Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de advocatenmaatschapMAATSCHAP CASTELIJNS KAANDORP HOEKSTRA,
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven I en IIvoert [appellant] aan dat zijn feitelijk leidinggevende [X] zeer regelmatig toestond dat hij een aan Klaver toebehorende (bedrijfs)auto meekreeg voor privédoeleinden. Daarbij was het uitgangspunt dat de auto vrij beschikbaar moest zijn voor de periode dat [appellant] deze wilde gebruiken. [X] verleende toestemming buiten medeweten van [Y], de leidinggevende van Klaver. [appellant] meent dat hij onder deze omstandigheden niet onrechtmatig heeft gehandeld door de Jaguar mee te nemen. Het gebruik van de auto zou geen probleem zijn als hij deze maar tijdig en ongeschonden zou terugbrengen.
grief IVbestrijdt [appellant] dit oordeel.
grieven IV en Vberoepen op de ‘redelijkheid en billijkheid’ van artikel 6:2 BW en op eigen schuld van Klaver aan de ontstane schade. Het was bij Klaver, kort gezegd, staande praktijk om privé te beschikken over bedrijfsauto’s. Verder beschikte [appellant] over de sleutels van het bedrijf, de alarmcodes en de contactsleutels.