ECLI:NL:GHAMS:2013:5231

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2013
Publicatiedatum
26 mei 2014
Zaaknummer
23-005106-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld plegen in vereniging tegen minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, was beschuldigd van openlijk geweld plegen in vereniging tegen een minderjarige op 8 mei 2010 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het trekken aan de haren, schoppen en slaan van het slachtoffer, wat resulteerde in letsel en pijn. Tijdens de zitting in hoger beroep op 29 april 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De raadsvrouw voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een schending van het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn, maar het hof oordeelde dat het verweer niet voldoende onderbouwd was.

Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit had gepleegd. De verklaring van het slachtoffer werd ondersteund door Hyves-berichten en letselverklaringen. Het hof verwierp de bewijsverweren van de verdediging en concludeerde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De raadsvrouw voerde ook aan dat er sprake was van noodweer, maar het hof oordeelde dat dit niet geloofwaardig was.

De kinderrechter had de verdachte schuldig verklaard zonder straf of maatregel op te leggen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde eis gedaan. Het hof overwoog dat de verdachte, die op het moment van de feiten 12 jaar oud was, inmiddels vier jaar verder was en zich goed had ontwikkeld. Gezien het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen. Het vonnis van de kinderrechter werd vernietigd, maar de verdachte werd vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 23-005106-13
Datum uitspraak: 13 mei 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 1 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-860737-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 08 mei 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Tjalkstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het eenmaal of meermalen (met kracht) trekken aan de haren van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het eenmaal of meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen tegen de rug en/of de benen en/of de billen, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] en/of
- het eenmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen tegen de rug, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer];
subsidiair:
zij op of omstreeks 08 mei 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer],
- (met kracht) eenmaal of meermalen aan de haren van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) heeft geschopt en/of getrapt tegen de rug en/of de benen en/of de billen, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) heeft gestompt en/of geslagen tegen de rug, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot andere beslissingen dan de kinderrechter.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Bij pleidooi heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte wegens de gemaakte inbreuk op verdachtes recht op een behandeling binnen een redelijke termijn. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar het hierop betrekking hebbende onderdeel van de door haar ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnotities en heeft zij verzocht de ter terechtzitting in eerste aanleg overgelegde pleitnotities aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep te hechten.
Het hof heeft de raadsvrouw er uitdrukkelijk op gewezen dat zij tenminste de kernpunten van haar verweer op dit onderdeel dient voor te dragen. Desondanks heeft de raadsvrouw op dit onderdeel II volstaan met eerder genoemde verwijzing. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van het hof geen sprake van een ter terechtzitting gevoerd verweer inhoudende een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Het hof ziet dan ook geen reden het gevoerde, niet nader onderbouwde verweer te bespreken.
Ten overvloede merkt het hof op dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk acht in de vervolging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 8 mei 2010 te Amsterdam met anderen op de openbare weg, de Tjalkstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het trekken aan de haren van voornoemde [slachtoffer] en
- het met kracht schoppen tegen de rug en de benen en de billen van voornoemde [slachtoffer] en
- het met kracht slaan tegen de rug van voornoemde [slachtoffer].
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsoverweging; bespreking verweer

De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe bewijsverweren gevoerd zoals neergelegd in onderdeel III van haar pleitnotities welke als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Het hof overweegt dat de verklaring van aangeefster voor zover van belang voor het ten laste gelegde wordt ondersteund door de inhoud van de Hyves berichten die voorafgaand en na de openlijke geweldpleging op Hyves zijn geplaatst. Daaruit blijkt niet alleen dat er - kennelijk - eerder een incident is geweest waardoor het slachtoffer zich de woede op de hals heeft gehaald van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maar ook dat de verdachte met haar medeverdachten geweld heeft uitgeoefend en dat zij daarmee zijn doorgegaan “tot ze moe waren”. Ook met inachtneming van enige overdrijving wordt de gezamenlijke mishandeling van het slachtoffer als wapenfeit beschreven. Daarnaast wordt de aangifte ondersteund door de letselverklaring. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de datering 11-4-2010 beschouwd moet worden als een kennelijke verschrijving en dat gelezen dient te worden 11-5-2010. Ook verbalisant [verbalisant] heeft letsel op de rug van het slachtoffer geconstateerd (blz 9 van het dossier).
Deze Hyves berichten houden onder meer het volgende in:
[gebruikersnaam 1] ( 8 mei, 11:22 uur):
KK HOER JA INDERDAAD IK WEET WAAR JE WOONT JE GAAT ME EEVEN VAN DEZE DAGE ZIEN
[gebruikersnaam 2] (8 mei, 10:23 uur):
K GAA DIE HOERTJJ SLOPEN KLAAR
KKR HOERJJ JJ GAAT DOOD VRIEND
ALS K JE PAK MEID NIEMAND NOEMT [medeverdachte 1] OF [verdachte] KEHBA
NB: het hof merkt op dat volgens het slachtoffer de openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden rond 16.45 uur.
The queen of fashionnn!!! (Zaterdag, 17:11):
[medeverdachte 2] DaNK JA SGAT DAT je me ging joinen.
Ik kon niet meer man ik begin aan der haar te trekke ze trekt mij ik geeft er stote in der gezicht met me andere hand. Opeens ik hoor jou schreeuwe laat er los je kk moer en jij begint der ook te stote vriend. [verdachte] slaat op der schedel en [betrokkene] van achtere…Ik had hele bos haar van der in me hande
[gebruikersnaam 2] (Zaterdag, 18:56)
[medeverdachte 1]
SE HEEFT ME PARRA GEMAAKT
JJ SPRINGT OP DER
K DENK SE GAAT TE VER NIEMAND KOMT AAN MIJN [medeverdachte 1]
KLAAAR
K SPRING OP DER GEEF DER IN DER GEZICHT K SGREEW [verdachte] KOMT [betrokkene] SE PAKKEN ONS VAST
WIJ ZNOEN VRIEND WE GEVEN TOT WE MOE WAREN
WE DER WEER DEEL 4 KOMT WEER
Verbalisanten hebben vastgesteld, hetgeen ook niet is weersproken, dat “[gebruikersnaam 1]” het account van [medeverdachte 1] is en dat “[gebruikersnaam 2]” het account is van medeverdachte [medeverdachte 2].
Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze berichten ook dat [medeverdachte 1] de geweldshandelingen is begonnen door aan de haren van aangeefster te trekken en dat de andere meisjes waaronder de verdachte, haar daarin zijn gevolgd.
Het hof is, gelet op bovenstaande in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de aangeefster een betrouwbare verklaring over het ten laste gelegde feit heeft afgelegd. Voor zover daarin sprake is van inconsequenties zijn deze te verklaren uit de hectische situatie waarin het slachtoffer zich bevond. Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat er door vier meisjes openlijk geweld is gepleegd tegen [slachtoffer] en dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.
Het verweer van de verdediging wordt in al zijn onderdelen verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde; bespreking verweer noodweer

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van medeverdachte [medeverdachte 1] en dat de verdachte, die de medeverdachte wilde helpen, handelde ter noodzakelijke verdediging van het lijf van de medeverdachte.
Gelet op hetgeen is besproken onder het kopje “bewijsverweer” is naar het oordeel van het hof de door de verdachte gegeven voorstelling van zaken op grond waarvan de verdediging heeft geconcludeerd dat sprake was van een noodweersituatie niet geloofwaardig. Het verweer wordt verworpen.
Er is ook anders geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Strafbaarheid van de verdachte; bespreking verweer noodweerexces

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij het aanschouwen hoe de fysieke integriteit van haar vriendin werd geschonden door aangeefster een onmiddellijke hevige gemoedsbeweging heeft veroorzaakt waardoor de verdachte bepaalde grenzen heeft overschreden. Nu het hof in het bovenstaande heeft geoordeeld dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, wordt ook dit verweer verworpen.
Er is ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte net als in eerste aanleg geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft benadrukt dat de redelijke termijn is overschreden hetgeen moet worden meegewogen bij de strafoplegging.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte was 12 jaar oud toen zij zich in mei 2010 met haar medeverdachten schuldig maakte aan de openlijke geweldpleging tegen een andere minderjarige. Sedertdien zijn vier jaren verstreken. De duur van de procedure is in grote mate beïnvloed door de artikel 12 Sv-procedure die is gevolgd op de sepotbeslissing van de officier van justitie van 3 augustus 2010.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte thans een opleiding volgt en dat het goed met haar gaat. Uit de omtrent de verdachte opgemaakte rapportage, opgemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming van 16 oktober 2013, komt naar voren dat de Raad geen pedagogische meerwaarde ziet in een strafoplegging nu het delict dateert uit 2010.
Uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2014 volgt de verdachte na het onderhavige delict niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Gezien het tijdsverloop sinds de pleegdatum en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het hof van oordeel dat een eventueel op te leggen straf thans geen enkele meerwaarde zou kunnen hebben. Daarom zal het hof toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Nu het hof niet komt tot een strafoplegging, behoeft de vraag of en in welke mate de overschrijding van de redelijke termijn in het onderhavige geval tot strafvermindering moet leiden geen beantwoording.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het primair bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.R. Cox, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 mei 2014.
mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]