2.11.Tijdens de zitting in hoger beroep is door de ontvanger – voor zover hier relevant – het volgende verklaard:
“Ik verschil van mening met belanghebbende over het antwoord op de vraag wanneer de betalingsonmacht is aangevangen. Op het moment dat aanslagen worden opgelegd en niet betaald worden kan er sprake zijn van betalingsonmacht, maar ook van onwil. Het is mogelijk dat er reeds sprake was van betalingsonmacht op het moment dat [A B.V.] bepaalde belastingverplichtingen niet meer voldeed, in juli 2007, maar daarvan heeft de Belastingdienst geen wetenschap.
(…)
In bijlage 8 van het verweerschrift in eerste aanleg is een overzicht opgenomen van contact dat [C] met belanghebbende heeft gehad. Bij de datum 25 juli 2007 staat dat beslag is gelegd. Ik heb het beslagexploot bijgevoegd. Er is bij [B B.V.] beslag gelegd. Bij de datum 27 juli 2007 staat dat er een telefoongesprek is geweest met de belastingschuldige en dat de belastingschuldige een regeling wil. Voorts is bij de datum 27 juli 2007 opgenomen: “Gewezen op [betalingsonmacht] maar was op hoogte. Zie ook brief in dossier.” Op uw vraag of dit de belastingschuldige [B B.V.] betreft, antwoord ik bevestigend. Ik heb de voor dit overzicht relevante correspondentie bijgevoegd.
U houdt mij de volgende passage voor die bij de datum 7 februari 2008 is opgenomen:
“Nieuwe schuld en geen zekerheid. Nu gewoon voor plakker en verkoop. Bestuurder [A B.V.] BV heeft ook schuld.”
U vraagt mij of deze passage erop zou kunnen duiden dat de situatie bij [A B.V.] aan de orde is geweest in de gesprekken tussen belanghebbende en de Belastingdienst. Voordat de aanslagen – waarop de aansprakelijkstelling ziet - zijn opgelegd, zijn in 2008 andere belastingaanslagen opgelegd. Er ontstond in dat verband een betalingsachterstand. Er zijn dwangbevelen betekend en aanmaningen gestuurd. Ik denk dat [C] daarop doelt. In de volgende zin van in voornoemde passage staat:
“[X] heeft [voorlopige teruggave] > [A B.V.] aansprakelijk stellen voor geringe schuld (voorstel naar [D]).”
Daarmee is denk ik bedoeld dat [A B.V.] aansprakelijk kan worden gesteld voor de schuld van [B B.V.]. U vraagt mij of een vennootschap aansprakelijk gesteld kan worden op de voet van artikel 36 Invorderingswet 1990. Hierop antwoord ik dat je uiteindelijk bij een natuurlijk persoon uitkomt.
Degene die voormeld overzicht heeft opgesteld bekijkt slechts of iets aan het aansprakelijk-heidsteam moet worden doorgegeven. Degene van het aansprakelijkheidsteam die informatie doorkrijgt, beoordeelt de informatie op zijn merites. Het is niet juist te veronderstellen dat er naar de schuldpositie van [A B.V.] is gekeken op basis van voormelde passages.
Bij de datum 28 oktober 2008 is opgenomen dat er telefonisch contact is geweest en dat “[A B.V.] en priv[é] daarin [zijn] meegenomen”. U vraagt mij of hier bedoeld is [A B.V.] als bestuurder van [B B.V.] of uit andere hoofde. Ik ben er niet bij geweest, maar mijn collega [C] wel.
Het bedrag van de aansprakelijkstelling bedraagt op grond van de staffel, die als bijlage bij mijn brief aan de rechtbank van 11 november 2011 is opgenomen (hierna: de staffel) in totaal € 40.689. In dat bedrag zijn begrepen bedragen van de aansprakelijkstelling voor aanslagen van september tot en met december 2008. U vraagt mij of dit correct is indien ervan uitgegaan zou moeten worden dat ik mij bij de rechtbank op het standpunt heb gesteld dat de ontvanger vanaf oktober/november 2008 bekend was met de betalingsonmacht van [A B.V.]. Ik denk dat ik de desbetreffende bedragen heb opgenomen, omdat er geen compromis was bereikt. Het klopt dat indien ervan wordt uitgegaan dat de ontvanger vanaf 1 november 2008 bekend was met de betalingsonmacht, de bedragen van de aansprakelijkstelling voor aanslagen van september tot en met december 2008 niet meegenomen dienen te worden in de staffel. Om praktische redenen zou ook afgezien kunnen worden van de aansprakelijkstelling voor de aanslag omzetbelasting 2008, omdat in dat geval het tijdvak van een jaar is gehanteerd en dat tijdvak derhalve pas eindigt op 31 december 2008.
Het bedrag van € 40.689 omvat alleen de enkelvoudige belasting en niet tevens invorderingsrente. Het klopt dat tijdens de zitting bij de rechtbank is gebleken dat in het bedrag van de oorspronkelijke aansprakelijkstelling niet alleen belastingschulden waren begrepen maar ook bedragen aan invorderingsrente, kosten en verzuimboetes en dat ik daarop het standpunt heb ingenomen dat de aansprakelijkstelling voor die bedragen moet vervallen. Daarop is mijn nadere berekening van € 40.689 gebaseerd, zoals ik die aan de rechtbank heb toegezonden bij brief van 11 november 2011.
U vraagt mij hoe dit standpunt dat de aansprakelijkstelling voor invorderingsrente dient te vervallen, zich verhoudt tot mijn stellingname in het verweerschrift in hoger beroep dat belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor de invorderingsrente vanaf de vervaldatum van de beschikking aansprakelijkstelling. Het klopt dat ik daarmee doel op de zogenoemde fictieve aansprakelijkstelling. Mede gelet op het geringe belang in dit geval laat ik dit standpunt alsnog vallen.
In mijn brief aan de rechtbank van 11 november 2011 is het volgende opgenomen:
“De kolommen I en J [betreffen] de betalingen en de verminderingen van de aanslagen.
De betalingen zijn allen afgeboekt op de enkelvoudige belasting. De verminderingen zijn als volgt verwerkt. 3 x € 2.180 is afgeboekt van de enkelvoudige belasting, de overige kleine bedragen van de boete.”
U houdt mij voor dat als de naheffingsaanslag wordt verminderd, de vermindering van de belasting af gaat en vraagt mij of de kleine bedragen die in de staffel in mindering zijn gebracht op de boete niet in mindering moeten worden gebracht op het bedrag van de aansprakelijkstelling. Ik ben het hiermee eens.”