Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
25 februari 2014
mr. J.C.R. de Lyonte [vestigingsplaats].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante. De appellante had in eerste aanleg, op 18 december 2013, te horen gekregen dat haar schuldsaneringsregeling tussentijds was beëindigd zonder het verlenen van een schone lei. De appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.C.R. de Lyon. Tijdens de zitting op 18 februari 2014 heeft de appellante haar verzoek toegelicht en verklaard dat zij ondersteuning kreeg bij haar administratie, die door haar ziekte verstoord was geraakt.
De kern van het geschil betreft de terugvordering van een WWB-uitkering door de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van een bedrag van € 14.896,26, dat was teruggevorderd in verband met ten onrechte ontvangen uitkeringen. De appellante betwistte de hoogte van deze schuld en stelde dat deze niet als nieuwe schuld moest worden aangemerkt, omdat deze was ontstaan vóór haar toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellante niet aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan en dat de nieuwe schuld aan de DWI als zodanig moet worden aangemerkt.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellante niet te goeder trouw is geweest en dat de tekortkomingen in haar medewerking aan de schuldsaneringsregeling ernstig genoeg zijn om de tussentijdse beëindiging van de regeling te rechtvaardigen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de schuldsaneringsregeling van de appellante is beëindigd zonder het verlenen van een schone lei. De appellante heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.