ECLI:NL:GHAMS:2014:1898

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2014
Publicatiedatum
26 mei 2014
Zaaknummer
23-005360-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en opzetheling door verdachte in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging en opzetheling. De tenlastelegging omvatte geweldpleging op 17 december 2011 te Amsterdam tegen meerdere slachtoffers, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd. Dit geweld bestond uit duwen, tackelen, schoppen, en slaan. Daarnaast was de verdachte beschuldigd van het verwerven van een gestolen muts op 2 februari 2012, waarbij hij wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.

Tijdens de zittingen op 4 maart en 29 april 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de muts had gestolen, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof heeft wel de openlijke geweldpleging bewezen verklaard. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan geweld tegen meerdere jongens, wat een ernstige inbreuk op de openbare orde en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers met zich meebracht.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Ondanks de ernstige aard van de openlijke geweldpleging, heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en de lange duur van de procedure. Het hof heeft de verdachte strafbaar verklaard voor de bewezen feiten, maar heeft geen straf opgelegd, waarmee het hof opnieuw recht heeft gedaan in deze zaak.

Uitspraak

Parketnummer: 23-005360-13
Datum uitspraak: 13 mei 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-860400-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2014 en 29 april 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
primair:
hij op of omstreeks 17 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Buikslotermeerplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit:
- het dreigend insluiten en/of omringen van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- een slaande en/of zwaaiende beweging maken richting voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- het éénmaal of meermalen (met kracht) duwen tegen het/de licha(a)m(en) van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het éénmaal of meermalen tackelen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het éénmaal of meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het/de licha(a)m(en) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het éénmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen in het/de gezicht(en) en/of tegen hoofd(en) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het geven van een kopstoot aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- het éénmaal of meermalen (met kracht) slaan met een riem tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het gooien van een fles drinken richting voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
1
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben mishandeld, bestaande die mishandeling uit:
- het dreigend insluiten en/of omringen van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- een slaande en/of zwaaiende beweging maken richting voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- het éénmaal of meermalen (met kracht) duwen tegen het/de licha(a)m(en) van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het éénmaal of meermalen tackelen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het éénmaal of meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het/de licha(a)m(en) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het éénmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen in het/de gezicht(en) en/of tegen hoofd(en) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het geven van een kopstoot aan voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- het éénmaal of meermalen (met kracht) slaan met een riem tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het gooien van een fles drinken richting voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2
primair:
hij op of omstreeks 02 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een muts (kleur blauw, waarde 6,99 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen Vroom & Dreesman, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
2
subsidiair:
hij op of omstreeks 02 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een muts (kleur blauw, waarde 6,99 euro) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijze had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd nu het hof tot een ander oordeel komt dan in eerste aanleg is beslist.

Vrijspraak

Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De verdachte heeft verklaard dat hij buiten de V&D de muts van [betrokkene] heeft gekregen en zich toen pas realiseerde dat [betrokkene], die met die muts in het pashokje was geweest en daarna niets had afgerekend alvorens de V&D te verlaten, de muts had gestolen. Uit de stukken in het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [betrokkene] de muts in de V&D heeft ontvreemd. Onder die omstandigheden zal het hof de subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 17 december 2011 te Amsterdam met anderen, aan de openbare weg, het Buikslotermeerplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit:
- het duwen tegen de lichamen van [slachtoffer 3] of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het tackelen van voornoemde [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] en
- het schoppen en trappen tegen de lichamen van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- het stompen in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] en
- het slaan met een riem tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het gooien van een fles drinken richting voornoemde [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3];
2:
hij op 2 februari 2012 te Amsterdam, een muts, kleur blauw, waarde 6,99 euro heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 1 primair en onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte en is derhalve niet tot een inhoudelijke behandeling van de strafzaak gekomen.
Tegen voormeld vonnis is door het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het Openbaar Ministerie bij tussenarrest van 4 maart 2014 ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen jeugddetentie.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen een aantal jongens en aan de heling van een gestolen muts. Met name de openlijke geweldpleging is een ernstig en akelig feit. De verdachte heeft zich met zijn vrienden bij een supermarkt zonder enige serieus te nemen aanleiding tegen een aantal jongens gekeerd en is die jongens te lijf gegaan. Dat gevecht heeft zich zelfs tot in de supermarkt voortgezet.
Openlijke geweldpleging maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en op de openbare orde aangezien het zich in de openbare ruimte afspeelt. Daardoor draagt het bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn. Slachtoffers van dergelijke feiten ervaren daarvan vaak, naast fysiek ongemak, langdurig de nadelige psychische gevolgen.
Bij de strafoplegging in deze zaak dient het hof in ogenschouw te houden dat in het tussenarrest van 18 maart 2014 is overwogen dat sprake is van een inbreuk op verdachtes recht op een behandeling in eerste aanleg van diens strafzaak binnen de redelijke termijn van 16 maanden.
Het hof stelt daaromtrent vast dat de voortvarende behandeling van de strafzaak in hoger beroep de overschrijding van de termijn heeft gecompenseerd nu de strafzaak in feitelijke instantie is behandeld binnen de totale termijn van 32 maanden. Om die reden ziet het hof dan ook geen aanleiding om vanwege het vormverzuim in eerste aanleg over te gaan tot strafvermindering.
Uit de stukken blijkt dat in eerste aanleg waar de zaak gelijktijdig doch niet gevoegd met de zaken tegen de medeverdachten werd behandeld, de verdediging zich niet heeft aangesloten bij het in haar ogen kansloze niet-ontvankelijkheidsverweer dat door de verdediging in de andere zaken werd gevoerd, maar heeft verzocht de strafzaak af te doen met een rechterlijk pardon. Door de beslissing van de rechtbank en het daartegen ingestelde hoger beroep door het Openbaar Ministerie heeft de verdachte tot op heden moeten wachten op een beslissing in de strafzaak. Ook in hoger beroep heeft de verdediging geen verweer ter zake van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie gevoerd, doch heeft expliciet verzocht de strafzaak tegen verdachte op korte termijn in hoger beroep inhoudelijk te behandelen als het Openbaar Ministerie alsnog ontvankelijk zou worden verklaard.
Daarbij komt dat zowel de officier van justitie in de schriftuur van 27 november 2013 als de advocaat-generaal in het requisitoir, zoals gehouden op 4 maart 2014 te kennen heeft gegeven dat de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht in deze strafzaak heel goed mogelijk was geweest. Hoewel deze uitlatingen geen gerechtvaardigd opgewekt vertrouwen kunnen behelzen, laat het wel zien dat ook het Openbaar Ministerie een rechterlijk pardon zag als een mogelijk passende afdoening van deze strafzaak.
In verband met deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien en gelet op de Justitiële documentatie acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd ten aanzien van het onder het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.G.B. Heutink, mr. M.R. Cox en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 mei 2014.
mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]