ECLI:NL:GHAMS:2012:BX3119
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.C. Toorman
- R.H. de Bock
- M.W.E. Koopmann
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in faillissementsrechtelijke kwestie
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 5 juni 2012 een arrest gewezen in het kader van een hoger beroep in faillissementsrechtelijke aangelegenheden. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van Dijk, hadden op 30 januari 2012 hoger beroep ingesteld, maar zijn niet verschenen ter zitting op 8 mei 2012. Het hof had eerder op 3 april 2012 een tussenarrest gewezen, waarin de appellanten de gelegenheid kregen om hun hoger beroep nader te onderbouwen, met name met betrekking tot de termijnoverschrijding volgens artikel 3 jo 15b van de Faillissementswet en de gestelde goede trouw met betrekking tot belasting- en CJIB-schulden.
Echter, de appellanten hebben geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid en hebben geen verdere onderbouwing gegeven voor hun stelling dat de schulden te goeder trouw zijn. Het hof oordeelt dat de appellanten niet hebben voldaan aan de vereisten van artikel 359 in samenhang met artikel 278, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat het beroepschrift een duidelijke omschrijving van de gronden bevat waarop het hoger beroep berust. Hierdoor zijn de appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep.
Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat de gebreken in het beroepschrift, met name het ontbreken van een duidelijke onderbouwing van de gronden, leiden tot niet-ontvankelijkheid. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting en appellanten hebben de mogelijkheid om binnen acht dagen na de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.