2.1Door [X] is als getuige als volgt verklaard:
U houdt mij voor de verklaring die ik op 30 november 2010 heb afgelegd en die als produktie 6 bij inleidende dagvaarding in het geding is gebracht. Ik blijf bij die verklaring. Ik heb een conceptverklaring aangeleverd gekregen waar ik correcties op kon aanbrengen. Volgens mij heb ik er ook iets aan veranderd, al weer ik niet meer precies wat.
In deze verklaring rep ik over een gesprek dat plaatsvond met [Y] tijdens de verbouwing van mijn woning. Die verbouwing duurde 1 a 2 weken en vond plaats ik dacht ergens in maart 2008. Voor zover ik mij kan herinneren is dat de eerste keer dat ik met [Y] over de aanwezigheid van asbest in onze woningen heb gesproken.
Het asbest kwam tevoorschijn nadat de red cedar houten gevel bekleding werd verwijderd. Achter het hout bleek de gehele gevel met asbest te zijn bekleed.
Ik heb de aannemer opdracht gegeven tot verwijdering. Allereerst schrok ik erg van de aanwezigheid van asbest. Het asbest zag er verder slecht uit: Gekartelde randjes, verroeste spijkers en hier en daar zat het een beetje los. Bovendien was erachter bijna niet geïsoleerd. Om de situatie goed op te lossen en ook de nieuwe keralieten gevelbeplating te kunnen aanbrengen moest de asbest moeten worden verwijderd. De aannemer heeft daar direct een aanvang mee gemaakt. De aannemer heeft daarvoor geen gespecialiseerd bedrijf ingeschakeld. Hij heeft het asbest steeds in delen verwijderd, steeds dat deel dat voor de verbouwing nodig was. Het asbest dat hij had verwijderd heeft hij verpakt en aan de kant gezet. Door deze werkwijze is de aanwezigheid van asbest op onze woning dagenlang voor iedereen zichtbaar geweest. Het asbest lag bloot. Ik heb het zelf direct als asbest herkend, hoewel ik geen bouwtechnisch deskundige ben.
Ergens in die periode kwam [Y] langs om te kijken hoe het met onze verbouwing stond. Hij moet het asbest dus gezien hebben. We hebben er toen ook over gesproken. Ik kan me alleen de bewoordingen van dat gesprek niet herinneren. In mijn verklaring van 30 november 2010 geef ik aan dat [Y] twijfelde of hij de gevelbekleding van zijn huis al dan niet zou vervangen. Die twijfel had niet te maken met de al dan niet aanwezigheid van asbest.
Ik kan mij niet herinneren of in dat gesprek aan de orde kwam dat als ik asbest in mijn huis had, [Y] dat ook moest hebben. Mij lijkt dat dat wel het geval is; de vier woningen van ons hofje zijn identiek. Verder is in onze buurt, van ongeveer
30 woningen, bekend dat er asbest in de woningen verwerkt is.
Volgens mij heb ik tijdens de verbouwing niet meer met [Y] over asbest gesproken. Ik weet wel zeker dat het onderwerp daarna nog wel een aantal keren is opgekomen. We wonen in een klein hofje van vier huizen en we zijn redelijk close met elkaar. We organiseren jaarlijks een nieuwjaarsborrel en komen bij elkaar op verjaardagsvisite. De slechte bouwtechnische staat van onze woningen, en de onderhoudsgevoeligheid, is een onderwerp dat geregeld terugkeert. In dat kader werd ook over de asbest gesproken, dat de woningen van onder tot boven onder de asbest zitten. Voor ons is dat ook een soort verborgen gebrek. Ook onze eigen vorige bewoners hebben ons niets verteld toen ze het huis aan ons verkochten, terwijl ze het wel geweten moeten hebben. Ze zijn immers bij de bouw betrokken geweest.
U vraagt me naar het aantal malen dat hierover met [Y] is gesproken. Ik weet dat niet, maar eerder twee/vier keer dan tien keer. Mijn vrouw is bij de verbouwing verder niet betrokken geweest. Ze was net bevallen. De gesprekken vonden met name plaats tussen mij en [Y].
De woning van [Y] was heel snel verkocht, zonder makelaar. Het heeft ons zeer verbaasd dat er geen melding was gemaakt van de aanwezigheid van asbest, of de mogelijke aanwezigheid van asbest. Gelet op de gesprekken die er gevoerd waren hadden [Y] cs. op de mogelijke aanwezigheid van asbest moeten attenderen zodat daar onderzoek naar had kunnen plaatsvinden.
Op een vraag van mr. Ris antwoord ik als volgt:
U houdt mij voor mijn verklaring van 30 november 2010. Ik heb meermalen met [Y] gesproken over de asbest in onze woningen en dan bedoel ik de woningen in ons hofje. Niet heel specifiek mijn eigen woning of de woning van [Y].
Op vragen van mr. Hollander antwoord ik als volgt:
Ik vind dat [Y], met de wetenschap dat kort daarvoor bij de buren asbest in de woning bleek te zitten, daar onderzoek naar had moeten doen bij de verkoop van zijn eigen woning.
Alhoewel ik de precieze datum of gelegenheid niet meer weet, weet ik zeker dat ik met [Y] heb gesproken over de asbest in mijn woning. Dat komt omdat dat zo’n impact op ons had tijdens de verbouwing.
Ik heb voor de verwijdering van asbest geen vergunning bij de gemeente gevraagd. Ik heb ook mijn buren niet ingelicht dat ik asbest zou gaan verwijderen. Ik betwijfel overigens wat de relevantie van deze vragen is.
Tijdens de verbouwing heb ik niet met mevrouw [Z] over de asbest gesproken, maar alleen met meneer [Y]. Of ik na de verbouwing met haar daarover heb gesproken weet ik niet meer. Met [appellanten] en Kwinkelenberg, als nieuwe eigenaars van de woning, heb ik vrij snel (binnen een maand) nadat zij de woning hadden betrokken over de asbest gesproken.
Voordat ik aan de verbouwing in maart 2008 begon, wist ik alleen van de aanwezigheid van asbest in het cv-hok. Daar zat een klein afwerkplaatje van asbest van circa 30 bij 30 cm waar de makelaar ons op had gewezen.
Op dit moment is er nog steeds asbest in mijn woning. Dat zit onder het dak.