ECLI:NL:GHAMS:2013:2693

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
200.088.167-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een auto uit stalling en de geldigheid van de stallingsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil tussen een appellant en ABC Stalling Amsterdam B.V. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.N. Vethanayagam, had een stallingsovereenkomst gesloten voor zijn busje, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van de algemene voorwaarden die aan deze overeenkomst verbonden waren. ABC Stalling, vertegenwoordigd door mr. J.W. Ebbink, betwistte dit en voerde aan dat de voorwaarden altijd ter hand werden gesteld aan klanten. Het hof had eerder op 26 juni 2012 een tussenarrest uitgesproken waarin de appellant was toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. In het vervolg van de procedure heeft de appellant zichzelf als getuige doen horen, maar het hof oordeelde dat zijn verklaring niet voldoende was om het vermoeden te weerleggen dat de algemene voorwaarden bij het sluiten van de overeenkomst aan hem ter hand waren gesteld. De getuigenverklaring van een administratief medewerkster van ABC Stalling werd als overtuigender beschouwd. Het hof concludeerde dat de appellant niet in zijn tegenbewijs was geslaagd en bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank, waarbij de vorderingen van de appellant werden afgewezen. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.088.167/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 410804 / HA ZA 08-2946
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 augustus 2013
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. C.N. Vethanayagamte Rotterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABC STALLING AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. J.W. Ebbinkte Haarlem.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [appellant] en ABC Stalling genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 26 juni 2012 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ingevolge het tussenarrest heeft [appellant] op 16 november 2012 zichzelf als getuige doen horen, waarna ABC Stalling op 13 februari 2013 een getuige heeft doen horen. De daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn bij de gedingstukken gevoegd.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Bij het tussenarrest is [appellant] toegelaten tot het tegenbewijs van het vermoeden dat hij het sluiten van de stallingsovereenkomst de algemene voorwaarden aan [appellant] ter hand zijn gesteld.
2.2
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [appellant] zichzelf als getuige doen horen. Hij heeft voorzover van belang, het volgende verklaard:
(…) Op enig moment in 2005, volgens mij was het in mei, ben ik met het busje naar de stalling van die meneer gegaan. Die meneer was bezig met een andere klant dus ik ben buiten in mijn auto blijven wachten. Op enig moment reed die meneer de auto van die andere klant naar binnen. Daarna kwam hij naar mij toe en vroeg mij de autopapieren die ik hem gaf. Hij liep rond mijn auto om te kijken of die schade had. Tevens vroeg hij mij om een klein stukje naar binnen te rijden, hetgeen ik ook deed. Hij ging met mijn autopapieren naar binnen. Hij bleef enige tijd binnen. Kennelijk is hij naar een kantoortje gegaan maar ik wist toen niet dat hij binnen een kantoortje had en ik heb dat kantoortje toen ook niet gezien. Vervolgens kwam hij weer naar mij toe en gaf mij mijn autopapieren terug en nog een papiertje. Ik betaalde hem € 50,-. Het bedrag dat ik voor de stalling moest betalen was hoger maar ik hoefde niet alles ineens te betalen en die meneer vond het goed dat ik nu slechts € 50,- betaalde. Het papiertje dat hij mij gaf heb ik niet bekeken. Ik heb het mee naar huis genomen. Ik heb het wel in aanwezigheid van die meneer ondertekend. Thuis heb ik het papier bewaard. Voorafgaand aan deze procedure heb ik het papiertje aan mijn advocaat gegeven. Voor de rest heb ik niets met dat papiertje gedaan. Ik heb het busje niet verder dan een klein beetje naar binnen gereden. Die meneer heeft de auto zelf verder naar binnen gereden.
U toont mij productie 1 bij inleidende dagvaarding. Dat is het papiertje dat ik bedoel. U zegt mij dat daarop is aangekruist dat ik bekend ben met stallingvoorwaarden. Ik heb dat kruisje niet gezet. Ik weet niet wie dat kruisje heeft gezet. Ik heb wel in aanwezigheid van die meneer dat papiertje ondertekend. U vraagt mij of die meneer zelf ook zo’n papiertje bewaarde. Volgens mij niet. Ik heb dat in elk geval niet gezien. U vraagt mij of ik nog meer papiertjes van die meneer kreeg. Nee. U toont mij productie 9 bij inleidende dagvaarding getiteld “voorwaarde stalling”. Dat papiertje heb ik niet gekregen. U toont mij productie 6 bij conclusie van antwoord getiteld “stallingsvoorwaarden”. Dat papiertje heb ik ook niet gekregen.
(…)
Toen ik mijn busje kwam brengen, was ik alleen. Ik zag dat behalve die meneer er nog ander personeel van ABC aanwezig was.
(…)
Toen ik dat papiertje ondertekende, heb ik het niet gelezen. Die meneer had mij al bij de bakkerij gezegd dat de stalling € 250,- per jaar kostte maar dat ik een korting kreeg van € 50,- omdat ik klanten bij hem aanbracht en dat ik daar bovenop een korting kreeg van € 1,- per aangebrachte klant. Ik heb tien klanten aangebracht dus ik moest € 190,- betalen. (…)
2.3
In het tegengetuigenverhoor heeft ABC Stalling hun administratief medewerkster [X] doen horen. Zij heeft als getuige, voor zover van belang, het volgende verklaard:
(…) De procedure als een nieuwe klant zich meldt is als volgt. Ik ga samen met de klant een formulier invullen getiteld ‘stallingsovereenkomst’. Daarop moet ik ook persoonlijke gegevens invullen. Die vraag ik aan de klant. Verder kruis ik bepaalde vakjes aan. Ik vraag voor hoe lang het object gestald moet worden, bijvoorbeeld de auto. Ik vertel in het kort de regels van de stalling, daar is ook een papier van getiteld ‘stallingsvoorwaarden’. Ik vertel hoe het gaat met het ophalen en met het opzeggen en over de aansprakelijkheid en over de verzekering. Voor de rest kunnen ze dat papier zelf lezen. Ik zeg meestal ook dat ze dat gerust mogen doen, maar de meeste klanten doen dat niet. Ik vraag ook of de klant het object vaak ophaalt. Ik zorg er ook voor dat de klant de stallingsovereenkomst ondertekent. Vervolgens maak ik een kopie daarvan en geef die af aan de klant. Het origineel houden we zelf. Vervolgens tik ik de gegevens in in de computer. Dan wordt er een stallingspasje en een registratiekaart gemaakt. Op het stallingspasje staat het nummer van de klant en ons telefoonnummer. De registratiekaart wordt aan de auto bevestigd, zodat wij weten van wie de auto is. De klant krijgt ook een factuur mee. De klant krijgt dus mee: een kopie van de stallingsovereenkomst, een exemplaar van de stallingsvoorwaarden, een factuur en een stallingspasje. Verder maken wij een label als sleutelhanger voor aan de sleutel die wij bewaren. Dit allemaal gebeurt in een vast kantoortje. Daar staat een kopieerapparaat en een lamineerapparaat en een computer en de formulieren en andere benodigdheden. Ik zet zelf de auto van de klant niet binnen. Wij hebben andere medewerkers die dat doen. De klant mag het niet zelf doen.
De procedure die ik zojuist beschreef volgen wij al vanaf het begin.
Ik heb de stallingsovereenkomst van [appellant] enige tijd geleden gezien. Ik heb toen gezien dat mijn handschrift erop staat. Ik kan mij zelf niet meer herinneren dat ik dit invulde en ook niet meer dat [appellant] voor het eerst als klant kwam. Ik ga er toch wel van uit dat het met [appellant] op dezelfde manier is gegaan als zoals ik zojuist beschreef.
U zegt mij dat [appellant] heeft verklaard dat hij een deal had met iemand van ABC Stalling, waarbij hij iedere keer dat hij een klant aanbracht een euro verdiende. Die deal zegt mij niets. In de administratie vind ik daarover niets terug. Een dergelijke deal met anderen is mij ook niet bekend. Ik heb in de administratie gezien dat [appellant] € 200,-- heeft betaald. Ik heb gezien dat hij dat in een keer heeft betaald. Volgens mij was dat in september. Verder heb ik gezien dat hij 20% openingskorting heeft gekregen.
(…)
U toont mij nu de stallingsovereenkomst, productie 1 bij inleidende dagvaarding. Ja dat is mijn handschrift. De beide handtekeningen zijn niet van mij. De ene is van de klant en de andere is van mijn broer. Aan de kruisjes kan ik niet zien of het mijn handschrift is, maar ik neem aan dat ik die ook heb gezet. Mijn broer werkte destijds ook als medewerker bij ABC Stalling. Hij deed van alles. Zo zette hij ook auto’s binnen. U vraagt mij hoe het komt dat ik de persoonlijke gegevens heb ingevuld, maar mijn broer heeft ondertekend. Dat komt omdat wij de procedure soms samen deden omdat er zo veel moest gebeuren. Bijvoorbeeld maakte hij alvast een kopie.
Het kruisje bij de zin over de stallingsvoorwaarden wordt altijd gezet. De bedoeling daarvan is om zeker te zijn dat de klant de stallingsvoorwaarden kent en ermee akkoord gaat. Als de klant zelf het formulier invult, vergewis ik mij ervan dat de klant dat heeft begrepen. Ook als ik het invul vergewis ik mij daarvan. De stallingsvoorwaarden die hier bedoeld worden en die dus altijd worden meegegeven zijn productie 6 bij conclusie van antwoord. U toont mij productie 9 bij inleidende dagvaarding. Die voorwaarden zijn niet van ons, maar van een ander bedrijf.
Klanten mogen direct per kas betalen. Zij mogen ook later per kas betalen of per bank. Zij krijgen een factuur mee, zoals gezegd.
Het komt wel eens voor dat ik persoonlijke gegevens zoals een adres overschrijf van een geschrift die de klant geeft. Als dat gebeurt vraag ik wel altijd of de gegevens nog actueel zijn, want anders komt onze factuur misschien niet aan.
U vraagt mij of het mogelijk is dat mijn broer of ik in het geval van [appellant] per vergissing de stallingsvoorwaarden niet heeft uitgereikt. Dat lijkt me van niet. Het is immers een vaste volgorde die we hanteren en we reiken de stallingsvoorwaarden altijd uit.
(…)
Ik kan mij niet herinneren of ik [appellant] heb gezien op de dag dat hij voor het eerst zijn busje kwam brengen. Ik ga ervan uit van wel, omdat ik mijn handschrift op de stallingsovereenkomst herken. Ik heb [appellant] wel later gezien, in elk geval nadat zijn busje gestolen was.
Het kwam wel eens voor dat mijn broer bij een intake alle administratieve handelingen van a tot z deed, namelijk als er niemand anders was. Ik weet niet meer of de rechter in eerste aanleg bij mijn getuigenverhoor de stallingsovereenkomst aan mij heeft laten zien, ik denk van wel want het ging hem om de handtekening. U vraagt mij nogmaals naar de procedure bij intake. Helemaal aan het begin pak ik alle spullen die ik nodig heb bij elkaar, waaronder een exemplaar van de stallingsvoorwaarden. Als de klant uiteindelijk vertrekt moeten alle spullen weg zijn, anders ben je iets vergeten. Voordat het kruisje bij de zin over de stallingsvoorwaarden wordt geplaatst, wordt een exemplaar daarvan aan de klant overhandigd en worden de voorwaarden in grote lijnen uitgelegd. Er is geen speciale reden voor waarom ik de stallingsovereenkomst heb ingevuld, maar mijn broer die heeft ondertekend. Waarschijnlijk zijn wij samen in het kantoor aanwezig geweest bij het invullen en ondertekenen van die overeenkomst.
2.4
Het hof acht [appellant] niet in het tegenbewijs geslaagd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.4.1.
[appellant] heeft in het kader van het leveren van het tegenbewijs in hoger beroep zichzelf als getuige doen horen. Nu op hem niet de bewijslast rust (die ligt, zoals ook uit 2.9 van het tussenarrest is af te leiden, bij ABC Stalling) is zijn verklaring niet aan de beperkingen van artikel 164 lid 2 Rv onderhevig. Wel ziet het hof in het feit dat [appellant] partij is in dit geding, aanleiding om terughoudendheid te betrachten bij het gebruik van zijn verklaring voor het tegenbewijs.
2.4.2.
Uit de verklaring van [appellant] over de formaliteiten die werden gevolgd bij de stalling van zijn busje volgt, dat hij maar één papiertje heeft ontvangen dat hij ter plaatse heeft ondertekend. Met dat papiertje doelt hij op productie 1 bij inleidende dagvaarding: de stallingsovereenkomst, met daarin het aangekruiste bekendheidsbeding. [appellant] verklaart er zeker van te zijn dat hij verder geen documenten heeft ontvangen. Daartegenover staat de verklaring van [X] waaruit volgt, dat de gang van zaken volgens een vaste volgorde verliep waarbij de stallingsvoorwaarden altijd werden uitgereikt en dat zij het niet mogelijk acht dat aan [appellant] bij vergissing geen voorwaarden zijn uitgereikt. Uit het feit dat zij verder heeft verklaard dat het handschrift waarmee de gegevens op de stallingsovereenkomst met [appellant] zijn geschreven, van haar is, en de daarop geplaatste handtekening namens ABC Stalling van haar broer, leidt het hof af dat [X] en haar broer namens ABC Stalling bij de transactie met [appellant] betrokken zijn geweest.
2.4.3.
Gezien de getuigenverklaring van [X] en mede in aanmerking nemend de onder 2.4.1 bedoelde terughoudendheid, acht het hof de getuigenverklaring van [appellant] onvoldoende ter ontzenuwing van het vermoeden van het hof, dat bij het sluiten van de stallingsovereenkomst de algemene voorwaarden aan [appellant] ter hand zijn gesteld
2.4.4.
[appellant] heeft ook in eerste aanleg tegenbewijs mogen leveren en heeft daartoe twee getuigen voorgebracht. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verklaringen van die twee getuigen niet reppen over de specifieke gang van zaken tussen [appellant] en ABC Stalling en in zoverre onvoldoende toevoegen aan hetgeen [appellant] zelf daarover heeft verklaard.
2.5
Nu [appellant] niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs geldt hetgeen het hof in zijn tussenarrest onder 2.11 tot en met 2.16 heeft overwogen. De slotsom luidt dan ook, dat de rechtbank de vorderingen van [appellant] terecht heeft afgewezen. De grieven falen. De vonnissen waarvan beroep zullen daarom worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ABC Stalling begroot op € 1.769,00 aan verschotten en € 4.632,00 voor salaris;
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, R.H. de Bock en J.C. Toorman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.