3.3 Het hof overweegt het volgende.
3.3.1 Vast staat dat [ Appellant ] geïnteresseerd is geraakt in aankoop van het bed, naar aanleiding van de advertentie van Oost Matrassen dat zij Hästens-bedden met kortingen van 50% tot 80% aanbood, die zij uit een faillissement van Hästens-filialen in België had overgenomen. In hoger beroep is door [ Appellant ] niet meer betwist dat Oost Matrassen ook daadwerkelijk Hästens-bedden en aanverwante zaken uit het faillissement van de betreffende Belgische filialen heeft overgenomen. Voorts staat vast dat het bed in de showroom van de winkel van Oost Matrassen was opgesteld en dat [ Appellant ] in die zin een showroommodel heeft gekocht.
3.3.2 Dat het bed al langere tijd (dan sinds de aanwezigheid in de winkel van Oost Matrassen) in een showroom heeft gestaan, is niet mate aannemelijk geworden.
3.3.3 Op grond van de verklaring van [ verkoper ] is voldoende aannemelijk geworden dat het bed nieuw was, in de zin van – de volgens verkeersopvattingen gebruikelijke betekenis - ongebruikt. [ Appellant ] heeft geopperd dat het bed wellicht eerder beslapen is geweest, maar daarvoor heeft het hof geen enkele aanwijzing aangetroffen.
3.3.4 Weliswaar is later gebleken dat de verschillende onderdelen van het bed in verschillende jaren zijn geproduceerd en de matras van het bed elf of twaalf jaar geleden is geproduceerd, maar dat doet niets af aan de hiervoor bedoelde nieuwheid van het bed. [ Appellant ] heeft aangevoerd dat hij onder een nieuw bed mocht begrijpen dat het bed net geproduceerd was, althans niet elf of twaalf jaar geleden, maar het hof heeft onvoldoende aanknopingspunten om in het onderhavige geval het begrip 'nieuw' in deze zin op te vatten. Het hof volgt [ Appellant ] daarin derhalve niet. Het hof overweegt hierbij nog dat niet aannemelijk is geworden dat het elf of twaalf jaar oud zijn van het bed, althans van de matras, van enige negatieve invloed is geweest op de kwaliteit en bruikbaarheid van het bed.
3.3.5 Niet is komen vast te staan dat Oost Matrassen enige onjuiste of misleidende mededeling heeft gedaan over het bed. De mededeling dat het bed nieuw was, is, zoals al blijkt uit het voorgaande, juist geweest, want het bed was ongebruikt. Voorts is ook niet onjuist of misleidend de mededeling dat [ Appellant ] een korting van 50% op de prijzen van 2009 kreeg, nu hij die korting daadwerkelijk heeft gehad. Voor zover [ Appellant ] stelt dat hij ervan uit mocht gaan dat hij 50% korting op de prijzen van het productiejaar van de matras kreeg (omstreeks die tijd was de nieuwprijs voor het bed ongeveer € 7.000,--, aldus [ Appellant ]), kan het hof hem daarin niet volgen, nu hij onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld, waarop de juistheid van die verwachting kan worden gebaseerd. Uit de advertentie blijkt ook niet dat de kortingen zouden worden toegepast op de oorspronkelijke prijzen. Ook de mededeling dat de andere bedden in de showroom geen strechtijk hadden omdat het andere modellen waren (terwijl dit was, aldus [ Appellant ], omdat het nieuwere modellen waren) is naar 's hofs oordeel niet onjuist of misleidend geweest.
3.3.6 Of het bed al dan niet in de originele verpakking zat, is verder niet van belang. Dat het bed toen het bij [ Appellant ] arriveerde in een verpakking van Auping zat, is door Oost Matrassen afdoende verklaard, in die zin dat deze verpakking afkomstig was van een ander bed en diende ter bescherming van het hier aan de orde zijnde bed, dat zonder verpakking in de showroom stond.
3.3.7 Het hof kan het standpunt van [ Appellant ], dat het feit dat een bed verkocht is dat in verschillende productiejaren is gefabriceerd en waarvan de matras elf of twaalf jaar geleden is geproduceerd, misleidend is, niet onderschrijven. [ Appellant ] heeft onvoldoende gesteld waaruit is af te leiden dat het gebruikelijk is dat een nieuw bed bij aankoop recent is geproduceerd. Evenmin kan worden aangenomen dat het gebruikelijk is dat bij de verkoop van een bed mededelingen worden gedaan over het productiejaar. Dat Oost Matrassen hierover spontaan mededelingen had moeten doen, kan reeds daarom niet worden onderschreven. De wetenschap van overname uit een faillissement brengt bovendien mee dat de koper er niet zonder meer vanuit mag gaan dat het bed recent is geproduceerd en/of het nieuwste model is.
Het vooroverwogene brengt mee dat verder niet van belang is of Oost Matrassen wist of had moeten weten dat het bed in verschillende jaren is geproduceerd en/of dat de matras van het bed elf of twaalf jaar geleden is geproduceerd. Grief XI faalt daarmee.
3.3.8 Gelet op alle genoemde feiten en omstandigheden is naar 's hofs oordeel in onvoldoende mate aannemelijk geworden dat het aan Oost Matrassen is te wijten dat een onjuiste voorstelling van zaken omtrent het bed heeft gehad. Evenmin is aan de orde dat Oost Matrassen verzuimd heeft bepaalde inlichtingen over het bed aan [ Appellant ] te verschaffen. Ten slotte is ook niet gebleken dat zowel [ Appellant ] als Oost Matrassen van eenzelfde onjuiste veronderstelling over het bed.
Aldus doet geen van de dwalingsgronden als omschreven in art. 6:228 lid 1 BW zich hier voor. Zo dit al anders zou zijn, dan heeft te gelden dat de dwaling volgens de in het verkeer geldende opvattingen voor risico van [ Appellant ] behoort te blijven. Het hof benadrukt hierbij dat [ Appellant ] het bed uit de showroom van Oost Matrassen heeft gekocht en het daarbij uitvoerig heeft bekeken. [ Appellant ] heeft dus gezien wat hij kocht. Bovendien wist hij dat het bed afkomstig was uit een faillissementsboedel
Grief IX faalt derhalve.