ECLI:NL:GHAMS:2014:2035

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
3 juni 2014
Zaaknummer
23-005416-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betrokkenheid bij hennepplantage en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was betrokken bij het opzetten van een hennepplantage in een gehuurde woning te Bussum en had daarnaast elektriciteit gestolen. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van hennepplanten en het wederrechtelijk afnemen van elektrische energie. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 april 2014 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en haar raadsman, mr. G.J. Boven, gehoord. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat zij niet op de hoogte was van de illegale activiteiten in de woning. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de hennepkwekerij en dat er sprake was van medeplegen. De verdachte had de woning gehuurd met de intentie om een hennepplantage op te zetten en had de verantwoordelijkheid voor de kwekerij, ondanks dat zij niet zelf de planten had verzorgd. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en aan diefstal van elektriciteit. De straf die door de politierechter was opgelegd, een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een taakstraf van 80 uren, werd door het hof bevestigd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak benadrukt de risico's en maatschappelijke gevolgen van het opzetten van hennepkwekerijen en het illegaal aftappen van elektriciteit.

Uitspraak

Parketnummer: 23-005416-12
Datum uitspraak: 18 april 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 december 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-855033-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman mr. G.J. Boven, advocaat te Leusden, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
primair:
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 12 juli 2011 te Bussum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 159, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 12 juli 2011 te Bussum met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 2] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 159, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 12 juli 2011 te Bussum, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2:
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 12 juli 2011 te Bussum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (tot een totaal van 7043 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of haar mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
primair:
zij in de periode van 1 april 2011 tot en met 12 juli 2011 te Bussum tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 2]) hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2:
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 12 juli 2011 te Bussum tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (tot een totaal van 7043 kWh), toebehorende aan Liander N.V.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het medeplegen

De raadsman heeft bepleit dat het medeplegen van de ten laste gelegde feiten niet kan worden bewezen. De raadsman heeft hiertoe betoogd dat de aanleg van de hennepkwekerij heeft plaatsgevonden terwijl de verdachte niet in het pand aanwezig was en dat haar alleen is gevraagd om het pand af en toe te bezoeken om ervoor te zorgen dat het er bewoond uitzag. De verdachte zou bovendien niet hebben geweten dat de elektriciteit niet via de elektriciteitsmeter werd afgenomen, waardoor de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via deze meter werd geregistreerd.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens haar verklaring afgelegd bij de politie heeft de verdachte de woning aan de [adres 2] te Bussum gehuurd met de bedoeling om er te gaan wonen en er een hennepplantage in te richten teneinde hennep te telen. Hoewel de verdachte zelf de feitelijke opbouw van de kwekerij niet voor haar rekening heeft genomen maar dit heeft laten doen door een jongen van wie zij de naam niet wil noemen, heeft de verdachte naar eigen zeggen wel het initiatief hiertoe genomen. Het hof acht de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat haar bij de politie afgelegde verklaring onjuist is, dat zij zich bedreigd voelde door de persoon die de plantage heeft opgebouwd en onder druk daarvan bij de politie heeft verklaard zoals zij dat heeft gedaan, niet geloofwaardig . De verdachte heeft dit eerst in hoger beroep verklaard, zonder nadere uitleg waarom zij niet eerder over deze gepretendeerde druk heeft gesproken. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij zich de naam van de persoon door wie zij zich bedreigd voelde niet meer kan herinneren. Het hof acht het zeer onwaarschijnlijk dat iemand bij wie een zodanige vrees voor iemand heeft bestaan dat zij een zichzelf zeer belastende verklaring aflegt, zich vervolgens de naam van deze persoon niet meer kan herinneren terwijl er nog geen drie jaren zijn verstreken sinds het bewezen verklaarde. Het hof gaat wat betreft de betrokkenheid van de verdachte bij het bewezenverklaarde feit derhalve uit van de verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie.
Tegenover de politie heeft de verdachte verklaard dat zij het initiatief heeft genomen tot het opzetten van de kwekerij en dat zij daarna iemand in de kroeg tegenkwam die haar heeft geholpen met de opbouw hiervan. Deze persoon heeft volgens de verdachte de spullen voor de opbouw van de kwekerij geregeld. Voorts heeft zij verklaard dat de kwekerij eind maart 2011 draaide en dat zij tot halverwege juni 2011 in de betreffende woning aan de [adres 2] heeft gewoond en de planten verzorgde. Ook nadat de verdachte de woning niet meer -volgens haar zeggen- als feitelijk verblijfadres gebruikte bezocht zij – zo blijkt uit haar verklaring – de woning om de brievenbus te legen en de gordijnen open en dicht te doen, zodat de woning er bewoond uit bleef zien . Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een zo nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en die andere persoon dat sprake is van medeplegen ten aanzien van het telen van hennep.
In aanmerking genomen voorts dat de verdachte in haar woning en op haar initiatief een hennepkwekerij heeft laten aanleggen en dat zij als huurder en feitelijk bewoonster van de woning iemand toegang moet hebben gegeven tot de elektriciteitsinstallatie van de woning om de elektriciteit buiten de meter om te kunnen aftappen, concludeert het hof dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op dat aftappen van de elektriciteit en zich, gezien het vorenstaande, schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit.]

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken en een taakstraf van 80 uren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in samenwerking met een ander in een door haar gehuurde woning een hennepkwekerij bestaande uit 159 hennepplanten opgezet. Door het opzetten en houden van illegale hennepkwekerijen kunnen eenvoudig brandgevaarlijke situaties ontstaan. De verdachte is uit louter winstbejag voorbijgegaan aan de gevaren die het houden van de hennepplantage aldus met zich meebracht voor de personen en goederen in de nabijheid van de door haar gehuurde woning. Bovendien heeft de verdachte er hierdoor blijk van gegeven geen rekening te houden met de mogelijke stank- en andersoortige overlast, die veelal wordt ervaren in de omgeving van woningen waarin een hennepkwekerij wordt gehouden. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en gaat zij niet zelden gepaard met vormen van zware criminaliteit.
Daarnaast overweegt het hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat het illegaal aftappen van elektrische stroom, naast de omstandigheid dat het daarbij om diefstal gaat, vaak leidt tot gevaarlijke situaties als kortsluiting en brand.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat zij blijkens een haar betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 maart 2014 niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Bij de hoogte van de op te leggen straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS). Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Teneinde de verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst aan het plegen van soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken, zal het hof daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. J.L. Bruinsma en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2014.