Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[Geïntimeerde sub 1],
de vennootschap onder firma [Geïntimeerde sub 2] V.O.F.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure. Het hof behandelt een tussenarrest van 15 april 2014, dat volgt op een eerder tussenarrest van 26 maart 2013. De kern van de zaak draait om de vraag of een nader deskundigenbericht noodzakelijk is en of de wijze van schilderen door de appellante, die pasteus schilderen met olieverf toepaste, als normaal gebruik kan worden aangemerkt. De appellante, een vennootschap naar Duits recht, heeft een deskundige ingeschakeld die haar standpunt ondersteunt, maar het hof oordeelt dat de deskundige Blotkamp overtuigend heeft aangetoond dat de schildertechniek in de relevante periode niet ongebruikelijk was. Het hof overweegt dat de term 'normaal gebruik' niet in normatieve zin moet worden opgevat, maar verwijst naar de gebruikelijke technieken in de kunstwereld. De appellante heeft betoogd dat de normale toepassing van olieverf de toepassing is zoals die op kunstacademies wordt geleerd, maar het hof verwerpt dit argument. Het hof stelt dat de risico's van het gebruik van olieverf voor rekening van de kunstenaar komen, mits deze risico's bekend zijn. De zaak wordt verder behandeld met de mogelijkheid om een tweede deskundige aan te stellen, en partijen worden aangespoord om samen te werken aan een voorstel voor deze deskundige. Het hof wijst de vordering van de geïntimeerde in het incident af en houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de eindbeslissing in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol van 29 april 2014 voor verdere akten van beide partijen.