ECLI:NL:GHAMS:2012:BY3955

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.113.214/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van de elfde meervoudige strafkamer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 november 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [ verzoeker ] tegen de rechters van de elfde meervoudige strafkamer. Het verzoek tot wraking was ingediend door mr. W. Drummen, de raadsvrouwe van [ verzoeker ], en betrof de rechters mr. P.C. Kortenhorst, mr. A.S. Arnold en mr. J.L. Bruinsma. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was de afwijzing van een verzoek van de verdediging om tapgesprekken te verstrekken, die volgens de verdediging van belang waren voor de zaak. De verdediging stelde dat de ontmanteling van de tapkamer niet betekende dat de gesprekken vernietigd waren en dat er back-ups beschikbaar moesten zijn. Het hof oordeelde dat de verdediging onvoldoende had onderbouwd dat de informatie van de verbalisant onjuist was en dat de afwijzing van het verzoek niet voortkwam uit vooringenomenheid van de rechters. De advocaat-generaal had ook geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek, stellende dat wraking niet kan dienen als rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen van het hof. Het hof overwoog dat de rechters vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De motivering van de afwijzing van het verzoek tot nader onderzoek was niet zo onbegrijpelijk dat deze als vooringenomen kon worden beschouwd. Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trokken, en wees het wrakingsverzoek af.

Uitspraak

BESCHIKKING
________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.113.214/01
beschikking van de wrakingskamer van 12 november 2012
inzake het op 13 september 2012 ter griffie van dit hof ingediende verzoekschrift van
[ VERZOEKER ],
geboren te [ geboorteplaats ] ( X ) op [ geboortedatum ],
adres: [ adres ], [ postcode] [ plaatsnaam ]( Y ),
thans gedetineerd in P.I. [ penitentiaire inrichting ], HvB [ HvB ] te [ plaatsnaam ],
VERZOEKER,
raadsvrouwe: mr. W. Drummen te Amsterdam.
Het procesverloop
Verzoeker wordt hierna [ verzoeker ] genoemd.
Het verzoek tot wraking met bovenvermeld zaaknummer is door mr. Drummen namens
[ verzoeker ] schriftelijk ingediend in de zaak met parketnummer [ parketnummer ]. Het betreft de wraking van mr. P.C. Kortenhorst, voorzitter, en mrs. A.S. Arnold en J.L. Bruinsma, leden van de elfde meervoudige strafkamer van dit hof.
Mrs. Kortenhorst, Arnold en Bruinsma hebben niet berust in de wraking. Bij brief van 1 oktober 2012 hebben zij gezamenlijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
Bij brief van 12 oktober 2012 heeft de advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam mr. P. Everaars een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De wrakingskamer heeft het verzoek in het openbaar behandeld op 2 november 2012 te 11:00 uur. Daarbij is [ verzoeker ] in persoon verschenen, vergezeld van zijn raadsvrouwe voornoemd, die het verzoek mondeling heeft toegelicht aan de hand van de door haar aan het hof overgelegde pleitnota. [ verzoeker ] is meegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht en hem is de mogelijkheid gegeven als laatste het woord te voeren.
Mrs. Kortenhorst en Bruinsma zijn ter zitting verschenen en hebben het woord gevoerd.
Tevens is verschenen de advocaat-generaal, die zijn standpunt heeft gegeven en heeft gereageerd op het pleidooi van mr. Drummen. Hij heeft zijn conclusie tot afwijzing van het verzoek gehandhaafd.
Beoordeling
1.1. Het gaat hier, samengevat en voor zover relevant, om het volgende.
1.1.a. In het proces-verbaal van de elfde meervoudige strafkamer van 28 februari 2012 is, voor zover relevant, als beslissing van het hof het volgende vermeld:
- dat het verzoek van de verdediging tot verstrekking van de tapgesprekken van 12 maart 2010 om 16:46:01 uur op het nummer [ telefoonnummer ] en 12 maart 2010 om 21:49:14 uur op het nummer [ telefoonnummer ] wordt afgewezen. Het hof overweegt daartoe dat de verdediging om de verstrekking van die tapgesprekken heeft verzocht kennelijk met als doel om door een deskundige te laten onderzoeken of die tapgesprekken ‘live’ dan wel op een later moment zijn uitgeluisterd.
In plaats daarvan zal het hof de raadsheer-commissaris opdracht geven om een (NFI-)deskundige te benoemen die zelfstandig onderzoek kan verrichten naar die tapgesprekken, in die zin dat deze (NFI) deskundige, mede aan de hand van de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde brief van de verdediging van van de Ven van 7 november 2011, onderzoekt of die tapgesprekken ‘live’ dan wel op een later moment zijn uitgeluisterd. Door dit onderzoek wordt hetzelfde doel bereikt als door de verdediging is beoogd. De verdediging heeft daardoor geen belang meer bij verstrekking van de tapgesprekken voornoemd.”
1.1.b. In het proces-verbaal van de elfde meervoudige strafkamer van 4 september 2012 is, voor zover relevant, als mededeling van de raadsvrouw het volgende vermeld:
“De door mij meegebrachte deskundige Van de Ven bestrijdt de conclusie die in het rapport van Brightside staat, te weten dat tapgesprekken na het wissen niet meer te traceren zijn. Hij zegt te weten op welke wijze de verwijderde informatie alsnog boven water kan worden gehaald en hij is bereid samen met de raadsheer-commissaris naar de tapkamer te gaan om dit te bewerkstelligen. Ik verzoek u een dergelijk onderzoek door de raadsheer-commissaris te bevelen. Een onderzoek als hier aan de orde dient niet te worden gedaan door een parketsecretaris, maar door de raadsheer-commissaris als onafhankelijke partij, mede omdat het openbaar ministerie in deze zaak zelf onderwerp van onderzoek is.
Dat de tapkamer waar destijds de gesprekken zijn opgenomen, ontmanteld zou zijn, doet niet af aan het feit dat er back-ups van de opgenomen gesprekken moeten bestaan. Van de Ven is gespecialiseerd in het traceren van reeds gewiste gesprekken. U kunt hem hierover ook horen. U kunt hem ook horen over wat er gebeurt met een ontmanteld systeem. Van de Ven is om die reden door mij meegebracht naar de terechtzitting.”
1.1.c. Voorts is in het onder 1.1.b. genoemde proces-verbaal, voor zover relevant, als beslissing van het hof het volgende vermeld:
“De raadsvrouwe heeft – nader – technisch onderzoek verzocht met betrekking tot de vraag of twee getapte telefoongesprekken rechtstreeks zijn afgeluisterd. De raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit hof heeft daarnaar onderzoek gedaan. De bevindingen van de raadsheer-commissaris zijn ter terechtzitting van heden aan de orde gesteld.
Het hof heeft het verzoek beoordeeld en daarbij in het bijzonder gelet op de navolgende passage uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [ A ]:
“Bij navraag bij de Unit Landelijke Interceptie (Uli) van het KLPD blijkt dat alle gesprekken indertijd zijn opgenomen in de oude Reliant omgeving Epe. De Reliant omgeving Epe en de administratieve systemen daaromtrent zijn al enige tijd geleden ontmanteld.”;
De raadsvrouwe heeft onvoldoende onderbouwd en toegelicht dat deze informatie onjuist zou zijn. Het horen van de deskundige Van de Ven ter terechtzitting van heden heeft daar geen verandering in gebracht.
Het hof kan, gelet op een en ander, niet anders dan constateren dat het door de verdediging gewenste onderzoek niet mogelijk is.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.”
1.2. Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is namens [ verzoeker ] – samengevat – het volgende naar voren gebracht. Ter zitting van 4 september 2012 is door de verdediging, gesteund door deskundige Van de Ven, betoogd dat ontmanteling niet impliceert dat de genoemde twee tapgesprekken zijn vernietigd en dat er back-ups van die tapgesprekken in het systeem te vinden moeten zijn. Voldoende aannemelijk is daarom geworden dat het verzochte onderzoek naar de tapgesprekken – welk onderzoek het hof blijkens de beslissing van 28 februari 2012 kennelijk van belang achtte – nog kan worden uitgevoerd, reden waarom de verdediging het hof heeft verzocht de tapgesprekken alsnog te (laten) traceren. Volgens [ verzoeker ] had het hof had het verzoek om (nader) onderzoek dan ook niet mogen afwijzen en is de motivering van die afwijzing zo onbegrijpelijk, dat daarvoor geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
1.3. Mrs. Kortenhorst, Arnold en Bruinsma hebben – samengevat – naar voren gebracht dat het wrakingsverzoek ziet op een processuele (tussen)beslissing van het hof, die is genomen op grond van de informatie die het hof ter zitting van 4 september 2012 ter beschikking stond. Van vooringenomenheid is volgens hen geen sprake. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek hebben mrs. Kortenhorst en Bruinsma desgevraagd toegelicht dat ter zitting van 4 september 2012 door de verdediging, althans deskundige Van de Ven slechts is verklaard dat er back-ups van de twee tapgesprekken zouden moeten bestaan. Dat daadwerkelijk back-ups van die tapgesprekken bestaan, die op forensische wijze zouden kunnen worden onderzocht is daarbij echter niet voldoende gebleken, aldus mrs. Kortenhorst en Bruinsma.
1.4. De advocaat-generaal heeft – kort gezegd – naar voren gebracht dat de gronden voor de wraking zoals namens [ verzoeker ] aangevoerd niet kunnen leiden tot gegrond verklaring van het wrakingsverzoek. Volgens de advocaat-generaal kan wraking niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige inhoudelijke beslissingen van het hof.
1.5. Het hof overweegt als volgt.
1.6. Het onderhavige wrakingsverzoek dient te worden beoordeeld op grond van de hier toepasselijke artikelen 512 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.
1.7. Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.8. Het hof neemt daarbij tot uitgangspunt dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
1.9. Indien het gaat om een door de rechter gegeven beslissing kan de vrees voor vooringenomenheid slechts objectief gerechtvaardigd zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Wraking kan niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen.
1.10. Uit de motivering van de afwijzende beslissing van 4 september 2012 volgt met zoveel woorden dat de elfde meervoudige strafkamer het standpunt van de verdediging en de deskundige in zijn beoordeling heeft betrokken. De toelichting en onderbouwing van de raadsvrouwe en de deskundige hebben de strafkamer er - kennelijk - niet van kunnen overtuigen dat de bevindingen van verbalisant [ A ] onjuist zouden zijn. Op die grond is het verzoek tot nader onderzoek afgewezen. Dit is een beslissing die de inhoud van de strafzaak betreft. Dat aan die beslissing persoonlijke vooringenomenheid ten grondslag heeft gelegen, wordt door [ verzoeker ] niet aangevoerd. Daarmee resteert de door hem opgeworpen vraag of de beslissing zo onbegrijpelijk is dat er zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid zijn als hiervoor onder 1.9, eerste volzin bedoeld. De hiervoor weergegeven motivering is kort en geeft slechts zeer beperkt inzicht in de gedachtegang die de strafkamer tot de afwijzende beslissing heeft gebracht. Meer in het bijzonder blijkt daaruit niet in hoeverre het hof de mogelijkheid om eventuele back-ups van de genoemde tapgesprekken te traceren in zijn afweging heeft betrokken. Deze tekortkoming in de motivering maakt de beslissing echter nog niet zo onbegrijpelijk dat redelijkerwijs geen andere verklaring doorvoor is te geven dan dat daaraan een (persoonlijke) vooringenomenheid van mrs. Kortenhorst, Arnold en Bruinsma ten grondslag heeft gelegen. Daaruit volgt ook niet de schijn van een dergelijke vooringenomenheid. Bijkomende feiten en omstandigheden die al dan niet in samenhang met de gegeven motivering dat oordeel wel zouden kunnen rechtvaardigen, zijn niet gebleken.
1.11. Uit het voorgaande volgt dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van mrs. Kortenhorst, Arnold en Bruinsma schade zou kunnen lijden. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.W. Hoekzema, I.M.H. van Asperen de Boer – Delescen en J.C. Toorman in tegenwoordigheid van mr. J.G.E.Y. Lok als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 12 november 2012.