ECLI:NL:GHAMS:2013:2369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
23-002403-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte te Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, die op 27 februari 2013 te Schiphol werd aangehouden, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 12.025,1 gram cocaïne in Nederland. De tenlastelegging was gebaseerd op de Opiumwet, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal betoogd dat de verdachte niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan, omdat zij niet voldoende had geverifieerd wat zij meenam. De verdachte stelde dat zij niet op de hoogte was van de inhoud van de tas en dat zij enkel documenten moest vervoeren. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte had moeten zijn van de risico's, gezien haar ervaring als reiziger en de omstandigheden waaronder zij de tas had gekregen. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van medeplegen van de cocaïnesmokkel. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, maar het hof besloot de straf te verlagen naar 140 dagen, rekening houdend met de ernstige gezondheidstoestand van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten, maar verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar en legde de gevangenisstraf op. De verdachte kreeg ook de in beslag genomen goederen terug.

Uitspraak

parketnummer: 23-002403-13
datum uitspraak: 16 juli 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-800266-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 juli 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 27 februari 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 12025,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 27 februari 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 12025,1 gram cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en
omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de invoer van cocaïne . Hiervoor voert hij – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aan.
De tas waarin de cocaïne werd aangetroffen was niet de tas van de verdachte, zij heeft nooit enige bemoeienis met die tas gehad. Haar eigen tas, ingecheckt in Peru, werd later bij de ‘lost luggage’ te Schiphol gevonden, zonder bagagelabel. Ten onrechte werd de verdachte gelinkt aan de tas met cocaïne. De sms-berichten die voor het bewijs gebezigd zijn, waren ontleend aan een mobiele telefoon waarvan ook anderen dan verdachte gebruik hebben gemaakt. Uit de sms-correspondentie blijkt dat de verdachte haar eventuele ‘twijfels’ bij [D] kenbaar gemaakt heeft, maar dat die twijfels door hem steeds werden weggenomen. De verdachte moest enkel documenten vervoeren. Er was geen sprake van een aanmerkelijke kans dat verdachte mogelijk drugs zou gaan vervoeren, want daarvoor is het feit van algemene bekendheid dat via luchthavens van Zuid-Amerika naar Europa drugs worden gesmokkeld, onvoldoende. Zij heeft die kans bovendien niet op de koop toe genomen, aangezien haar duidelijk is gemaakt dat er geen risico was.
Ook is er geen sprake van medeplegen van de invoer van cocaïne. De verdachte was niet op de hoogte en heeft geen rol gehad bij het maken van een plan voor het invoeren van cocaïne. De vlucht was enkel een middel voor de daadwerkelijke daders om de verdovende middelen in te voeren. Haar rol was zeer ondergeschikt. Ze heeft niet intensief samengewerkt, er was geen bewust aandeel voor de verdachte daarin. Derhalve dient vrijspraak te volgen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan. Ze had moeten verifiëren wat ze meenam en heeft niet voldoende doorgevraagd, terwijl de omstandigheden daarom wel vroegen. Bovendien was de verdachte een ervaren reizigster en het is een feit van algemene bekendheid dat vanuit Zuid-Amerika drugs worden gesmokkeld. De verdachte heeft sms-berichten ontvangen die aan haar waren gericht, waarin precieze instructies stonden. Bovendien heeft de verdachte ermee ingestemd dat documenten na het inchecken in haar tas zouden worden gedaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De stelling van de raadsman dat de verdachte geen voorwaardelijk opzet had op de invoer van cocaïne en dat er geen sprake was van medeplegen, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Op 27 februari 2013 werd de verdachte te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, aangehouden. In een rode sporttas werden onder meer twaalf verpakte pakketten aangetroffen met daarin ongeveer 12.025,1 gram cocaïne. De tas was afkomstig uit het bagageruim van een vlucht uit Lima met als eindbestemming Londen Gatwick. Aan deze tas was een bagagelabel bevestigd, met nummer [vluchtnummer], dat ten name gesteld was van ‘[naam]’. Dit label was kennelijk gescheurd en bestond daardoor uit twee delen, die met transparante tape aan elkaar waren geplakt. Voorts was de verdachte in het bezit van een ‘claimtag’, voorzien van hetzelfde nummer als op het bagagelabel. [1]
De verdachte bleek bij aanhouding tevens in het bezit te zijn van een elektronisch vliegticket, geldig gemaakt voor de route Lima – Amsterdam – Londen, en een KLM instapkaart op naam van de verdachte en geldig gemaakt voor de route Lima – Amsterdam. [2]
Op 27 februari 2013 kwam bij de afdeling ‘lost luggage’ van de KLM een rode sporttas binnen. Het betrof een identieke tas als de sporttas waarin op 27 februari 2013 verdovende middelen werden aangetroffen. Deze tas was niet voorzien van een bagagelabel. In deze tas bevonden zich de spullen waarvan de verdachte tijdens verhoor heeft verklaard dat zij die voor vertrek in Lima in haar tas, een rode sporttas, had gedaan. Deze sporttas had zij, blijkens haar verklaring, kort voor haar vertrek van [D] gekregen. [3]
Onder de verdachte werd een mobiele telefoon van het merk LG in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat er meerdere sms-berichten in de Spaanse taal in het geheugen van de telefoon waren opgeslagen die kort voor haar vertrek zijn uitgewisseld. Deze berichten zijn naar het Nederlands vertaald. Uit de sms-berichten blijkt dat de verdachte sms-contact had met ‘New [D]’, dit bleek dezelfde persoon te zijn als ‘[D]’ voornoemd. [D] was één van de twee mannen met wie de verdachte in Peru bevriend was geraakt. [4]
Uit het sms-contact tussen de mobiele telefoon van de verdachte en die van [D] kan het volgende worden afgeleid. [D] garandeerde de verdachte dat zij niets ging meenemen dat haar in problemen zou kunnen brengen, dat hij alles klaar had en dat hij op haar rekende. Alles zou heel goed gaan en dat verzekerde hij haar. Bovendien zou het niet gevaarlijk zijn. [M], de andere persoon met wie zij bevriend was geraakt in Peru, zou de reis eigenlijk maken en zij moest op hen beiden vertrouwen. Alles zou goed komen en er viel niets te vrezen. Hij vertelde haar positief te denken, alles zou heel goed gaan.
Verdachte heeft op haar beurt een aantal sms-berichten naar [D] gestuurd waarin stond dat [M] zich vergiste, dat het probleem was dat ze geen vertrouwen had in haar eigen capaciteiten om goede beslissingen te nemen en dat ze, hoewel het haar een beetje verdacht leek, het besluit had genomen het risico te nemen om haar kinderen te helpen. Ze had het fijner gevonden om iets aan cosmetische chirurgie te doen, maar ze wist wat belangrijker was. [5]
Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat ze door die twee mannen was gevraagd documenten te vervoeren naar Londen, in ruil voor een gratis ticket. De twee mannen zeiden geen gebruik te willen maken van [F], omdat ze geen vertrouwen in het vervoersbedrijf hadden. Voornoemde mannen had ze ongeveer vier maanden voor vertrek ontmoet in Peru, alwaar de verdachte en de mannen in hetzelfde hostel verbleven en op vriendschappelijke basis met elkaar om gingen. Ongeveer twee dagen voor vertrek werd aan de verdachte medegedeeld dat de documenten pas na het inchecken in haar bagage gestopt zouden worden. De verdachte heeft toen geen verdere vragen gesteld, omdat ze er naar eigen zeggen al midden in zat. Evenzo heeft de verdachte geen vragen gesteld op het moment dat ze het ticket in handen kreeg en zag dat het ticket €5.500,- had gekost.
Het hof neemt als uitgangspunt dat een reiziger verantwoordelijk is voor de bagage die hij of zij met zich voert tijdens een vliegreis. Daarnaast is het een algemene ervaringsregel dat een reiziger van wie later blijkt dat hij of zij een bagagestuk met zich voert waarin zich een grote hoeveelheid cocaïne bevindt, met de aanwezigheid van die cocaïne in die bagage bekend pleegt te zijn, dan wel zich welbewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat in die bagage cocaïne aanwezig is. Die reiziger draagt voor die inhoud in beginsel dan ook de verantwoordelijkheid.
In casu heeft de verdachte niet voldaan aan haar onderzoeksplicht., gelet op de omstandigheden waaronder zij kort voor haar vertrek gevraagd is documenten te vervoeren, met een tas die zij kort voor haar vertrek had gekregen van [D]. De verdachte heeft kritisch doorgevraagd noch onderzoek gepleegd naar de spullen die zij moest vervoeren. Tevens heeft de verdachte ermee ingestemd dat de documenten pas na het inchecken van de ruimbagage, door medewerkers van de vluchthaven in Lima, in haar bagage zouden worden gedaan.
Door onder deze omstandigheden tot het vervoeren van de documenten over te gaan, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er geen documenten, maar cocaïne in haar bagage zou worden gedaan, hetgeen ook het geval bleek te zijn. Dit geldt temeer nu het een feit van algemene bekendheid is dat er vanuit Zuid-Amerika via de luchthaven grote hoeveelheden cocaïne Europese landen worden binnengesmokkeld en verdachte, een zeer ervaren reiziger geacht moet worden op de hoogte te zijn van de risico’s van het meenemen van goederen voor andere personen.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat verdachte de cocaïne opzettelijk heeft ingevoerd, in de zin van voorwaardelijk opzet. Het daarop betrekking hebbend verweer wordt derhalve verworpen.
Voorts was er sprake van een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte met de twee personen met wie zij in Lima bevriend was geraakt. Door de reis daadwerkelijk te maken, in te stemmen met het feit dat de documenten na het inchecken bij de bagage zouden worden gedaan in een haar door die vrienden ter beschikking gestelde tas, en gelet op voormelde sms-berichten, kan zij als medepleger van de cocaïnesmokkel worden aangemerkt. Ook dit verweer wordt mitsdien verworpen.
Gelet op de beslissing die het hof neemt, behoeft het (voorwaardelijke) verzoek tot het horen van de in de pleitnotitie genoemde getuigen geen bespreking meer.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ernstig ziek is, en verzoekt de verdachte vrij te spreken van het haar ten laste gelegde. Subsidiair verzoekt de raadsman om schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Meest subsidiair verzoekt de raadsman geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan cliënte thans in voorarrest heeft gezeten.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen en teruggave van de in beslag genomen goederen aan de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich – samen met anderen – schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim twaalf kilo cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur is in beginsel gerechtvaardigd. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet het hof echter aanleiding de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf in aanzienlijke mate te verlagen. Bij de verdachte is longkanker geconstateerd met uitzaaiingen, en de prognose is zeer somber.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte zo spoedig mogelijk in de gelegenheid moet worden gesteld om af te reizen naar haar vaderland en bij de strafoplegging zal het hof daarmee rekening houden.
Alles afwegende, acht het hof een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
buitenlands geld; 36 biljetten van 20 USD, 1 biljet van 5 USC, 1 biljet van 1 USD.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. R.J.F. Thiessen en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2013.
Mr. R.J.F. Thiessen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 6 maart 2013
2.Proces-verbaal van onderzoek paspoort en reisbescheiden d.d. 28 februari 2013 (voorgeleidingdossier 13-01186)
3.Proces-verbaal van verhoor d.d. 7 maart 2013
4.Proces-verbaal d.d. 1 maart 2013
5.Proces-verbaal van onderzoek mobiele telefoon d.d. 27 februari 2013