GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
WRAKINGSKAMER
[ VERZOEKER ] (hierna: [ verzoeker ]),
geboren te [ geboorteplaats ] op [ geboortedatum ],
wonend te [ woonplaats ],
raadsman: mr. W.J.E. Hendriks te Amsterdam.
1.1 Op 14 augustus 2012 heeft [ verzoeker ] een schriftelijk verzoek ingediend dat strekt tot wraking van mr. M. Gonggrijp-van Mourik, lid van de negende meervoudige strafkamer van het Gerechtshof te Amsterdam, inzake een door [ verzoeker ] ingediend klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aanhangig onder rekestnummer [ rekestnummer ].
1.2 Op 14 augustus 2012 heeft een in raadkamer gehouden openbare zitting van de negende meervoudige strafkamer, bestaande uit mrs. M. Gonggrijp-van Mourik, R.C.P. Haentjens en N.F. van Manen, plaatsgevonden inzake het hiervoor genoemde klaagschrift. Bij die gelegenheid heeft mr. Hendriks voornoemd het hof onder meer meegedeeld dat hij die dag namens [ verzoeker ] een wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Gonggrijp-van Mourik had ingediend en dat hij dit wrakingsverzoek handhaaft.
1.3 Op 17 augustus 2012 heeft mr. Hendriks namens [ verzoeker ] een schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek ingediend ter griffie van het hof.
1.4 Op 17 augustus 2012 heeft mr. Gonggrijp-van Mourik een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de wrakingskamer doen toekomen.
1.5 Op 31 augustus 2012 heeft mr. Hendriks namens [ verzoeker ] aanvullende gronden voor het wrakingsverzoek ingediend ter griffie van het hof.
1.6 Op 19 september 2012 is een brief van mr. Hendriks binnengekomen ter griffie van het hof.
1.7 De advocaat-generaal bij het Gerechtshof te Amsterdam mr. F.W.M. van Straelen, belanghebbende, heeft bij brief van 19 september 2012, bij de griffie van het hof binnengekomen op 26 september 2012 een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend.
1.8 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van het hof op 12 oktober 2012. [ verzoeker ] was daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. Hendriks voornoemd, die het standpunt van [ verzoeker ] nader heeft toegelicht aan de hand van een door hem aan het hof overgelegde pleitnota. Tevens heeft de advocaat-generaal zijn standpunt gegeven en gereageerd op het pleidooi van mr. Hendriks. [ verzoeker ] is medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht is en hem is de mogelijkheid gegeven als laatste het woord te voeren.
2.1 Het gaat hier, samengevat en voor zover van belang, om het volgende.
a. Bij arrest van de negende meervoudige strafkamer van het hof van 15 februari 2012 met parketnummer [ parketnummer ], waarin zitting hadden mrs. M. Gonggrijp-van Mourik, H.A. Holthuis en J.P.W. Helmonds, is [ verzoeker ] veroordeeld wegens het begaan van een zedenmisdrijf. Daarbij is tevens de teruggave aan [ verzoeker ] gelast van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een jas en schoenen.
b. Tegen voornoemd arrest heeft [ verzoeker ] beroep in cassatie ingesteld.
c. Op 6 april 2012 heeft [ verzoeker ] een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend tegen het uitblijven van teruggave door de advocaat-generaal van de bedoelde jas en schoenen van [ verzoeker ] Op 13 augustus 2012 heeft [ verzoeker ] mr. Gonggrijp-van Mourik verzocht zich te verschonen.
e. Bij e-mail van 13 augustus 2012 heeft de senior juridisch medewerker [ naam ] de raadsman van [ verzoeker ] het volgende bericht:
“Geachte heer Hendriks,
Verwijzend naar uw faxbericht van heden inzake het klaagschrift ex artikel 552a Sv in de zaak [ verzoeker ], waarvan de behandeling morgen, 14 augustus 2012 gepland staat, bericht ik u namens de dagvoorzitter, mr. M. Gonggrijp-Van Mourik, als volgt. De behandeling van het klaagschrift zal morgen worden aangehouden en voor de inhoudelijke behandeling naar de zogeheten rekestenkamer van het gerechtshof worden verwezen. (…)”
f. Bij fax van 14 augustus 2012 is het onderhavige wrakingsverzoek binnengekomen ter griffie van het hof.
g. Het proces-verbaal van de zitting van de negende meervoudige strafkamer van het hof van 14 augustus 2012 vermeld, voor zover van belang, het volgende:
“(…)De voorzitter deelt mede de korte inhoud van een heden per fax binnengekomen schriftelijke verklaring van de verdachte, waarin deze afstand doet van zijn recht bij de raadkamerzitting van heden aanwezig te zijn. Voorts maakt de voorzitter melding van de ontvangst op 13 augustus 2012 van een faxbrief van de advocaat van klager waarin hij – zakelijk weergegeven – de voorzitter verzoekt zich te verschonen van de behandeling van het klaagschrift om de in die brief vermelde redenen. De voorzitter deelt mede dat het hof daarop heeft besloten de behandeling van het klaagschrift heden onmiddellijk aan te houden en te verwijzen naar de zogeheten rekestenkamer van dit hof. Een emailbericht met die mededeling is op 13 augustus 2012 aan de advocaat van klager verstuurd en is aan dit proces-verbaal gehecht.
De advocaat van klager voert – zakelijk weergegeven – als volgt het woord:
Ik heb het emailbericht van 13 augustus 2012 gisterenmiddag ontvangen. De inhoud van dat bericht is voor mij aanleiding geweest een wrakingsverzoek in te dienen. Dat heb ik heden en naar mijn oordeel tijdig gedaan. Een medewerker van de griffie deelde mij mede dat het verzoek in goede orde was ontvangen en dat er maatregelen zouden worden getroffen voor de behandeling. Ik herhaal thans ter zitting het wrakingsverzoek dat zich overigens richt tegen de voorzitter.
De oudste raadsheer houdt de advocaat van klager voor dat met de beslissing de behandeling van het klaagschrift te verwijzen naar een strafkamer van dit hof waarin de voorzitter geen zitting heeft, het doel van het wrakingsverzoek reeds lijkt te zijn bereikt.
De advocaat van klager geeft te kennen zijn wrakingsverzoek te handhaven.
De voorzitter deelt mede dat het door de raadsman ingediende wrakingsverzoek het hof niet heeft bereikt en dat het hof kennis neemt van de mededeling van de raadsman ter terechtzitting dat hij de voorzitter wenst te wraken en overigens in het proces-verbaal zal beslissen zoals op 13 augustus 2012 per mail aan de raadsman is bericht.
Hierop deelt de voorzitter mede dat de behandeling van het onderhavige klaagschrift wordt aangehouden voor onbepaalde tijd en wordt verwezen naar de 12e kamer (de rekestenkamer) met bevel tot oproeping van de klager en zijn advocaat tegen een nader te bepalen datum en tijd. (…)”.
2.2 Ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek heeft [ verzoeker ] –kort gezegd - aangevoerd dat door het hof, bestaande uit onder meer mr. Gonggrijp-van Mourik, bij de behandeling van de strafzaak en het eindarrest van 15 februari 2012 ernstige misslagen zijn gemaakt waardoor de rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid is geschaad. Met name komt [ verzoeker ] op tegen de in het proces-verbaal van de zitting van 7 december 2011 opgenomen waarnemingen van mr. Gonggrijp-van Mourik, toen als oudste raadsheer, te weten: “De oudste raadsheer merkt op dat zij heeft waargenomen dat de verdachte, toen hij de zittingszaal werd binnengeleid, zijn schouders tijdens het lopen op eenzelfde wijze meebewogen (als de man op de ter zitting bekeken camerabeelden, hof)”. Deze waarnemingen hebben volgens [ verzoeker ] buiten de zitting plaatsgevonden en hebben (derhalve) ten onrechte in het eindarrest van 15 februari 2012 als bewijsmiddel tegen [ verzoeker ] gediend. Op grond van het voorgaande is volgens [ verzoeker ] sprake van vooringenomenheid bij mr. Gonggrijp-van Mourik en wenst hij middels het onderhavige wrakingsverzoek te voorkomen dat mr. Gonggrijp-van Mourik, nu zij kennelijk geen reden heeft gezien een verschoningsverzoek in te dienen, iedere (verdere) bemoeienis zal hebben met de behandeling van het klaagschrift van [ verzoeker ]. Daar komt bij dat mr. Gonggrijp-van Mourik na de indiening van het onderhavige wrakingsverzoek ter zitting van 14 augustus 2012 ten onrechte de beslissing heeft genomen tot aanhouding en verwijzing van de behandeling van het klaagschrift waar deze, op grond van artikel 513 lid 5 Sv, had moeten worden geschorst. Uit voornoemde beslissing valt volgens [ verzoeker ] tevens af te leiden dat mr. Gonggrijp-van Mourik van mening is dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 512 Sv. Ten slotte heeft [ verzoeker ] aangevoerd dat hij door toedoen van mr. Gonggrijp-van Mourik schade lijdt, omdat zijn klaagschrift veel later zal worden behandeld dan nodig was geweest, indien mr. Gonggrijp-van Mourik een verschoningsverzoek had ingediend en tijdig voor vervanging had zorg gedragen, en [ verzoeker ] thans nog steeds geen gebruik kan maken van zijn jas en schoenen in deze kouder wordende periode, aldus nog steeds [ verzoeker ].
2.3 Mr. Gonggrijp-van Mourik heeft niet berust in de wraking. Nu de behandeling van het klaagschrift is verwezen naar de twaalfde meervoudige strafkamer (rekestenkamer) van het hof waarvan zij geen deel uitmaakt, is volgens mr. Gonggrijp-van Mourik onduidelijk welk belang [ verzoeker ] nog bij zijn wrakingsverzoek heeft. De omstandigheid dat zij kennis zou nemen van het klaagschrift van [ verzoeker ] levert volgens mr. Gonggrijp-van Mourik geen wrakingsgrond op, omdat uitgangspunt is dat rekesten worden behandeld door de combinatie die de zaak inhoudelijk kent. Voorts heeft mr. Gonggrijp-van Mourik aangevoerd dat de beslissing tot aanhouding en verwijzing van de zaak slechts is genomen om proceseconomische redenen, gelet op het (late) tijdstip waarop het verzoek tot het indienen van een verschoningsverzoek door [ verzoeker ] is gedaan vóór de zitting van 14 augustus 2012. Daarnaast heeft mr. Gonggrijp-van Mourik aangevoerd dat de stelling dat zij zich, gezien het verzoek tot het indienen van een verschoningsverzoek, van elke beslissing met betrekking tot de behandeling van het klaagschrift had moeten onthouden, geen steun vindt in het recht. Ten aanzien van de overig aangevoerde wrakingsgronden heeft mr. Gonggrijp-van Mourik zich onthouden van commentaar, omdat deze zouden zijn gebaseerd op cassatiegronden waarover de Hoge Raad dient te oordelen.
2.4 De advocaat-generaal heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [ verzoeker ] bij een gebrek aan belang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn wrakingsverzoek, nu mr. Gonggrijp-van Mourik niet (meer) zal deelnemen aan de behandeling van het klaagschrift van [ verzoeker ]. Subsidiair heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat het wrakingsverzoek, als ongegrond, dient te worden afgewezen.
2.5 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van [ verzoeker ] in zijn wrakingsverzoek overweegt het hof als volgt. Uit het proces-verbaal van de zitting van 14 augustus 2012 en het daaraan gehechte e-mailbericht van 13 augustus 2012 blijkt onvoldoende dat de beslissing tot aanhouding en verwijzing van de behandeling van het klaagschrift naar de twaalfde meervoudige strafkamer definitief was op het moment dat [ verzoeker ] zijn wrakingsverzoek heeft ingediend, althans dit verzoek ter zitting bij monde van mr. Hendriks heeft gehandhaafd. Blijkens het proces-verbaal is die beslissing door mr. Gonggrijp-van Mourik meegedeeld nadat de raadsman van [ verzoeker ] te kennen heeft gegeven het wrakingsverzoek te handhaven, waar dit, gelet op het bepaalde in artikel 513 lid 5 Sv, voor haar aanleiding had moeten zijn de behandeling ter zitting te schorsen. Aan dit laatste doet niet af dat de onder 2.1.f vermelde fax de voorzitter van de negende meervoudige strafkamer bij aanvang van de zitting van 14 augustus 2012 mogelijk nog niet had bereikt, omdat de ter zitting door de raadsman gedane mededelingen, bezien ook in samenhang met diens brief van 13 augustus 2012, op zichzelf reeds aanleiding hadden moeten vormen de zitting op de voet van artikel 513 lid 5 Sv te schorsen.
2.6 Uit het voorgaande volgt dat [ verzoeker ] bij het onderhavige verzoek een processueel belang had nu een verzoek tot wraking niet buiten behandeling behoort te worden gesteld door een daarop volgende beslissing tot aanhouding en verwijzing van de zaak. Indien het de bedoeling zou zijn geweest om langs deze weg te bereiken dat mr. Gonggrijp-van Mourik niet aan de verdere behandeling van het klaagschrift zou deelnemen, hetgeen uit de enkele verwijzing naar de rekestenkamer niet noodzakelijk volgt, dan had het in de rede gelegen dat mr. Gonggrijp-van Mourik zich naar aanleiding van de brief van de raadsman van 13 augustus 2012 zou hebben verschoond van verdere behandeling. Ook was mogelijk geweest dat mr. Gonggrijp-van Mourik in de wraking had berust. In elk geval kan een rechter wiens wraking is verzocht, niet met succes bewerkstelligen dat de verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in het wrakingsverzoek, door aanhouding van de zaak en door op informele wijze ervoor te zorgen dat de rechter verder niet meer bij de behandeling van de zaak betrokken zal zijn. Het hof komt derhalve toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek.
2.7 Het wrakingsverzoek dient te worden beoordeeld op grond van de hier toepasselijke artikelen 512 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.
2.8 Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie, elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.9 Het hof stelt voorop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.10 De door [ verzoeker ] aangevoerde gronden voor wraking betreffen zijn bezwaren tegen het optreden van mr. Gonggrijp-van Mourik bij de behandeling van de strafzaak en de daarin (mede) door mr. Gonggrijp-van Mourik genomen beslissingen, welke strafzaak door het wijzen van het eindarrest van 15 februari 2012 is geëindigd. Dit optreden van mr. Gonggrijp-van Mourik en deze beslissingen betreffen de inhoud van de strafzaak en leveren geen zwaarwegende aanwijzingen op als evenbedoeld. Het behoort tot de normale, wettelijke taak van de rechter die heeft te beslissen omtrent de in artikel 348 en 350 Sv vermelde vragen, of de verdachte degene is die in de tenlastelegging is bedoeld. Hierbij kunnen waarnemingen van de rechter een rol spelen. In hoeverre de onderhavige waarnemingen van mr. Gonggrijp-van Mourik een rol kunnen spelen staat niet ter beoordeling van de wrakingskamer. Aldus kunnen de door [ verzoeker ] aangevoerde gronden die betrekking hebben op het optreden van mr. Gonggrijp-van Mourik in de strafzaak zijn wrakingsverzoek niet dragen.
2.11 De beslissing tot aanhouding en verwijzing van de behandeling van het klaagschrift naar de twaalfde meervoudige strafkamer leidt niet tot gegrondheid van het (aanvullend) wrakingsverzoek, hoewel deze beslissing gelet op het bepaalde in artikel 513 lid 5 Sv procedureel onjuist was. Door [ verzoeker ] zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat aan die beslissing een persoonlijke vooringenomenheid ten grondslag heeft gelegen. Ook volgt daaruit niet de schijn van een dergelijke vooringenomenheid. Dat [ verzoeker ] mogelijk door deze gang van zaken schade kan lijden omdat de behandeling van zijn verzoek (mogelijk) wordt vertraagd, kan dat oordeel ook niet rechtvaardigen.
2.12 Uit het voorgaande volgt dat het onderhavige wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, E.A.G. van der Ouderaa en J.W. Hoekzema en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2012 door de rolraadsheer.