Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
4.Beslissing
22 april 2014.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, waarin de echtgenote van de geïntimeerde de nietigheid van een leaseovereenkomst heeft ingeroepen. Dexia beroept zich op verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging door de echtgenote. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betalingen op de leaseovereenkomst zijn verricht vanaf een en/of-rekening, wat Dexia als bewijsvermoeden aanvoert. Echter, na het horen van getuigenverklaringen oordeelt de kantonrechter dat dit bewijsvermoeden is weerlegd, en dat de echtgenote tijdig de nietigheid heeft ingeroepen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij Dexia in het ongelijk wordt gesteld.
De procedure begint met de dagvaarding van 13 augustus 2012, waarbij Dexia in hoger beroep komt van het vonnis van 4 juli 2012. De partijen hebben verschillende memorie's ingediend, en uiteindelijk is arrest gevraagd. Dexia heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van de geïntimeerde, terwijl de geïntimeerde verwerping van het hoger beroep heeft geconcludeerd.
Het hof oordeelt dat de leaseovereenkomst moet worden aangemerkt als een overeenkomst van koop op afbetaling, en dat de echtgenote het recht heeft om deze te vernietigen omdat zij geen schriftelijke toestemming heeft gegeven. De verjaringstermijn voor de rechtsvordering tot vernietiging begint te lopen op het moment dat de echtgenote bekend is met de overeenkomst. Dexia heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de echtgenote eerder op de hoogte was van de leaseovereenkomst dan drie jaar voor de vernietigingsbrief. Het hof concludeert dat de grieven van Dexia falen en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij Dexia wordt veroordeeld in de proceskosten.