In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden voor het witwassen van een geldbedrag van € 25.995, dat op 13 september 2008 op Schiphol werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat de verdachte, door een aanzienlijk bedrag in contanten te vervoeren zonder dit bij de douane aan te geven, een redelijk vermoeden van schuld aan witwassen heeft gewekt. De verdachte had geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van het geld en zijn verklaring over een vermeende verkoop van een restaurant in Belgrado werd als onvoldoende concreet en niet verifieerbaar beschouwd. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in aanmerking nam. De verdachte werd ook veroordeeld tot verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag, dat als afkomstig van misdrijf werd beschouwd. Het hof benadrukte dat witwassen een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële verkeer aantast.