ECLI:NL:GHAMS:2012:BY5408

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.117.876/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van Stichting Dieren Onder Dak niet tijdig ingediend

In deze zaak heeft de Stichting Dieren Onder Dak op 5 december 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de vierde kamer van het Gerechtshof Amsterdam, naar aanleiding van een tussenarrest van 9 oktober 2012. De Stichting stelde dat de vierde kamer blijk gaf van onpartijdigheidsproblemen door te vrezen voor aanzienlijke proceskosten in de hoofdzaak, wat volgens de Stichting onterecht was. De Stichting vond dat de vierde kamer geen aanleiding had om te veronderstellen dat de advocaten in de hoofdzaak de Gedragsregels hadden geschonden en dat er geen mogelijkheid was voor een schikking in een bevoegdheidskwestie.

Het hof oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de gronden voor wraking pas op 5 december 2012 naar voren waren gebracht, terwijl de feiten eerder bekend waren. Het hof benadrukte dat het wrakingsverzoek zich richtte op inhoudelijke beslissingen van de vierde kamer, die niet door de wrakingskamer konden worden getoetst. De wrakingskamer kan alleen ingrijpen als er sprake is van een beslissing die zo onbegrijpelijk is dat deze alleen verklaard kan worden door vooringenomenheid van de rechter. Dit was in dit geval niet aangetoond.

Uiteindelijk verklaarde het hof de Stichting kennelijk niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek, wat betekent dat het verzoek niet in behandeling werd genomen. De beslissing werd genomen door de rechters J.C. Toorman, T.A.C. Hartingsveldt en S. Clement, met mr. J.G.E.Y. Lok als griffier, en werd uitgesproken tijdens de openbare zitting op 5 december 2012.

Uitspraak

BESCHIKKING
________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
wrakingskamer
zaaknummer : 200.117.876/01
beschikking van de wrakingskamer van 5 december 2012
inzake het op 5 december 2012 ter griffie van dit hof ingediende verzoekschrift namens
de stichting STICHTING DIEREN ONDER DAK,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. F.W.P. Wolters te Amsterdam,
VERZOEKSTER.
Het geding
Verzoekster zal hierna de Stichting worden genoemd.
Het verzoekschrift met bovenvermeld zaaknummer is door mr. Wolters voornoemd namens de Stichting bij fax van 5 december 2012 ingediend ter griffie van het hof. Het betreft het verzoek tot wraking van mr. J.H. Huijzer, voorzitter, en mrs. G.J. Visser en R.J.F. Thiessen, leden van de vierde meervoudige burgerlijke kamer van het gerechtshof Amsterdam (hierna: de vierde kamer), in de bij het hof onder zaaknummer 200.103.484/01 aanhangige procedure tussen de Stichting als appellante en [ geïntimeerde ] en vier andere natuurlijke personen (hierna: [ geïntimeerden ]) als geïntimeerden.
Namens [ geïntimeerden ] is op 5 december 2012 per fax een reactie binnengekomen, dat strekt tot afwijzing van het verzoek.
Beoordeling
1.1. Op 9 oktober 2012 heeft de vierde kamer in de zaak met zaaknummer 200.103.484/01 een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) gewezen waarin, voor zover relevant, het volgende is vermeld:
“3.3. Het hof ziet reden een comparitie van partijen te gelasten om nadere inlichtingen te verkrijgen. Onder meer is door [ geïntimeerden ] aangevoerd dat de administratie inmiddels aan de Stichting is toegezonden. Ook is door [ geïntimeerden ] een afschrift van een door hen bij de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift tot ontslag en schorsing van de bestuurders [ A ] en [ B ] overgelegd, hetgeen de vragen oproept hoe ver die procedure inmiddels is gevorderd en/of voortzetten van het huidige geding nog zinvol is. Deze vragen zijn temeer gerechtvaardigd nu in het onderhavige geschil bevoegdheidsproblemen spelen die mogelijk tot verdere aanzienlijke proceskosten voor partijen kunnen leiden. De comparitie zal daarom tevens worden aangewend om een schikking te beproeven.
3.4. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
- gelast partijen, vergezeld van hun raadslieden, tot het hiervoor omschreven doel te verschijnen voor mr. G.J. Visser, daartoe als raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam, op dinsdag 6 november 2012 des namiddags om 15.00 uur;
- verzoekt partijen om, indien zij op het zojuist genoemde tijdstip verhinderd zijn, dat binnen twee weken na heden schriftelijk aan het enquêtebureau van het hof mee te delen, onder gelijktijdige opgaaf van de verhinderdata van beide partijen in de maanden oktober, november en december 2012;
- houdt iedere verdere beslissing aan.”
1.2. De comparitiedatum is nader bepaald op 6 december om 9:00 uur.
1.3. De Stichting heeft aan haar verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de vierde
kamer, door in het tussenarrest te overwegen dat in de hoofdzaak bevoegdheidsproblemen spelen die mogelijk tot verdere aanzienlijke proceskosten voor partijen kunnen leiden, blijk heeft gegeven te vrezen voor aanzienlijke, en mogelijk in de ogen van de vierde kamer onredelijke, proceskosten. Volgens de Stichting is deze vrees onbegrijpelijk, gelet op de waarborgen die hiervoor in de Gedragsregels zijn opgenomen, en heeft de vierde kamer geen aanleiding (gesteld) dat de advocaten in de hoofdzaak deze Gedragsregels zouden hebben geschonden. Daarnaast acht de Stichting zich op onjuiste gronden onder druk gezet om te schikken wat niet kan worden geschikt. De Stichting vermag niet in te zien hoe inzake een bevoegdheidskwestie een schikking kan worden bewerkstelligd. Gelet op het voorgaande vreest de Stichting voor onvoldoende onpartijdigheid van de vierde kamer tijdens de te houden comparitie van partijen.
1.4. Het hof overweegt als volgt.
1.5. Op grond van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij, elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 37 lid 1 Rv bepaalt dat dit verzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
1.6. Het wrakingsverzoek van de Stichting richt zich tegen het tussenarrest van de vierde kamer van 9 oktober 2012. Aangevoerd noch gebleken is waarom de gronden voor wraking niet eerder dan op 5 december 2012 – één dag voor de bij het tussenarrest bepaalde comparitie van partijen – naar voren hadden kunnen worden gebracht. Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend.
1.7. Daar komt bij dat het onderhavige wrakingsverzoek slechts ziet op inhoudelijke (tussen)beslissingen van de vierde kamer. Het is niet aan de wrakingskamer die beslissingen inhoudelijk te toetsen. Een en ander zou slechts anders kunnen zijn indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Daarvan is in casu, in het licht van hetgeen door de Stichting is aangevoerd, niet gebleken.
1.8. De slotsom op grond van het vorenstaande is dat de Stichting kennelijk niet-ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek.
1.9. Gelet op het voorgaande heeft, op grond van artikel 11 lid 1 van het wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam, geen mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
1.10. Dit leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
Het hof:
verklaart verzoekster in het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Toorman, T.A.C. Hartingsveldt en S. Clement in tegenwoordigheid van mr. J.G.E.Y. Lok als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 5 december 2012.