Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
mr. S.A.B. Boerte Amsterdam.
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
grief IIIen ook bij
grief IVbetoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat de risicoaansprakelijkheid van art. 6:174 BW leidt tot aansprakelijkheid van de gemeente, indien, zoals hier het geval is, (a) het gebrek vaststaat, (b) het gevaar zich heeft verwezenlijkt en de schade zich heeft voorgedaan en (c) de causaliteit vaststaat. Het ligt dan op de weg van de gemeente om tegenbewijs te leveren, onder meer van de omstandigheid dat zij adequate maatregelen heeft genomen, zo stelt [appellant].
beantwoorden - vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Daarbij kan voor het geval de aansprakelijkheid op een overheidslichaam rust mede betekenis toekomen aan de hem toekomende beleidsvrijheid en ter beschikking staande financiële middelen. De bewijslast hiervoor ligt bij [appellant].
Voor zover [appellant] bij grief III en grief IV van een ander standpunt uitgaat, falen deze grieven.
grief IVgericht.
'reeds vanaf 1995 vast stond dat er sprake was van (een zekere mate) van een lekkage (...) en dat de gemeente niet eerder dan in 2001 de klachten heeft verholpen' (memorie van grieven punt 46). De in 1995 geconstateerde lekkages zijn immers in 1996 gerepareerd, zij het dat toen geen algehele vervanging van de betonnen rioleringsbuizen heeft plaatsgevonden, zodat de 'zwetende voegen' aanwezig zijn gebleven. Dat probleem is inderdaad eerst verholpen in 2000-2001, toen de betonnen buizen zijn vervangen door buizen van pvc. Voor zover [appellant] hiermee zou willen betogen dat de gemeente direct in 1995 had moeten zorgen voor een algehele vervanging van de betonnen buizen door pvc buizen, onderschrijft het hof dit betoog niet. Een algehele vervanging van de riolering is immers een uiterst kostbare operatie, waarvoor budget vrij moet worden gemaakt en waarmee de nodige voorbereidingstijd is gemoeid. Wanneer dan in aanmerking wordt genomen dat de ernst van de lekkage gering was – door de gemeente is onbetwist gesteld dat bij de inspecties in 1995 en daarna geen bijzonderheden in de zin van een zorgwekkende lekkage aan het licht zijn gekomen, hoefde de gemeente redelijkerwijs in 1995 niet tot een algehele vervanging van de betonnen rioleringsbuizen over te gaan.
1998zicht op de problematiek, in de zin die [appellant] hier bedoelt. Het hof merkt hierbij nog op dat, zoals de gemeente terecht aanvoert, het vaststellen van het peil van de grondwaterstand een bevoegdheid is van het waterschap en niet van de gemeente, terwijl er bovendien - zoals ook uit het Rapport 1998 blijkt -
meerdereoorzaken kunnen zijn voor een verlaagde grondwaterstand, zodat de enkele constatering van verlaging van de grondwaterstand niet per definitie iets zegt over de onderhoudstoestand van het riool. Ook is nog van belang, zoals de gemeente op basis van het rapport van GAB naar voren brengt, dat het grondwaterpeil ter plaatse in 1935 (dat is het jaar waarin de woning gebouwd is), 24 centimeter hoger was dan thans, sinds 1985, het geval is, en de marge tussen waterpeil en paalkop daardoor sinds 1985 slechts één centimeter is.
1995verdergaande maatregelen van de gemeente waren vereist dan de gebruikelijke inspecties, die gevolgd zijn door reparaties aan het riool.
De gemeente heeft in
1999besloten tot algehele vervanging van de riolering - volgens de gemeente overigens om capaciteitsredenen en niet vanwege de onderhavige problematiek -, waarna na het doorlopen van de inspraakprocedure en het treffen van noodzakelijke verkeersmaatregelen, de werkzaamheden in 2000 zijn aangevangen. In relatie tot het rapport van 1998 kan dit niet als onaanvaardbaar traag of anderszins nalatig worden aangemerkt. Hierbij is mede van belang dat in het Rapport 1998 weliswaar is vermeld dat sprake is van daling van het grondwaterpeil ter plaatse van de Koningin Emmalaan en dat in een situatie van een slecht doorlatende ondergrond een geringe lekkage aan de riolering reeds tot een sterke daling van het grondwaterpeil kan leiden, maar deze conclusie hoefde de gemeente niet zonder meer te leiden tot het besluit dat de riolering onmiddellijk in zijn geheel vervangen moest worden, mede gelet op de ingrijpendheid van die maatregel. Dit geldt temeer nu de gemeente de normale inspectie- en reparatiewerkzaamheden op reguliere basis had uitgevoerd en daarbij geen bijzonderheden had aangetroffen.
grief Vstelt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte de subsidiaire grondslag van zijn vordering, aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW, onbehandeld heeft gelaten.