ECLI:NL:GHAMS:2013:2712
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor vennootschapsbelasting en disculpatiemogelijkheid onder de Invorderingswet 1990
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van belanghebbende voor een aanslag vennootschapsbelasting. De ontvanger van de Belastingdienst had belanghebbende aansprakelijk gesteld op grond van artikel 40 van de Invorderingswet 1990, omdat de vennootschap waarvan hij aandeelhouder was, niet in staat was om de vennootschapsbelasting te voldoen. Belanghebbende voerde aan dat hij zich op de disculpatiemogelijkheid in artikel 40 lid 6 van de Invorderingswet beriep, maar het Hof oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat het niet aan hem te wijten was dat de vennootschap niet aan haar belastingverplichtingen kon voldoen. Het Hof concludeerde dat belanghebbende zich onvoldoende van zijn zorgplicht had gekweten en dat hij had moeten beseffen dat hij op onverantwoorde wijze afbreuk deed aan de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger. De rechtbank had eerder de aansprakelijkstelling van belanghebbende bevestigd, en het Hof volgde dit oordeel. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de aansprakelijkheid van belanghebbende werd vastgesteld op een bedrag van € 66.957, inclusief invorderingsrente.