 opgenomen.

4.Kosten

4.1.
Uit hetgeen in onderdeel 3 is overwogen, vloeit voort dat de beroepen en de hogere beroepen gegrond zijn, zodat termen aanwezig zijn de inspecteur op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende in eerste aanleg en in hoger beroep, voor zover niet reeds eerder (een) kostenveroordeling(en) is (zijn) toegekend.
4.2.
Het Hof stelt daarbij, gelet op de data waarop de (hoger)beroepschriften zijn ingekomen, en de al dan niet gezamenlijke behandeling van de zaken, voorop dat in eerste aanleg sprake is van twee samenhangende zaken (de procedure over de twee voorlopige aanslagen) en twee afzonderlijk in aanmerking te nemen zaken (de procedures over de twee definitieve aanslagen, waarbij de beroepschriften op verschillende, niet dicht bij elkaar gelegen, tijdstippen zijn ingediend doch vanaf zeker moment beide zaken gelijktijdig zijn behandeld), terwijl in hoger beroep sprake is van twee maal twee samenhangende zaken (de procedure over de twee voorlopige aanslagen, respectievelijk de procedure over de twee definitieve aanslagen).
4.3.
Voor vergoeding komen in aanmerking de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn niet gesteld of gebleken.
4.3.1.
In de procedure over de voorlopige aanslagen gaat het om de volgende nog te vergoeden proceshandelingen:
-Indiening schriftelijke reactie van 1 maart 2013 bij rechtbank (0,5 punt)
-Bijwonen zitting van de rechtbank op 24 september 2013 (1 punt)
-Indiening hogerberoepschrift (1 punt)
-Bijwonen zitting van het Hof (1 punt)
De vergoeding komt daarmee uit op 3,5 (proceshandelingen) x 1,5 (zwaarte van de zaak) x € 487 (waarde per punt) = € 2.556,75
Voor zover het verzoek om proceskostenvergoeding betrekking heeft op de bezwaarfase, kan het niet worden gehonoreerd, omdat niet blijkt dat tijdig, dat wil zeggen vóór de uitspraak op bezwaar, een verzoek om vergoeding van de kosten van het bezwaar is gedaan.
4.3.2.
In de procedure over de definitieve aanslagen gaat het – naast de reeds door de rechtbank voor vergoeding in aanmerking genomen proceshandelingen – om de volgende proceshandelingen:
-Indiening beroepschrift inzake de aanslag voor het jaar 2008 (1 punt)
-Indiening schriftelijke reactie van 29 november 2012 bij de rechtbank (0,5 punt)
-Indiening hogerberoepschrift (1 punt)
-Bijwonen zitting van het Hof (1 punt)
De vergoeding komt daarmee uit op 3,5 (proceshandelingen) x 1,5 (zwaarte van de zaak) x € 487 (waarde per punt) = € 2.556,75.
Daarnaast komt voor vergoeding in aanmerking de door de rechtbank niet toegekende (doch wel tijdig verzochte) vergoeding van de kosten in het bezwaar tegen de aanslag voor het jaar 2008: 1 proceshandeling (indienen bezwaar) x € 243 x 1 (wegingsfactor) = € 243.

5.Beslissing

In het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank inzake de voorlopige aanslagen:
Het Hof:
-vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
-vernietigt de uitspraken op bezwaar;
-vermindert de voorlopige aanslag voor het jaar 2007 tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.804;
-vermindert de voorlopige aanslag voor het jaar 2008 tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.833;
-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.556,75; en
-gelast de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht in hoger beroep ad €118 te vergoeden.
In het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank inzake de aanslagen:
Het Hof:
-vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen inzake de proceskostenvergoeding en het griffierecht;
-vernietigt de uitspraken op bezwaar;
-vermindert de aanslag voor het jaar 2007 tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.164;
-vermindert de aanslag voor het jaar 2008 tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.833;
-veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.799,75; en
-gelast de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht in hoger beroep ad € 118 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. J. den Boer, voorzitter, E.A.G. van der Ouderaa en H.E. Kostense, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 26 juni 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.