Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
Met betrekking tot het geconstateerde hoogteverschil moet overigens worden aangetekend dat dit hoogteverschil in het plankier thans overbrugd is door een in de derde ring aangebrachte houten hellingbaan. Daarvan geabstraheerd (omdat deze hellingbaan er destijds nog niet was), lijkt op het oog sprake van een doorlopend plankier, zonder hoogteverschillen. Waar het plotselinge hoogteverschil nog wel bestaat, in de tweede ring (een met bakstenen bestraat pad) zijn thans paaltjes aangebracht. De aanwezigheid van de paaltjes heeft een attentiefunctie voor het hoogteverschil, zo heeft het hof ter plaatse geconstateerd. Deze paaltjes waren ten tijde van het ongeval evenmin aanwezig.
Het plotselinge hoogteverschil levert een gevaar op voor gebruikers van het pad, zoals [appellant]. Men kan immers gemakkelijk struikelen of vallen over een hoogteverschil dat men niet verwacht, of, zoals in het geval van [appellant], daar met een scootmobiel kantelen. De gemeente diende er rekening mee te houden dat ook een weggebruiker zou kunnen vallen over een dergelijke hoogteverschil. Door zo'n valpartij bestaat het aanzienlijke risico op schade aan personen. Dat zich eerder geen valpartijen hebben voorgedaan, zoals de gemeente naar voren heeft gebracht, acht het hof niet van doorslaggevend belang.
Dit verweer slaagt. Waar [appellant] zelf heeft aangegeven (zie het proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg) dat hij op het moment van het ongeval naar de molen keek, terwijl hij met zijn scootmobiel op het pad reed, heeft hij niet de normale oplettendheid betracht die van hem verwacht mocht worden. Bij het omhoog kijken naar de molen had redelijkerwijs van [appellant] gevergd mogen worden dat hij zijn scootmobiel tot stilstand zou hebben gebracht en dat hij pas weer zou rijden, als hij zijn blik op het pad voor hem had gevestigd. Door rijdend omhoog te kijken, heeft hij zelf ook schuld aan het ongeval. Indien hij dit niet had gedaan, had hij op het laatste moment toch het plotselinge hoogteverschil kunnen zien. Het hof merkt nog op dat voor zover in de stellingen van de gemeente besloten ligt dat [appellant] (te) snel heeft gereden, het hof aan die stelling voorbij zal gaan, nu er geen concrete aanwijzingen zijn dat dit het geval is geweest.