ECLI:NL:GHAMS:2013:2315

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
23-000659-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor witwassen van een aanzienlijk geldbedrag aangetroffen op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden voor het witwassen van een geldbedrag van € 25.995, dat op 13 september 2008 op Schiphol werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat de verdachte, door een aanzienlijk bedrag in contanten te vervoeren zonder dit bij de douane aan te geven, een redelijk vermoeden van schuld aan witwassen heeft gewekt. De verdachte had geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van het geld en zijn verklaring over een vermeende verkoop van een restaurant in Belgrado werd als onvoldoende concreet en niet verifieerbaar beschouwd. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in aanmerking nam. De verdachte werd ook veroordeeld tot verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag, dat als afkomstig van misdrijf werd beschouwd. Het hof benadrukte dat witwassen een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële verkeer aantast.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000659-12
Datum uitspraak: 6 augustus 2013
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 2 februari 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-810141-09 tegen:
[personalia verdachte]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 september 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 25.995 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 25.995 euro, althans een geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een andere strafoplegging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 september 2008, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 25.995 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal met nummer
200812356van 13 september 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [1] en[2] [Bijlage nr.: AH-002].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van bevindingen
van verbalisanten:
Wij, de verbalisanten, controleerden op 13 september 2008 op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, de passagiers reizende met vlucht JU263 naar Belgrado/Servië op de bij uitvoer van toepassing zijnde Douanebepalingen. Tijdens deze controle spraken wij een voor ons onbekende man aan en vroegen hem of hij meer dan € 5.000 met zich meevoerde op deze reis. Hij antwoordde ons het volgende: Ja, ik heb meer dan € 5.000 bij mij, ik heb ongeveer € 10.000 bij mij. Hierop hebben wij deze man gevraagd mee te lopen naar de achterzijde van de pier D31. Hier opende hij zijn tas waar hij een handtas uit pakte. Hij haalde hier een stapel papiergeld uit. Wij zagen voornamelijk € 500 biljetten.
Nadat hij deze geteld had antwoordde hij: “ik heb € 25.500 bij mij.
Verder verklaarde de man: “Ik ben twee maanden in Spanje geweest en drie dagen in Antwerpen. Vandaag heeft een vriend mij naar het vliegveld gebracht.”Op onze vraag of de man op enige wijze kon aantonen hoe hij in het bezit was gekomen van het geld antwoordde hij ons het volgende: “Nee, dat kan ik niet.”
Wij, de verbalisanten, en de verdachte waren de Engelse taal voldoende machtig. In totaal telden wij, de verbalisanten, een bedrag van € 25.995.
2.
Een proces-verbaal van inbeslagneming van 13 september 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [3] en [4] met bijbehorende lijst van in beslag genomen voorwerpen van 13 september 2008 [Bijlage nr.: AH-001-6].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen
van verbalisanten:
Op 13 september 2008 hebben wij op Schiphol € 25.500,- bestaande uit 51 biljetten van € 500,- in beslag genomen van de verdachte [verdachte].
3.
Een proces-verbaal van verhoor van 13 september 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [3] en [4] [Ongenummerde bijlage achter tapblad V].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 september 2008 tegenover verbalisanten [3] en [4] afgelegde verklaring van de verdachte
[verdachte]:
Bij mij zijn (het hof begrijpt: op 13 september 2008 te Schiphol) in mijn schoudertasje 51 coupures van 500 euro aangetroffen door de douane.

Nadere bewijsoverweging

Het hof stelt vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het geldbedrag dat de verdachte op 13 september 2008 te Schiphol bij zich had van enig misdrijf afkomstig is.
Het hof is vervolgens van oordeel dat uit de navolgende feiten en omstandigheden voortvloeit dat er (zonder meer) sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan het delict witwassen jegens de verdachte.
Op 13 september 2008 wilde de verdachte via Schiphol uitreizen naar Belgrado. De verdachte had op dat moment een geldbedrag van € 25.995 bij zich. Van dit geldbedrag heeft de verdachte op eigen initiatief geen aangifte gedaan bij de douane ondanks het bestaan van de verplichting daartoe. Eerst bij een gerichte controle gevraagd naar het meevoeren van een geldbedrag boven de € 5.000 verklaarde de verdachte ongeveer € 10.000 bij zich te hebben, zijnde een aanzienlijk lager geldbedrag dan dat de verdachte na verder onderzoek feitelijk bij zich bleek te hebben. Het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag bestond onder meer uit 51 biljetten van € 500. De verdachte kon desgevraagd niet aantonen op welke wijze hij in het bezit was gekomen van dat geldbedrag
Het fysiek vervoeren van grote geldbedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich mee. Uit het desgevraagd tegenover de douane noemen van een aanzienlijk lager geldbedrag, leidt het hof af dat het kennelijk de bedoeling was van de verdachte om de meldgrens te ontduiken. Aldus is een tweetal typologieën van witwassen op de onderhavige zaak van toepassing op basis waarvan een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd.
Het hof is van oordeel dat, gelet op dit vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand onwaarschijnlijk is.
De verdachte heeft verklaard dat hij in Spanje een groot geldbedrag in contanten heeft ontvangen van ene [betrokkene] voor de verkoop van 50% van het restaurant [naam restaurant] in Belgrado waarvan hij samen met zijn vrouw voor 90% eigenaar van zou zijn. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is deze verklaring van de verdachte weinig concreet en niet verifieerbaar, nu de verdachte geen enkele verdere informatie heeft kunnen verschaffen op basis waarvan het openbaar ministerie nader onderzoek zou kunnen (doen) instellen. Evenmin heeft de verdachte enig document overgelegd, zoals bijvoorbeeld een overeenkomst of een (kopie van een) kwitantie, waaruit afspraken met betrekking tot het restaurant en de overdracht van het geld zouden kunnen blijken. Voorts heeft de verdachte nagelaten documenten te verstrekken waaruit blijkt dat hij (mede) eigenaar is van genoemd restaurant in Belgrado. Het door de verdachte overgelegde business kaartje van het restaurant [naam restaurant] is daartoe niet toereikend, omdat daaruit geenszins de specifieke betrokkenheid van de verdachte bij dit restaurant kan worden afgeleid. Hoewel de verdachte in zijn verhoor bij de douane uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij wellicht via genoemde [betrokkene] een schriftelijk stuk kan aanleveren ten bewijze van een bankopname of wisseltransactie, is dit noch in eerste aanleg noch in hoger beroep overgelegd.
Voorts acht het hof het op voorhand hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte op de wijze zoals hij heeft verklaard 50% van het betreffende restaurant heeft verkocht aan een persoon van wie hij alleen de voornaam kent en over wie hij geen nadere gegevens kan verstrekken. Verder is het opmerkelijk dat de verdachte zich naar eigen verklaring nauwelijks met het restaurant bemoeide, dat hij slechts recepten opstuurde die hij van het internet haalde en dat hij met zijn vrouw in totaal maandelijks een aanzienlijk te besteden bedrag uit dit restaurant ontving. Naar algemene ervaringsregels kan de verkoop van een zo’n groot aandeel in een dergelijk, blijkbaar goedlopend, restaurant niet tot stand zijn gekomen zonder dat dit op enigerlei wijze kan worden aangetoond. De verdachte had bovendien een aanzienlijk deel van het van [betrokkene] ontvangen geldbedrag al uitgegeven. Het geldbedrag bestond voornamelijk uit coupures van
€ 500. Naar het oordeel van het hof is het een feit van algemene bekendheid dat deze coupures nagenoeg uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld. Al het voorgaande in overweging nemende is het hof dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag
- middellijk of onmiddellijk - van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van de straffen

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen door een aanzienlijke hoeveelheid contant geld te vervoeren in zijn bagage. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving.
Het hof acht de door de rechtbank opgelegde, geheel voorwaardelijke, gevangenisstraf geen recht doen aan de ernst van het feit, onder meer gelet op de hoeveelheid geld die de verdachte voorhanden heeft gehad. Het hof is op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijk gevangenisstraf, passend is. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof als uitgangspunt genomen de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals deze zijn vastgesteld in het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken. Volgens deze oriëntatiepunten is voor fraudedelicten een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden passend indien het benadelingbedrag € 10.000 tot € 70.000 bedraagt. In onderhavige zaak heeft de verdachte een bedrag van € 25.995 witgewassen zodat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien weken geïndiceerd is. Het hof zal de straf enigszins matigen gelet op de pleegdatum, nu bijna 5 jaar geleden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 juli 2013 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Hoewel er sprake is van een lang tijdsverloop nadat het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden, is geen sprake van een schending van de redelijke termijn. Evenmin is gebleken dat de verdachte nadeel heeft ondervonden van het lange tijdsverloop, op grond waarvan strafvermindering op zijn plaats zou zijn.
Het hof acht, alles afwegende en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Geld Euro, 51 biljet van 500 euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 augustus 2013.
.
.