Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. R.P.M. Janse Van Mantgemte Amsterdam,
mr. F. Panholzerte Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Iricht [appellant] zich tegen de vastgestelde feiten, stellende dat deze niet worden ondersteund door de inhoud van de door hem overgelegde stukken en (namens hem) afgelegde verklaringen
.Voor zover [appellant] daarmee wil betogen dat de kantonrechter niet volledig is geweest bij het vaststellen van de feiten, miskent hij dat de rechter ingevolge artikel 230 lid 1 sub e Rv in zijn vonnis alleen die feiten behoeft weer te geven waarop zijn beslissing rust. In zoverre faalt de grief.
3.Beoordeling
grief IIIkomt [appellant] op tegen rechtsoverweging 15 van het bestreden vonnis, waarin de kantonrechter heeft overwogen dat de wens van [appellant] om zijn meerderjarige dochter met haar gezin bij hem te laten wonen geen dringend eigen belang van [appellant] is.
eigenbelang van [appellant]. De door [appellant] in hoger beroep aangevoerde medische gronden, wat daarvan ook zij, maken dit oordeel niet anders nu deze zien op een mogelijk dringende reden die in de toekomst is gelegen. Door [appellant] is immers niet concreet toegelicht en met bewijsstukken onderbouwd dat thans reeds sprake is van een dringende medische grond om zijn dochter met haar gezin bij hem in de woning te laten wonen.