ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3271

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00063
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de hoogte van de vergoeding voor kosten van deskundige in belastingzaak

In deze zaak gaat het om de hoogte van de vergoeding die aan belanghebbende moet worden toegekend op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht voor de kosten van een ingeschakelde deskundige. De deskundige, een NVM-makelaar/taxateur, heeft een taxatierapport opgesteld en vervolgwerkzaamheden verricht na een eerste zitting. Dit heeft geleid tot een vermindering van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak van € 331.000 naar € 235.000, wat resulteerde in de intrekking van het beroep bij de rechtbank. De taxateur heeft in totaal zeven uur aan werkzaamheden besteed.

Belanghebbende ontving voor deze werkzaamheden twee nota's ter hoogte van € 560,43, inclusief verschotten en omzetbelasting. De rechtbank heeft dit bedrag als kostenvergoeding toegekend. De heffingsambtenaar betwistte echter de hoogte van de vergoeding en stelde dat deze lager zou moeten zijn dan het maximumbedrag van € 81,23 per uur, dat enkel geldt voor bijzondere of wetenschappelijke werkzaamheden. Hij stelde voor een bedrag van € 50 per uur als passend.

Tijdens de zitting verwees het Hof naar taxatietarieven.com, waaruit bleek dat de tarieven voor de taxatie van onroerende zaken variëren van € 175 tot € 300. Belanghebbende bevestigde dat deze tarieven redelijk waren, maar voegde eraan toe dat hij ook had betaald voor vervolgwerkzaamheden. Het Hof concludeerde dat de rechtbank de kostenvergoeding op het bedrag van € 560,43 kon vaststellen, aangezien dit bedrag lager was dan het maximale tarief van € 81,23 per uur, dat zou uitkomen op € 697,60. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de kosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De mondelinge uitspraak werd gedaan op 8 maart 2012 door de voorzitter en leden van de belastingkamer, in aanwezigheid van de griffier. De beslissing werd op die datum in het openbaar uitgesproken en het proces-verbaal werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 11/00063
8 maart 2012
eerste meervoudige belastingkamer
proces-verbaal
van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/4792 van de rechtbank Haarlem van 7 december 2010 op het verzoek van
[X] te [Z], belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2012.
Aldaar zijn verschenen belanghebbende en namens de heffingsambtenaar mr. A.G. Hendriks, tot bijstand vergezeld van A. Blokdijk (taxateur).
Beslissing
Het Hof
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank en
- bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 448.
Gronden
1. In geschil is de hoogte van de aan belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht toe te kennen vergoeding van kosten voor het inschakelen van een deskundige. Deze deskundige, een NVM-makelaar/taxateur, heeft in de beroepsfase een taxatierapport opgesteld en na een eerste zitting vervolgwerkzaamheden verricht in het kader van overleg met de heffingsambtenaar. Dit overleg heeft geleid tot vermindering van de vastgestelde waarde van € 331.000 tot € 235.000 en intrekking van het beroep bij de rechtbank. De taxateur heeft, naar in hoger beroep niet in geschil is, zeven uur aan de werkzaamheden besteed.
2. Belanghebbende heeft voor de werkzaamheden twee nota’s ontvangen tot een bedrag van in totaal € 560,43 (inclusief € 20,95 verschotten en 19% omzetbelasting). De rechtbank heeft tot dat bedrag een kostenvergoeding toegekend.
3. De grief van de heffingsambtenaar houdt in dat de rechtbank miskent dat de vergoeding lager kan liggen dan het maximumbedrag van € 81,23 per uur en dat dit maximumbedrag enkel geldt voor werkzaamheden van min of meer wetenschappelijke of bijzondere aard. Voorts heeft hij gesteld dat het toegekende bedrag afwijkt van bestaande jurisprudentie.
Hij betwist niet het aantal aan de zaak bestede uren maar is van mening dat een bedrag van € 50 per uur passend is.
4. Het Hof heeft ter zitting verwezen naar taxatietarieven.com, uitkomende op een bandbreedte van € 175-300 voor de taxatie van een onroerende zaak als die van belanghebbende. Belanghebbende heeft bevestigd dat de genoemde tarieven redelijk overeen komen met de voor een reguliere taxatie te maken kosten. Zij stelt echter ook te hebben betaald voor vervolgwerkzaamheden.
5. Bij het maximale tarief van € 81,23 per uur komt het bedrag van de te vergoeden kosten uit op € 697,60, te weten (7 x € 81,23) x 119% + € 20,95 ter zake van uittreksels uit openbare registers. Nu de taxateur aan belanghebbende in totaal € 560,43 in rekening heeft gebracht, heeft de rechtbank naar het oordeel van het Hof de kosten kunnen bepalen op dat bedrag en ziet het Hof geen reden de beslissing van de rechtbank te vernietigen.
6. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het Hof de uitspraak van de rechtbank zal bevestigen.
Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De mondelinge uitspraak is gedaan op 8 maart 2012 door mrs. J.P.A. Boersma, voorzitter, A.D.R.M. Boumans en J.P. Kruimel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Couperus als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter van de belastingkamer en de griffier.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.