ECLI:NL:GHAMS:2014:1783
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule in het griffierecht bij termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verband met de betaling van griffierecht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L.H. Haarsma, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 februari 2014 was gewezen. De appellant had de zaak als spoed kort geding aangemeld en het griffierecht op 23 april 2014 betaald, na een eerste uitroeping op 25 maart 2014. De betaling was echter te laat, wat leidde tot de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De advocaat van de appellant voerde aan dat de vertraging in de betaling te wijten was aan een fout bij de bank, die was ontstaan door de migratie van het kantoor van de advocaat van de Frieslandbank naar de Rabobank. Het hof overwoog dat de betaling door bijzondere omstandigheden bij de bank te laat was aangekomen en dat het griffierecht slechts één dag te laat was betaald. Het hof oordeelde dat het ontslag van instantie als sanctie in dit geval een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, omdat dit de toegang tot de beroepsrechter zou afsluiten.
Daarom besloot het hof om artikel 127a lid 2 Rv buiten toepassing te laten en de zaak te verwijzen naar de rol voor voortprocederen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van toegang tot de rechter en de toepassing van de hardheidsclausule in uitzonderlijke gevallen.