In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van het medeplegen van het wegvoeren en wegmaken van een lijk, met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhullen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 30 april 2010, waarbij een incompleet lichaam en benen van het slachtoffer, dat als vermist was opgegeven, in een sloot werden aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met haar ex-partner, de medeverdachte, het lichaam van het slachtoffer heeft vervoerd en gedumpt in het Robbenoordbos in de gemeente Wieringermeer. De medeverdachte had het slachtoffer eerder die dag om het leven gebracht. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte in overweging genomen, evenals het bewijs dat door het Team Grootschalige Opsporing was verzameld. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld en een gevangenisstraf geëist. Het hof heeft de strafmaat heroverwogen en uiteindelijk besloten om de verdachte een taakstraf van 240 uren op te leggen, met een vervangende hechtenis van 120 dagen bij niet-naleving. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange duur van de procedure.