ECLI:NL:GHAMS:2012:BX3113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.089.829/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende aflossingsvoorstel en nieuwe schulden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellant X aan de orde. X heeft te maken met psychosociale problemen en heeft recentelijk een brommerongeluk gehad, wat zijn situatie heeft verergerd. Ondanks zijn inspanningen om hulp te krijgen, heeft hij onvoldoende contact onderhouden met zijn bewindvoerder en heeft hij nieuwe schulden en een boedelachterstand laten ontstaan. Het hof heeft eerder een laatste kans gegeven om budgetbeheer aan te vragen, maar X heeft deze kans niet benut. De bewindvoerder heeft aangegeven dat X niet de hulp heeft gezocht die hij nodig had, en dat het nu onzeker is of de schuldsaneringsregeling nog kan worden hersteld.

Het hof oordeelt dat X onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn psychosociale problemen hem belemmeren om zijn verplichtingen na te komen. De reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling is inmiddels verstreken en er is geen zicht op een oplossing voor de nieuwe schulden en de boedelachterstand binnen de gestelde termijn. Het hof concludeert dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is, zonder toekenning van de schone lei. De beslissing van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 24 april 2012 in de zaak met zaaknummer 200.089.829/01 van:
X,
APPELLANT,
advocaat: mr. V.N. Sakkers te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1. Op 20 september 2011 en 17 januari 2012 heeft het hof in deze zaak een tussenarrest gewezen, waarnaar het hof verwijst. Bij het laatste tussenarrest heeft het hof X in de gelegenheid gesteld stukken over te leggen waaruit blijkt dat hij een reëel aflossingsvoorstel heeft gedaan ten aanzien van zijn nieuw ontstane schulden en de huidige boedelachterstand.
1.2. Mr. Sakkers heeft het hof op 11 april en 16 april 2012 faxberichten met bijlagen toegezonden. In het faxbericht van 11 april 2012 heeft mr. Sakkers om aanhouding van de zaak gevraagd, welk verzoek door het hof is afgewezen.
1.3. De behandeling is voortgezet op 17 april 2012. Bij die behandeling zijn X, mr. Sakkers voornoemd en namens de bewindvoerder, C.M. Vleeming, verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1. X heeft ter gelegenheid van de
voortgezette behandeling het volgende verklaard.
Voor X is het niet zo gelopen als hij had gewild. Begin van dit jaar had hij een brommerongeluk, lag hij in het ziekenhuis en thans is hij nog aan het revalideren van een bacterie in zijn enkels. Hij had inkomsten met daarnaast een WW-uitkering en dat liep goed, maar door het ongeluk kon hij niet werken en heeft hij nu recht op een ziektewetuitkering. Het UWV raakte echter papieren van hem kwijt en daardoor loopt het nog niet goed met de uitbetaling van die uitkering. Daarnaast liet de maatschappelijke hulpverlening ook nog op zich wachten en heeft hij na het intakegesprek nog maar één ander gesprek gehad. In dat gesprek is wel besloten dat er een onderbewindstelling en mentorschap aangevraagd moet worden voor X. De aanvraag hiervoor is op 11 april 2012 ondertekend en inmiddels opgestuurd, maar voordat deze worden uitgesproken kan nog een tijd duren. X heeft gesteld dat het door zijn emotioneel autisme en zijn brommerongeluk niet is gelukt contact op te nemen met de bewindvoerder en zijn advocaat. X heeft voorts gesteld dat hij steeds tussen wal en schip valt en dat niemand hem helpt. Omdat hij nu eindelijk de juiste hulp lijkt te krijgen en een beschermingsbewind voor hem wordt aangevraagd, verzoekt X het hof dan ook hem meer tijd te gunnen.
2.2. De bewindvoeder heeft naar voren gebracht dat zij X van aanvang af duidelijk heeft proberen te maken dat hij hulp moest zoeken en dat het nu maar de vraag is of een beschermingsbewindvoerder de zaak voor wat betreft de schuldsaneringsregeling nog in orde kan krijgen, nu X hoge nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Zij is echter ook van mening dat X niet de dupe zou moeten worden van de gebrekkige, maar thans wel op gang komende hulpverlening.
2.3. Het hof oordeelt als volgt.
X onderhoudt onvoldoende contact met de bewindvoerder, heeft de bewindvoerder niet naar behoren informatie verschaft, heeft nieuwe schulden en een boedelachterstand laten ontstaan.
In april 2011 is door de rechtbank een laatste kans gegeven gelet op de bereidverklaring van X om budgetbeheer aan te vragen. Gezien het op die zitting in aanwezigheid van X behandelde, moet het voor hem duidelijk zijn geworden dat het niet regelen van budgetbeheer (al dan niet met hulp van de bewindvoerder), kan leiden tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Desondanks heeft het nog tot tijdens het hoger beroep geduurd voordat het budgetbeheer was geregeld. Min of meer hetzelfde geldt voor de nieuwe schulden. Reeds in april 2011 waren de nieuwe schulden en de boedelachterstand bekend, maar desondanks heeft X tot op heden geen regeling getroffen voor die schulden. Dat de hulpverlening niet zo snel op gang is gekomen als wenselijk was, valt X wellicht niet te verwijten. Maar nu X in gebreke is gebleven hieromtrent voldoende gegevens over te leggen, heeft het hof hier geen inzicht in. Bovendien neemt dit niet weg dat X ook een eigen verantwoordelijkheid heeft en ook zelf met behulp van een derde (bijvoorbeeld de bewindvoerder of zijn advocaat) regelingen had kunnen treffen met betrekking tot de nieuwe schulden en de boedelachterstand. Juist met het oog daarop heeft het hof met het laatste tussenarrest X een laatste kans gegeven, dus een nadere aanhouding. X heeft deze kans niet benut. Dat aan X dit tekortschieten door psychosociale problemen niet zou kunnen worden toegerekend, is naar het oordeel van het hof onvoldoende aangetoond.
Reeds op de grond dat X (ook na twee aanhoudingen in hoger beroep) geen concreet voorstel heeft gedaan om zijn nieuwe schulden en boedelachterstand af te lossen, acht het hof de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de zogenoemde schone lei gerechtvaardigd.
2.4. Het hof heeft bij deze beslissing ook meegewogen dat er thans beschermingsbewind en mentorschap voor X wordt aangevraagd. Voor X zou dit op het persoonlijke vlak een zeer goede stap kunnen zijn, maar in de schuldsaneringsregeling kan hem dit niet meer baten. De reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling is ondertussen verstreken en zoals op de laatste zitting in hoger beroep duidelijk werd, kan het nog maanden duren voordat een beschermingsbewindvoerder zijn werk echt kan doen. Nu voorts niet gebleken is dat de nieuwe schulden en de boedelachterstand binnen 22 maanden kunnen worden voldaan en dat ook niet van een actieve houding van X is gebleken, die hij daarentegen ook bij een beschermingsbewind nodig heeft, acht het hof een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet aan de orde. De beslissing waarvan beroep dient dan ook te worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de uitspraak waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, C.C. Meijer en D.L.M.T. Dankers-Hagenaars en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 24 april 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.