ECLI:NL:GHAMS:2014:1370
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Douanewaarde en vervoerskosten bij invoer van goederen in de EU
In deze zaak gaat het om de vraag of de kosten van vervoer van goederen naar het douanegebied van de Europese Unie moeten worden opgenomen in de douanewaarde. De belanghebbende, een douane-expediteur, heeft voor haar opdrachtgever aangiften ingediend voor de douanebestemming van textielgoederen. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane heeft een uitnodiging tot betaling (UTB) opgelegd voor douanerechten, waarbij hij de vervoerskosten heeft meegenomen in de douanewaarde. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Het Hof heeft vastgesteld dat de inspecteur de vervoerskosten correct heeft berekend op basis van de facturen van de expediteur. De rechtbank heeft in haar uitspraak de relevante feiten en omstandigheden uiteengezet, waaronder de controle door de douane en de vaststelling van de douanewaarde. Het Hof oordeelt dat de kosten van vervoer, inclusief bijkomende kosten zoals BAF en CAF, deel uitmaken van de douanewaarde, zoals bepaald in het Communautair douanewetboek (CDW).
De belanghebbende betwist dat de door de expediteur in rekening gebrachte bedragen voor 'zeevracht' als grondslag voor de douanewaarde kunnen dienen, omdat deze ook een opslag voor winst zouden bevatten. Het Hof verwerpt deze stelling, verwijzend naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die stelt dat alle hoofd- en nevenkosten die verband houden met het vervoer naar het douanegebied van de EU tot de kosten van vervoer behoren. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.