Uitspraak
1.[Appellant sub 1] en
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
9. Kettingbeding
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Faro, hebben in hoger beroep een vordering ingesteld tegen de Stichting Piedra SO, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. De kern van het geschil betreft de uitleg van een kettingbeding in een leveringsakte en de vraag of de Stichting aansprakelijk is voor een boete die voortvloeit uit het niet naleven van dit beding. De rechtbank had de primaire vordering van de appellanten afgewezen, maar de subsidiaire vordering toegewezen. De appellanten vorderen een schadevergoeding van € 4.095.000,- op basis van een boete van € 5.000,- per dag voor het gebruik van het pand als hotel, wat in strijd is met het kettingbeding. De Stichting heeft betoogd dat zij niet in verzuim is, omdat het kettingbeding niet woordelijk in de huurovereenkomst is opgenomen. Het hof overweegt dat de Stichting het risico van deze omissie moet dragen, maar dat de boete in de gegeven omstandigheden buitensporig is. Het hof matigt de boete tot € 600.000,- en vernietigt het vonnis van de rechtbank voor wat betreft het te betalen bedrag, maar bekrachtigt het vonnis voor het overige. De kosten van het geding worden gecompenseerd.