ECLI:NL:GHAMS:2013:861

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.095.614-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvoering en toestemming voor het aanleggen van rookgaskanaal op dak van appartementencomplex

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de Vereniging van Eigenaren van het gebouw Cornelius te Heiloo. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. Vernooij, heeft in het verleden toestemming gevraagd voor het aanleggen van een rookgaskanaal op het dak van het appartementencomplex. De zaak is voortgekomen uit een eerder tussenarrest van 5 juni 2012, waarin het hof de appellant toestond te bewijzen dat hij mondeling toestemming had gekregen van een getuige, [getuige 1], in maart 2006. Tijdens het getuigenverhoor verklaarde [getuige 1] dat hij niet precies kon herinneren of hij de toestemming zelf aan de appellant had teruggekoppeld, wat de bewijsvoering bemoeilijkte.

Het hof oordeelde dat de verklaring van [getuige 1] onvoldoende was om aan te tonen dat de appellant daadwerkelijk toestemming had gekregen. De getuige kon niet bevestigen op welke wijze de toestemming was gegeven en het tijdstip van de vermeende toestemming was cruciaal voor de zaak. De appellant had ook geen andere getuigen of schriftelijke stukken die zijn stelling konden ondersteunen. Hierdoor concludeerde het hof dat de appellant niet geslaagd was in het bewijs dat hij had moeten leveren.

Het hof bevestigde het eerdere vonnis van de kantonrechter te Alkmaar, dat de appellant in het ongelijk stelde. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van de VVE waren begroot op een totaal van € 3.331,--. Dit arrest werd uitgesproken op 19 maart 2013 door de meervoudige kamer van het hof.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
team civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.095.614/01
zaaknummer rechtbank Alkmaar : 334387/cv expl 10-3509
arrest van de meervoudige kamer van 19 maart 2013
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. B.J.M. Vernooijte Amsterdam,
tegen:
de vereniging VERENIGING VAN EIGENAARS GEBOUW CORNELIUS TE HEILOO,
gevestigd te Heiloo,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. A. de Rooijte Zoetermeer.

1.Het verdere procesverloop

Partijen worden wederom [appellant] en de VVE genoemd.
Ingevolge het tussenarrest van 5 juni 2012 heeft op 26 oktober 2012 getuigenverhoor aan de zijde van [appellant] plaatsgevonden.
De VVE heeft afgezien van tegen-getuigenverhoor.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- conclusie van antwoord na enquête;
- akte na enquête, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest van 5 juni 2012 heeft het hof [appellant] toegelaten te bewijzen dat [getuige 1] namens MBI in maart 2006 mondeling aan [appellant] toestemming heeft gegeven om op het dak van het gebouw een rookgaskanaal te doen plaatsen.
2.2
Bij gelegenheid van het getuigenverhoor is door [getuige 1], destijds directielid van Bouwgroep Holland, de moedermaatschappij van Zaanse Bouw Maatschappij (ZBM) en de Zaanse Ontwikkelingsmaatschappij (ZOM), het volgende verklaard:
" (...)
2. Ik heb [appellant] voor het eerst gesproken toen hij in 2006 meldde, omdat hij een aantal appartementen in het project Cornelius wilde kopen. (...)
3. [appellant] heeft mij direct vermeld dat hij én een korting wilde op de prijs én een open haard wilde aanleggen. Dat heb ik toen besproken met mijn twee mededirectieleden van Bouwgroep Holland (...). Het resultaat van het overleg met mijn mededirectieleden was dat wij akkoord waren met een korting en met de open haard. Het verzoek om een open haard te mogen aanleggen dateert van februari, maart 2006 en daar zijn wij toen in maart mee akkoord gegaan, dat wil zeggen voor de splitsingsakte. Ik weet niet meer precies of ik dat zelf tegen [appellant] heb gezegd, maar uit het feit dat we verder zijn gegaan, blijkt al dat we dat akkoord hebben gegeven. Anders hadden we dat niet gedaan. Dan waren partijen uit elkaar gegaan.
4. Het aanleggen van open haard is voor een en hetzelfde ding als het aanleggen van een rookgaskanaal. Voor een open haard heb je een pijp en een dak nodig.
(...)
Ik weet niet meer precies of ik na het overleg met mijn mededirectieleden van Bouwgroep Holland het akkoord zelf heb teruggekoppeld aan [appellant]. Het kan ook via e-mailcontact met de kopersbegeleiding zijn gegaan.
(...)"
2.3
Naar 's hofs oordeel is deze enkele verklaring van [getuige 1] onvoldoende om [appellant] geslaagd te achten in het hem opgedragen bewijs. Het hof acht hiertoe met name van belang dat de veronderstelde datum van het akkoord, februari of maart 2006, nergens bevestiging vindt - direct of indirect -, niet in de verklaring van andere getuigen en niet in de schriftelijke stukken. [appellant] heeft dit tijdstip zelf ook nooit eerder in de stukken genoemd, maar volstaan met de stelling dat hij 'voorafgaand' aan de side letter van 13 juni 2006, mondeling toestemming zou hebben verkregen.
Voorts is [getuige 1] zelf ook weinig specifiek, nu hij wel verklaart dat [appellant] hem in februari of maart 2006 heeft verzocht om toestemming voor het aanleggen van een open haard (c.q. rookgaskanaal), maar dat hij niet weet op welke wijze hij zijn akkoord heeft teruggekoppeld aan [appellant].
Nu het tijdstip van akkoord - beweerdelijk maart 2006 - cruciaal is in deze zaak, is het hof van oordeel, in het licht van hetgeen hiervoor is opgemerkt, dat de verklaring van [getuige 1] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen en dat [appellant] niet geslaagd is in het hem opgedragen bewijs.
Dit leidt ertoe dat grief 1 faalt.
2.4
In het tussenarrest van 5 juni 2012 is reeds beslist dat de overige grieven falen.
Dit brengt mee dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Alkmaar van 8 juni 2011;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de VVE begroot op € 649,-- aan verschotten en € 2.682,-- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, R.H. de Bock en R.J.Q. Klomp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2013.