ECLI:NL:GHAMS:2014:2089

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
200.044.688-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot tegenbewijs door getuigen in civiele procedure

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 24 december 2013, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep. De zaak betreft een civiele procedure waarin de vennootschap onder firma [geïntimeerde] wordt beschuldigd van betrokkenheid bij de heling van gestolen runderslachtafval van de besloten vennootschap AMECO V.O.F. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de gebroeders [geïntimeerde] op de hoogte waren van de diefstal en dat zij het gestolen goed hebben doorverkocht aan derden. Het hof heeft [geïntimeerde] de gelegenheid geboden om tegenbewijs te leveren tegen dit bewijsvermoeden door middel van getuigenbewijs en/of het nemen van een akte.

In het vervolg van de procedure heeft [geïntimeerde] slechts één bewijsstuk overgelegd, een lijst van de Voedsel en Warenautoriteit met goedkeuringsnummers van verschillende slachthuizen, en heeft zij het hof verzocht om het oordeel te heroverwegen. Het hof heeft echter geen aanleiding gezien om terug te komen op zijn eerdere oordeel en heeft [geïntimeerde] opnieuw in de gelegenheid gesteld om getuigen te horen ter ondersteuning van haar tegenbewijs. De advocaat van [geïntimeerde] moet uiterlijk op 24 juni 2014 de benodigde informatie aan het hof verstrekken voor het getuigenverhoor, dat zal plaatsvinden voor mr. R.H. de Bock, die als raadsheer-commissaris is benoemd. Het hof heeft verder besloten om elke nadere beslissing aan te houden totdat het tegenbewijs is geleverd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummers : 200.044.688/01 en 200.069.083/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 382741/ HA ZA 07-2939
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 mei 2014
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABATTOIR AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de vennootschap onder firma
AMECO V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VCB AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante sub 4] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat:
mr. C.I.M. Molenaarte Amsterdam.
tegen:
de vennootschap onder firma
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat:
mr. I.N. Maaskantte Hoofddorp.

1.Het verdere procesverloop

Partijen worden hierna wederom Abattoir c.s., respectievelijk Ameco, VCB en [appellante sub 4] , en [geïntimeerde] genoemd.
In het tussenarrest van 24 december 2013 heeft het hof [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen het in het arrest neergelegde bewijsvermoeden, zulks door middel van getuigenbewijs en/of door het nemen van een akte.
Hierna heeft [geïntimeerde] een akte genomen.
Abattoir c.s. hebben een antwoordakte genomen.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest van 24 december 2013 heeft het hof geoordeeld dat op grond van het voorhanden zijnde bewijsmateriaal en hetgeen daarover door partijen in de procedure naar voren is gebracht, voorshands bewezen is dat beide gebroeders [geïntimeerde] betrokken zijn geweest bij de heling van de door [A] van Ameco gestolen kratten runderslachtafval, in die zin dat zij niet alleen op de hoogte waren van de diefstal van [A] van dit runderslachtafval van Ameco, maar dat zij ook runderslachtafval hebben doorverkocht aan derden.
Voorts heeft het hof [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen dit bewijsvermoeden.
2.2
Het hof constateert dat [geïntimeerde] bij de door haar genomen akte in het kader van het door haar te leveren tegenbewijs slechts één bewijsstuk heeft bijgebracht, te weten een lijst van de Voedsel en Warenautoriteit met “approval numbers” van verschillende slachthuizen. Daarnaast heeft zij gesteld dat zij het oordeel van het hof onbegrijpelijk vindt.
Het hof ziet in een en ander geen aanleiding thans, in afwachting van verdere bewijslevering door [geïntimeerde] , terug te komen op dit oordeel. Het genoemde bewijsstuk zal bij het door het hof te geven bewijsoordeel worden betrokken.
2.3
Voorts heeft [geïntimeerde] gesteld dat zij tegenbewijs wil leveren door middel van getuigenbewijs. Het hof zal [geïntimeerde] daartoe (opnieuw) in de gelegenheid stellen. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat Abattoir c.s. daarna de gelegenheid heeft in contra-enquête getuigen voor te brengen.
2.4
Het hof zal iedere nadere beslissing aanhouden.

3.Beslissing

Het hof:
stelt [geïntimeerde] in de gelegenheid tot het leveren van tegenbewijs tegen het in r.o. 2.1 geformuleerde bewijsvermoeden door middel van het horen van getuigen;
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerde] daartoe uiterlijk op 24 juni 2014 schriftelijk aan het enquêtebureau van het hof, onder opgave van de te horen getuige(n), de verhinderdata van alle partijen, raadslieden en getuigen opgeeft in de maanden juli, augustus, september en oktober 2014;
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. R.H. de Bock, daartoe als raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam, op een nader te bepalen datum;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.C. Toorman en M.E. van Rossum en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2014.