ECLI:NL:GHAMS:2013:3453

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
200.007.929-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling kosten werkzaamheden aannemer na deskundigenbericht en vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben appellanten [appellant sub 1] en [appellant sub 2] een hoger beroep ingesteld tegen de besloten vennootschap DEMO CONSTRUCTION B.V. De zaak betreft de beoordeling van de kosten van verbouwingswerkzaamheden die door DEMO zijn uitgevoerd, na een deskundigenbericht dat is uitgebracht op verzoek van het hof. De appellanten hebben in totaal € 131.842,09 aan DEMO betaald voor werkzaamheden die oorspronkelijk waren geoffreerd voor € 179.012,08. De deskundige heeft vastgesteld dat DEMO recht heeft op een bedrag van € 116.328,63, inclusief meerwerk en btw. Dit leidde tot de vraag of de appellanten nog een vordering op DEMO hadden, of omgekeerd.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de deskundige de opdracht tot uitgangspunt heeft genomen en de kosten van het niet uitgevoerde werk in mindering heeft gebracht. De deskundige heeft zijn bevindingen uitvoerig gemotiveerd en de appellanten hebben geen voldoende onderbouwde bezwaren tegen zijn conclusies ingebracht. Het hof oordeelt dat de appellanten te veel hebben betaald en kent hen een terugbetaling toe van € 15.513,46, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 november 2005. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en de kosten van het geding zijn toegewezen aan de appellanten, waarbij DEMO als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, en het hof heeft de veroordelingen in detail uiteengezet, inclusief de kosten van de deskundige. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het hof en openbaar uitgesproken op 8 oktober 2013.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.007.929/01
zaaknummer rechtbank Haarlem : 120826 / HA ZA 06-100
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 oktober 2013
inzake

1.[appellant sub 1] en

2. [appellant sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
tevens incidenteel geintimeerden,
advocaat:
mr. R.M. Sluijterte Haarlem,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEMO CONSTRUCTION B.V. ,
gevestigd te Haarlem,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat:
mr. E.L. Polakte Amsterdam.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [appellanten] en Demo genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 24 april 2012 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ingevolge het tussenarrest is een deskundigenbericht d.d. 27 november 2012 uitgebracht, dat bij de processtukken is gevoegd.
[appellanten] hebben een memorie na deskundigenbericht genomen, en daarbij nog producties in het geding gebracht.
Demo heeft eveneens een memorie na enquête genomen.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In dit geding gaat het er om - samengevat - dat Demo in haar offerte van 16 maart 2005 (“de opdracht”) verbouwingswerkzaamheden aan [appellanten] heeft geoffreerd voor een totaalbedrag van € 179.012,08 inclusief btw, welke Demo slechts ten dele heeft uitgevoerd. [appellanten] hebben al wel in totaal € 131.842,09 aan Demo betaald. De vraag die hen verdeeld houdt is of Demo verder nog een vordering op [appellanten] heeft, of [appellanten] op Demo.
2.2.
Bouwkundig Expertisebureau [M] (“[M]”) heeft in een rapport van 11 augustus 2005 geïnventariseerd welke werkzaamheden door Demo niet zijn uitgevoerd.
Partijen hebben op 26 september 2005 een vaststellingsovereenkomst gesloten en daarin afgesproken dat deskundigen op basis van de inventarisatie van [M] (“het [M]-rapport”) een berekening zullen uitvoeren, die leidt tot een bedrag voor de eindfactuur. Ook zouden deskundigen een prijs noemen voor overeengekomen maar niet uitgevoerd meerwerk, zijnde: gestucadoorde plinten langs de plafonds, extra vuilcontainer en extra houten vloer. Ondanks de adviezen van verschillende deskundigen hebben partijen geen overeenstemming over de afrekening bereikt.
2.3.
In het tussenarrest van 24 april 2012 is Jac. S. Mooij (hierna: de deskundige) benoemd tot deskundige om de in het tussenarrest van 30 maart 2010 sub 5.6 genoemde vragen te beantwoorden. Deze luiden:
2.4. 1.
1. Op welke bedragen (en welk totaalbedrag) waardeert u de in het rapport van Bouwkundig Expertisebureau [M] d.d. 11 augustus 2005 geconstateerde gebreken in het uitgevoerde werk (oftewel de daarin vermelde, niet uitgevoerde werkzaamheden), voorzover vermeld in de offerte van Demo (op de offerte aangeduid als Bouwbedrijf De Mooij Haarlem B.V.) d.d. 16 maart 2005 en uitgaande van de in die offerte genoemde tarieven?
2. Wat is een redelijke prijs voor het in artikel 2 van de vaststellingovereenkomst van 26 september 2005 genoemde meerwerk?
2.5.
In het deskundigenbericht heeft de deskundige deze vragen beantwoord. Hij concludeert dat Demo na het beëindigen van de werkzaamheden ten behoeve van de verbouwing voor [appellanten] recht heeft op betaling van een totaal bedrag van € 116.328,63, inclusief meerwerk, btw en opslagen. Uit het rapport leidt het hof af dat de deskundige de volgende aanpak heeft gehanteerd. De deskundige heeft kennis genomen van alle stukken uit het dossier, waaronder de producties (zie hoofdstuk 3: “Beoordeelde stukken”). Verder heeft hij de verschillende posten in het rapport van [M] (die in dat rapport per ruimte zijn vermeld) herschikt naar de 20 afzonderlijke posten van de opdracht (bijlage 2 deskundigenbericht). Vervolgens heeft hij een kostenopstelling gemaakt, waaruit voor elk van de 20 posten blijkt van welke bedragen de deskundige is uitgegaan en (veelal in rood) welke bedragen naar zijn mening als minderwerk daarvan afgetrokken moeten worden (bijlage 1 van het deskundigenbericht). De voorlopige conclusies zijn aan partijen medegedeeld, die daarover hun opmerkingen hebben gemaakt, waarop de deskundige weer heeft gereageerd (gerelateerd in bijlage 3 deskundigenbericht). Ten slotte zijn eindconclusies getrokken, die de deskundige per post heeft toegelicht.
2.6.
De deskundige heeft zijn opdracht dus kennelijk zo opgevat, dat hij de opdracht tot uitgangspunt heeft genomen en de kosten van het niet uitgevoerde werk (geïnventariseerd volgens [M]) daarop in mindering heeft gebracht. Weliswaar is dat een minder directe beantwoording van de door het hof geformuleerde vraagstelling, maar partijen hebben tegen die aanpak geen bezwaar gemaakt in hun commentaren op het concept-deskundigenbericht en op het definitieve deskundigenbericht. Het resultaat is bovendien op zichzelf voldoende duidelijk. Het komt er immers op neer dat, volgens de deskundige, Demo recht heeft op betaling van € 116.328,63 (inclusief btw) zodat [appellanten], die reeds € 131.842,09 (inclusief btw) hebben betaald, het verschil dus teveel hebben betaald.
2.7.
Zowel [appellanten] als Demo kunnen zich niet (geheel) in de conclusies van de deskundige vinden. [appellanten] menen dat Demo slechts recht heeft op een totaalbedrag van € 93.366,12 (inclusief btw en opslagen). Demo heeft aan haar bezwaren tegen de conclusies van de deskundige geen concreet totaalbedrag gekoppeld.
2.8.
[appellanten] voeren in zijn algemeenheid als bezwaar tegen het deskundigenrapport aan, dat de opdracht (de offerte van 16 maart 2005) op vele punten niet zo gespecificeerd is als de opdracht waar [appellanten] vanuit gaan, namelijk het document Opdracht A.Mauve4.verbouw.doc, met mondelinge afspraken en mailwisselingen, en dat onduidelijkheden in de opdracht voor rekening van Demo moeten blijven. Demo - die uitdrukkelijk niet van het document Opdracht A.Mauve4.verbouw.doc uitgaat: waarover hierna onder 2.8 - heeft er op haar beurt op gewezen dat uitgangspunt voor het deskundigenrapport de opdracht zou moeten zijn. Partijen miskennen dat het in dit geding niet gaat om de uitleg van de opdracht, maar om de uitleg en uitvoering van de door hen gesloten vaststellingsovereenkomst. Daarin hebben zij niet de opdracht, maar het [M]-rapport als uitgangspunt genomen. Die overeenkomst staat daarom aan een zelfstandige uitleg van de opdracht in de weg. Eveneens staat die overeenkomst eraan in de weg dat het hof acht slaat op het betoog van Demo, dat het [M]-rapport zonder wederhoor van Demo is totstandgekomen. Het hof neemt aan dat de reactie van partijen deels zal zijn veroorzaakt door het feit, dat de deskundige bij de beantwoording van de vragen ook acht heeft geslagen op de opdracht en overige documenten in het dossier. Dat neemt echter niet weg dat thans niet een beoordeling van de opdracht aan de orde is, maar slechts een beoordeling van de bedragen die volgens de deskundige aan het rapport van [M] moet worden verbonden. Dat de deskundige om tot een juiste vaststelling van bedragen te komen het rapport van [M] heeft moeten uitleggen, en in dat verband heeft teruggegrepen op de opdracht, ligt voorts in de rede. Het hof is van oordeel dat de deskundige in dat verband een redelijke uitleg heeft gegeven van de hem ter beschikking staande stukken.
2.9.
Demo heeft met betrekking tot een aantal posten aangevoerd dat de deskundige ten onrechte het stuk “A.Mauve 4.Verbouw.doc” heeft meegenomen als onderdeel van de opdracht van [appellanten] aan Demo. Het hof kan deze opvatting niet delen, nu de deskundige op bladzijde 2 van bijlage 3, vermeldt dat hem weliswaar is gebleken dat dit stuk door [appellanten] aan Demo is opgestuurd, maar ook, dat hierin werkzaamheden worden vermeld die niet zijn vertaald in de offerte van 16 maart 2005 en dat hij in de beoordeling heeft opgenomen (uitsluitend) de werkzaamheden die in laatstgenoemde offerte zijn vermeld, of daaruit kunnen worden herleid. Dat veronderstelt dat het document geen, althans geen overwegende rol heeft gespeeld bij die beoordeling. De deskundige noemt dit document wel bij een reactie bij post 4 (bladzijde 3 van bijlage 3) en post 11 (stucadoorswerken), maar uit het betoog van Demo kan het hof niet afleiden wat daarvan de consequenties zijn voor het onder deze posten gestelde. Ook valt op dat het document in de reactie van de deskundige op de opmerkingen van partijen op het concept-deskundigenbericht een aantal malen wordt genoemd, maar het hof heeft in (de context van) de toelichting op de eindconclusies geen aanwijzingen aangetroffen dat het document bij die uiteindelijke conclusies een relevante rol heeft gespeeld. Het hof gaat daarom aan dit bezwaar voorbij.
2.10.
[appellanten] hebben verder opgemerkt op dat de deskundige hun aanbod om hun woning te bezichtigen, ten onrechte niet heeft aanvaard. Daarover geldt echter dat het aan de deskundige was om, bij de beoordeling van de financiële aspecten van een inventarisatie die reeds door [M] was verricht, te beslissen of nadere inspectie van de woning in dat verband dienstig was. Kennelijk heeft hij geoordeeld dat zulks niet het geval was, hetgeen hem vrij stond.
2.11.
[appellanten] hebben nog aangevoerd dat op sommige posten een btw-correctie dient te worden toegepast, omdat ten dele een ander dan gehanteerd btw-tarief van toepassing zou zijn. Mogelijk bedoelen zij (gelet op hetgeen zij onder 48 van hun memorie van grieven meldden) dat op stucwerk slechts 6% btw van toepassing is. Demo heeft bij memorie van antwoord gereageerd door op te merken dat, zo begrijpt het hof, het hanteren van een lager btw-tarief niet zonder meer mogelijk is, maar dat [appellanten] bij de belastingdienst toestemming kunnen vragen tot hantering van het lage btw-tarief en dat Demo, zodra zij de toestemmingsverklaring van de belastingdienst van [appellanten] heeft ontvangen, direct de door haar terug te ontvangen btw aan Westerman zal doorbetalen. Dit een en ander hebben [appellanten] verder niet weersproken. Het hof gaat er daarom vanuit dat zij bij bespreking van deze grief verder onvoldoende belang hebben.
2.12.
[appellanten] klagen nog over het feit dat Demo (mede als gevolg van opslagen) onredelijk hoge bedragen heeft geoffreerd voor werkzaamheden onder de posten 16 tot en met 19 die Demo door onderaannemers heeft laten uitvoeren. Nu [appellanten] niet betwisten die geoffreerde bedragen overeen te zijn gekomen en bij gebreke van specifiek daarop betrekking hebbende stellingen, vermag het hof niet in te zien op welke grondslag hun klacht aan de orde kan komen in het kader van onderhavige procedure, die ziet op de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst.
2.13.
De bezwaren van partijen tegen de onderscheiden posten zullen, voor zover niet hierboven reeds behandeld, hieronder puntsgewijs worden besproken.
post 1: sloopwerken
2.14.
Volgens [appellanten] waren de te slopen posten te globaal in de offerte opgenomen, zodat de deskundige er ten onrechte vanuit ging dat alleen de met name genoemde sloopwerkzaamheden waren afgesproken, dat de deskundige onvoldoende acht heeft geslagen op het [M]-rapport en dat hij onvoldoende op het commentaar van [appellanten] heeft gereageerd. Het hof overweegt dat reeds het enkele feit dat de deskundige op deze post minderwerk in rekening heeft gebracht, meebrengt dat hij op het [M]-rapport acht heeft geslagen. Dat hij geen aannames over werkzaamheden heeft gedaan buiten de tekst van de offerte, kan - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet meebrengen dat de deskundige zijn opdracht niet naar behoren heeft vervuld. Het hof acht de conclusie van de deskundige en de verwerping van het standpunt van [appellanten] met betrekking tot deze post voldoende gemotiveerd.
2.15.
Wat betreft de bezwaren van Demo ter zake van de post sloopwerken oordeelt het hof dat de deskundige zich kennelijk heeft beraden over Demo’s opmerkingen over het voorlopig deskundigenbericht en dat hij in het eindbericht heeft toegelicht hoe hij tot zijn conclusies is gekomen. Hetgeen Demo daaromtrent heeft aangevoerd maakt niet, dat aan dat deskundig oordeel moet worden getwijfeld. Het hof neemt die conclusies daarom over.
post 2: tijdelijke voorzieningen
2.16.
[appellanten] hebben erop gewezen dat deze post in het definitieve deskundigenbericht € 2500,-- bedraagt, waar dit in het concept nog € 1750,-- was. Het hof leidt uit de toelichting van de deskundige bij zijn eindconclusie af dat hij hetzelfde bedrag heeft opgenomen als in de opdracht vermeld, omdat de vraagstelling van het hof niet ziet op de vraag, of een vermindering in verband met de beperking van de bouwperiode aan de orde is. Nu het rapport van [M] hierover inderdaad niet rept, en dat rapport voor het deskundigenbericht leidend was, heeft de deskundige volgens het hof een juiste benadering gekozen. Daarom is er geen aanleiding van een ander bedrag dan € 2500,-- uit te gaan.
post 4: metselwerken
2.17.
Volgens Demo is de deskundige hier van onjuiste feiten uitgegaan. Voor zover Demo deze bezwaren reeds op het concept-deskundigenbericht heeft geuit en de deskundige daarin geen aanleiding heeft gezien tot een andere beoordeling te komen, ziet het hof geen reden om de beoordeling van de deskundige niet te volgen. Waar Demo naast de post in de offerte ook betaling vordert van € 600,-- exclusief btw in verband met een extra muur geldt, dat hij deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Dat had in dit stadium van het geding wel op zijn weg gelegen. Daarom gaat het hof eraan voorbij.
post 7: ruwbouwtimmerwerk
2.18.
Volgens beide partijen is de deskundige hier van onjuiste oppervlaktematen uitgegaan. Uit de reactie van de deskundige op de opmerkingen op het concept-deskundigenbericht volgt evenwel dat de deskundige hier aan de hand van de tekeningen nieuwe metingen heeft uitgevoerd, hetgeen verklaart dat in het deskundigenbericht van andere maten dan in de opdracht is uitgegaan. Gelet op dit een en ander acht het hof de juistheid van de aannames in het deskundigenrapport onvoldoende gemotiveerd bestreden.
post 8: kozijnen, ramen en deuren
2.19.
Demo voert ook thans nog aan dat de kosten voor beslag buiten de opdracht waren gebleven. De deskundige heeft daarover opgemerkt dat voor deze kosten een stelpost pleegt te worden opgenomen, doch dat een stelpost in dit geval terecht ontbrak omdat bij deze verbouwing wel bekend was welk beslag zou worden gekozen en wat de kosten waren. Deze kosten behoorden daarom in de kosten voor de kozijnen, ramen en deuren te zijn begrepen: gelet op de kosten per kozijn was daar ook alle ruimte voor. Het hof ziet geen aanleiding aan de opvatting en bevindingen van de deskundige te twijfelen. Hiermee is gegeven dat grief II in het incidenteel appel van Demo faalt.
2.20.
[appellanten] hebben zich thans, in hun memorie na deskundigenbericht, ter zake van deze post beroepen op verrekening met een bedrag van € 1.000,-- aan schade. Het hof wijst dit beroep op verrekening af, nu het strijdig is met de goede procesorde om dit eerst in dit stadium van het geding aan de orde te stellen. Voor het overige heeft ook hier te gelden dat voor zover de bezwaren van beide partijen op deze post niet reeds door de deskundige zijn besproken, het hof daarin onvoldoende grond ziet om tot een andere beoordeling dan de deskundige te komen.
post 9: aftimmeringen
2.21.
Naar aanleiding van het concept-deskundigenrapport hadden [appellanten] reeds aangegeven, dat het enige door Demo uitgevoerde timmerwerk multiplex panelen aan de binnenzijde van 8 nieuwe kozijnen betrof. De deskundige heeft op grond van het [M]-rapport echter andere conclusies getrokken en daarop zijn deskundig oordeel gebaseerd. Het hof ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken. Demo heeft naar aanleiding van deze post aangevoerd dat partijen reeds waren overeengekomen in plaats van het bedrag van de offerte (€ 8950,-) € 4.450,-- op de aanneemsom in mindering te brengen. Dat standpunt heeft Demo in haar memorie na deskundigenbericht verder niet onderbouwd. Zij heeft ook niet duidelijk gemaakt dat zij het eerder in deze procedure heeft betrokken, en - als dat het geval was - specifiek aangeduid in welk processtuk dat het geval was, noch haar stelling met (verwijzing naar) stukken onderbouwd. Nu zij dat heeft nagelaten, en [appellanten] het bestaan van de afspraak ontkennen, gaat het hof aan haar betoog voorbij.
post 10: dakpannen
2.22.
Het hof gaat ervan uit dat de opmerkingen van [appellanten] bij deze post het concept-deskundigenrapport betreffen, nu zij zich immers keren tegen een zinsnede die wel in dat concept, maar niet in het definitieve deskundigenbericht voorkomt. Dat laatste document vermeldt bovendien nadrukkelijk dat in de begroting van 16 maart 2005 16 manuur is opgenomen voor het dichtleggen van een pannendak en dat op het bedrag € 155,00 in mindering is gebracht. Het hof ziet in het door [appellanten] gestelde onvoldoende aanleiding om de bevindingen van de deskundige onjuist te achten.
post 11: stucadoorswerkzaamheden
2.23.
Volgens [appellanten] heeft de deskundige hier ten onrechte niet meegewogen dat er ronde hoeken moesten worden gestuukt en dat de kosten daarvan hoger zijn (i.c. € 1850,-- meerkosten) dan normaal stucwerk. Het hof overweegt, dat uit het deskundigenbericht niet blijkt dat daarmee geen rekening is gehouden, zodat er geen reden is aan de juistheid van de bevindingen van de deskundige ter zake deze post te twijfelen.
post 15: isolatie
2.24.
Demo stelt de schuine kap en zeker 50% van de vloer volledig te hebben geïsoleerd; waar gipsplaten en isolatie ontbreken zouden deze door [appellanten] zijn weggehaald. Dit betoog miskent dat leidend voor de afrekening tussen partijen het [M]-rapport is. Uit de toelichting van de deskundige alsmede zijn reactie op de opmerkingen van partijen op het concept-deskundigenrapport leidt het hof af dat de deskundige bij zijn berekening het [M]-rapport heeft gevolgd. Dat hij voorts, waar nodig, van schattingen is uitgegaan en geen bezichtiging ter plaatse heeft uitgevoerd maakt niet, dat in dit opzicht aan zijn deskundig oordeel en de inhoud van zijn bevindingen moet worden getwijfeld (zoals [appellanten] lijken te bepleiten).
post 16: waterinstallatie
2.25.
Ook voor deze post geldt dat uit de toelichting van de deskundige alsmede uit zijn reactie op de opmerkingen van partijen op het concept-deskundigenrapport kan worden afgeleid, dat de deskundige bij zijn berekening het [M]-rapport heeft gevolgd en dat hij geen oordeel geeft over de werkzaamheden die door een onderaannemer zijn uitgevoerd. Dat een redelijke uitleg van de vaststellingsovereenkomst meebrengt dat de opslag die Demo aan [appellanten] heeft gerekend in redelijkheid zou moeten vervallen, kan het hof niet inzien. Dat de deskundige overigens niet elk commentaar van [appellanten] even gedetailleerd bespreekt maakt verder niet, dat aan zijn deskundig oordeel moet worden getwijfeld. [appellanten] hebben verder onvoldoende aangevoerd om de bevindingen van de deskundige niet te volgen.
post 17: gasinstallatie
2.26.
[appellanten] merken op dat de deskundige hier ten onrechte niet het [M]-rapport heeft gevolgd, waaruit een correctie van € 1.000,-- zou volgen. Deze reactie hebben zij reeds op het concept-deskundigenbericht gegeven en de deskundige heeft uitvoerig toegelicht waarom hij tot een andere beoordeling is gekomen. Het hof ziet geen aanleiding tot een ander oordeel te komen. Evenmin had de deskundige zich hoeven uitlaten over de hoogte van de door Demo geoffreerde prijs voor een leiding, omdat dat niet zijn opdracht was.
post 18: centrale verwarmingsinstallatie
2.27.
Dat, zoals Demo stelt, de deskundige bij deze post deels van feitelijke onjuistheden is uitgegaan, is het hof - mede gezien de door de deskundige gegeven toelichting op dit punt - onvoldoende gebleken, zodat het hof de opstelling van de deskundige zal volgen.
post 19 ventilatie/luchtbehandeling
2.28.
Volgens Demo zijn deze werkzaamheden deels wel (middels onderaanneming) verricht door Demo dan wel behoren ze niet tot de opdracht. Het hof constateert dat dit debat ook naar aanleiding van het concept-deskundigenbericht is gevoerd en dat de deskundige gemotiveerd heeft aangegeven waarom hij hier op grond van het [M]-rapport minderwerk heeft opgenomen. Het hof ziet geen reden om aan te nemen dat de deskundige niet in redelijkheid tot zijn conclusies kon komen en zal deze daarom overnemen.
post 20: elektrotechnische installatie
2.29.
Demo klaagt erover dat de deskundige niet is ingegaan op zijn reactie. De deskundige heeft echter in zijn algemeenheid zijn bevindingen behoorlijk en zeer uitvoerig gemotiveerd en was niet verplicht ieder commentaar te bespreken. Ook hier ziet het hof geen aanleiding de opvatting van de deskundige niet te volgen.
Meerwerk
2.30.
Demo klaagt erover dat de deskundige de prijzen die hij redelijk acht voor het meerwerk niet heeft gemotiveerd en dat voor de container een berekening ontbreekt. Ook hier geldt dat het hof daarin geen aanleiding ziet om de bevindingen van de deskundige niet te volgen.
2.31.
De slotsom luidt dan ook, dat [appellanten] voor de door Demo verrichte werkzaamheden € 116.328,63 aan Demo verschuldigd zijn. Zij hebben echter al € 131.842,09 aan Demo betaald. Hun vordering tot terugbetaling van hetgeen zij teveel hebben betaald zal daarom ten dele worden toegewezen, namelijk voor het bedrag van het verschil zijnde € 15.513,46. Ook de door hen gevorderde wettelijke rente vanaf 22 november 2005 tot de dag der algehele voldoening zal, als niet voldoende bestreden, worden toegewezen. In zoverre slagen de grieven van [appellanten] in het principaal appel. Voor het overige behoeven de grieven in principaal appel geen verdere behandeling. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Uit het voorgaande volgt voorts dat de grieven in het incidenteel appel falen.
2.32.
Demo zal, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en van het principaal en incidenteel hoger beroep, begroot als in het dictum te melden. Daartoe behoren tevens de kosten van de deskundige. Over die kosten overweegt het hof als volgt.
2.33.
De deskundige heeft voor het deskundigenbericht een hoger bedrag in rekening heeft gebracht dan was begroot, namelijk € 27.624,45 inclusief btw ( een verschil van € 5.466,79). Partijen hebben gebruik gemaakt van de hun geboden gelegenheid zich daarover uit te laten. Het hof acht de overschrijding van het begrote bedrag, gelet op de door de deskundige gegeven toelichting, niet buitensporig hoog. Naar het oordeel van het hof is voldoende gebleken dat de deskundige de gedeclareerde werkzaamheden heeft moeten verrichten om een gedegen en onafhankelijk rapport op te stellen. Aan de deskundige moet voorts ruimte gegeven worden om het onderzoek uit te voeren op de wijze die hem het beste voorkomt. De deskundige heeft daarnaast relatief veel tijd moeten besteden aan de verwerking van de uitgebreide commentaren van partijen op het concept-rapport. Hij heeft recht op een redelijke beloning voor deze tijdsbesteding. Het hof zal de kosten voor de deskundige daarom vaststellen op het door de deskundige gedeclareerde bedrag. Het hof ziet verder geen aanleiding, zoals door de deskundige verzocht, over te gaan tot vergoeding van de kosten voor het opstellen van zijn reactie van 19 december 2012. De totale schadeloosstelling en het loon van de deskundige worden mitsdien begroot op € 27.642,45 inclusief btw. Demo dient deze kosten te dragen. Het hof zal voor wat betreft het verschil met het voorschot, zijnde een bedrag van € 5.466,79, ten behoeve van de deskundige op de voet van artikel 199 lid 2 Rv. een bevelschrift ten laste van Demo afgeven. In het dictum van dit arrest zal Demo worden veroordeeld tot betaling aan Westerman van het door Westerman betaalde voorschot van € 11.087,83 voor het deskundigenbericht.

3.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Demo om aan [appellanten] te betalen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 15.513,46, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 november 2005;
veroordeelt Demo in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] begroot op € 545,00 aan verschotten en € 2.895,00 voor salaris, in principaal hoger beroep tot op heden begroot op € 11.565,63 aan verschotten (waarvan € 11.087,83 aan deskundigenkosten) en € 1.264,00 voor salaris en in incidenteel hoger beroep tot op heden begroot op € 632,00 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, R.H. de Bock en J.C. Toorman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2013.