ECLI:NL:GHAMS:2014:154

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
30 januari 2014
Zaaknummer
200.126.285-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van werknemer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin Ymere als eiseres werd toegewezen in haar vorderingen. [appellant] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van 12 september 2012, waarin hij werd veroordeeld tot schadevergoeding aan Ymere, een besloten vennootschap. De rechtbank had vastgesteld dat [appellant], die als medewerker projectadministratie bij Ymere werkte, zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan verduistering van een aanzienlijk bedrag van € 537.854,-. Dit bedrag was door Ymere gevorderd als schadevergoeding voor de geleden schade.

In het hoger beroep heeft [appellant] geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en Ymere niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen. Ymere heeft echter geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Beide partijen hebben bewijs aangeboden voor hun stellingen.

De rechtbank had in haar vonnis de feiten vastgesteld, die in hoger beroep grotendeels niet in geschil zijn. Het hof heeft de zaak aanhouden in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad, aangezien [appellant] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen een eerder arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, dat betrekking had op dezelfde feiten. Het hof heeft bepaald dat de zaak voorlopig wordt aangehouden tot 1 juli 2014, waarna de meest gerede partij de zaak weer op de rol kan doen plaatsen.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdere behandeling van de zaak wordt uitgesteld, en dat partijen zich moeten uitlaten over de betekenis van het arrest van de Hoge Raad voor de onderhavige zaak. Dit arrest is gewezen door de meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam en openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.126.285/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 491733/HA ZA 11-1780
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 januari 2014
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. R. Willemsen te Den Haag,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YMERE ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.H. Stam te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Ymere genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 26 november 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 september 2012, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Ymere als eiseres en (onder meer) [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - Ymere alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen jegens [appellant] , dan wel haar deze zal ontzeggen, met veroordeling van Ymere in de proceskosten van beide instanties.
Ymere heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten (het hof leest:) van het hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.30) de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Op het feit onder 2.2 na, zijn deze feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
In de onderhavige zaak vordert Ymere (onder meer) dat voor recht zal worden verklaard dat (onder meer) [appellant] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en hoofdelijk jegens haar aansprakelijk is tot vergoeding van de door haar geleden schade ad € 537.854,- en dat [appellant] (hoofdelijk) zal worden veroordeeld tot betaling van voornoemd bedrag, met rente en kosten. Zij stelt dat [appellant] , die vanaf 1 februari 2008 bij haar in dienst was als medewerker projectadministratie, zich samen met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan verduistering van genoemd bedrag en zich derhalve (in groepsverband) onrechtmatig jegens haar heeft gedragen. De rechtbank heeft de vorderingen van Ymere in het bestreden vonnis toegewezen.
3.2.
Bij strafvonnis van 15 december 2012 is [appellant] wegens (kort gezegd) valsheid in geschrift en oplichting veroordeeld tot een gevangenisstraf. Het vonnis heeft betrekking op dezelfde feiten als de feiten die Ymere thans aan haar vordering ten grondslag legt. Bij dit vonnis is [appellant] veroordeeld aan Ymere als benadeelde partij een bedrag van € 485.407,31 te betalen, met niet-ontvankelijk verklaring van Ymere in haar vordering voor het overige. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld van dit vonnis. Ymere heeft er bij memorie van antwoord op gewezen dat bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 4 juli 2013 inmiddels uitspraak is gedaan in dat hoger beroep. Dat arrest was, anders dan (op p. 22 van de memorie van antwoord) aangekondigd, niet aan de memorie gehecht, maar is op verzoek van het hof alsnog nagezonden. Bij dat arrest heeft het hof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing met betrekking tot de benadeelde partij. Het hof heeft [appellant] een lagere gevangenisstraf en een taakstraf opgelegd en Ymere (wegens het ontbreken van de voegingsstukken bij de stukken van het hof) niet-ontvankelijk verklaard in haar schadevordering en bepaald dat Ymere haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Voor het overige heeft het hof het vonnis van de rechtbank Amsterdam bevestigd. Op het punt van de bewezenverklaring is het vonnis derhalve in stand gebleven. In haar memorie van antwoord heeft Ymere laten weten dat [appellant] beroep in cassatie heeft ingesteld tegen dit arrest.
3.3.
[appellant] heeft nog niet kunnen reageren op de stellingen en producties van Ymere bij memorie van antwoord. Er vooralsnog vanuit gaande dat echter juist is dat [appellant] , zoals Ymere stelt, beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, ziet het hof aanleiding - mede met het oog op het bepaalde in art. 161 Rv - de zaak aan te houden, in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad. Het hof zal de zaak voorlopig aanhouden tot 1 juli 2014. Zodra de Hoge Raad arrest heeft gewezen, kan de meest gerede partij de zaak weer op de rol doen plaatsen. Deze partij dient zich dan tevens uit te laten over de betekenis is van het arrest van de Hoge Raad voor de onderhavige zaak. De wederpartij zal daarop kunnen reageren. Indien voor 17 juni 2014 nog geen uitspraak is gedaan, wordt [appellant] verzocht zich op die datum uit te laten over de termijn waarop een uitspraak verwacht kan worden, waarna het hof op 1 juli 2014 over eventuele verdere aanhouding zal beslissen.
3.4.
Indien niet juist is dat beroep in cassatie is ingesteld tegen het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden, kan [appellant] verzoeken de zaak op 25 februari 2014 op de rol te doen plaatsen. In dat geval dient hij zich op die datum bij akte uit te laten over de betekenis van het - in dat geval onherroepelijke - arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden voor de onderhavige zaak. Ymere kan hierop bij akte reageren.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 1 juli 2014 in verband met het onder 3.3 overwogene;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, J.W.M. Tromp en J.W. Rutgers en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.