ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9310

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.078.402-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor kosten crisisopvang van meerderjarige zoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellante, mevrouw Bakker, verantwoordelijk is voor de kosten van de crisisopvang van haar meerderjarige zoon, [X]. De zaak is aangespannen door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Voorzet Wonen B.V., die de kosten van de begeleiding van [X] vorderde. Appellante heeft aangevoerd dat zij geen overeenkomst met Voorzet Wonen is aangegaan en dat haar zoon zelf de begeleiding heeft aangevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat [X] op het moment van de aanvraag meerderjarig was en dat er geen bewijs is dat appellante namens hem een overeenkomst heeft gesloten.

Het hof overweegt dat er geen schriftelijke overeenkomst bestaat tussen appellante en Voorzet Wonen en dat er geen contact is geweest tussen hen over de begeleiding van [X]. Het hof concludeert dat [X] zelf de overeenkomst met Voorzet Wonen is aangegaan, zonder dat appellante daarvoor toestemming heeft gegeven. De enkele instemming van appellante met de aanvraag van een persoonsgebonden budget (pgb) leidt niet tot de conclusie dat zij de schijn van vertegenwoordiging heeft gewekt. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Haarlem van 26 augustus 2010 en wijst de vorderingen van Voorzet Wonen af, waarbij het hof Voorzet Wonen veroordeelt in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten en de rol van meerderjarigheid in het aangaan van contracten. Het hof heeft de vorderingen van Voorzet Wonen afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat appellante verantwoordelijk was voor de kosten van de crisisopvang van haar zoon.

Uitspraak

zaaknummer 200.078.402/01
6 maart 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[ APPELLANTE ],
wonende te [ P ],
APPELLANTE,
advocaat: mr. L. de Jong te Purmerend,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid VOORZET WONEN B.V.,
gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J.W. Spanjer te Haarlem.
1. Het verdere procesverloop
1.1 Voor het verloop van de procedure tot aan het
tussenarrest van 6 september 2001 wordt verwezen naar dat arrest.
1.2 Na het tussenarrest heeft Voorzet Wonen een akte genomen.
1.3 Vervolgens heeft [ Appellante ] een antwoord-akte genomen.
1.4 Tenslotte hebben partijen om arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling
2.1 In r.o. 3.5 van het tussenarrest heeft het hof Voorzet Wonen opgedragen om nader te onderbouwen waarop de betalingsplicht van [ Appellante ] is gebaseerd.
2.2 Ter correctie van hetgeen is gesteld onder punt 2.2 van het tussenarrest overweegt het hof dat niet gesteld of gebleken is dat [ X ] uithuisgeplaatst is, zodat daar niet vanuit kan worden gegaan. Vast staat slechts dat [ X ] door zijn moeder uit huis is gezet.
2.3 Met betrekking tot de betalingsplicht van [ Appellante ] heeft Voorzet Wonen in haar akte naar voren gebracht dat het ervoor moet worden gehouden dat [ Appellante ] een overeenkomst met Voorzet Wonen heeft gesloten omtrent de begeleiding van [ X ]. Daartoe stelt Voorzet Wonen dat [ X ] niet zelf een overeenkomst kan zijn aangegaan, omdat (a) hij minderjarig was en niet gebleken is dat [ Appellante ] toestemming heeft gegeven, en (b) hij daar geestelijk niet toe in staat was. Voorts heeft [ Appellante ] in het kader van de met Voorzet Wonen aangegane overeenkomst ook een pgb aangevraagd, aldus Voorzet Wonen; daaruit kan, indien geen overeenkomst tussen [ Appellante ] en Voorzet Wonen wordt vastgesteld, wel de schijn van vertegenwoordiging worden afgeleid.
2.4 [ Appellante ] heeft daar tegenover aangevoerd dat zij geen overeenkomst met Voorzet Wonen is aangegaan en dat het [ X ] zelf is geweest die de begeleiding van Voorzet Wonen heeft ingeroepen. [ Appellante ] is nooit om haar toestemming gevraagd. Voor zover het hof zou aannemen dat er een overeenkomst tussen Voorzet Wonen en [ X ] tot stand is gekomen, heeft te gelden dat [ X ] zelf die opdracht heeft gegeven. Toestemming van [ Appellante ] als wettelijk vertegenwoordiger van [ X ] kan dan worden verondersteld aanwezig te zijn.
Alleen met het oog op de aanvraag van een pgb heeft Voorzet Wonen [ Appellante ] benaderd. Zij heeft toen haar toestemming verleend voor die aanvragen.
Tijdens de meerderjarigheid van [ X ] heeft [ Appellante ] echter geen toestemming verleend, geen opdracht verleend, noch op enigerlei wijze contact gehad met Voorzet Wonen.
2.5 Het hof overweegt het volgende.
Uit hetgeen Voorzet Wonen naar voren heeft gebracht, kan in onvoldoende mate worden afgeleid dat [ Appellante ] met Voorzet Wonen een overeenkomst inzake de begeleiding van [ X ] is aangegaan. Er is geen schriftelijke overeenkomst. Niet gesteld of gebleken is dat er enig contact is geweest tussen [ Appellante ] en Voorzet Wonen omtrent de begeleiding van [ X ]. Alleen met betrekking tot de aanvraag van de pgb is dat gebleken. Niet betwist is dat [ X ] door zijn moeder op straat is gezet en zich vervolgens zelf tot Voorzet Wonen heeft gewend, althans daarmee in contact is gekomen, en verzocht heeft om begeleiding. Derhalve moet het ervoor worden gehouden dat de zeventienjarige [ X ] zelf een overeenkomst met Voorzet Wonen is aangegaan. Er zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit is af te leiden dat [ X ] daartoe geestelijk niet in staat was.
Uit het feit dat [ Appellante ] vervolgens op verzoek van Voorzet Wonen heeft ingestemd met de aanvraag van een pgb, volgt niet dat [ Appellante ] de schijn van vertegenwoordiging jegens Voorzet Wonen heeft opgeroepen.
Nu de overeenkomst tot stand is gekomen tussen [ X ] en Voorzet Wonen, en niet tussen [ Appellante ] en Voorzet Wonen, is er geen rechtsgrond waarop Voorzet Wonen na de meerderjarigheid van [ X ] jegens [ Appellante ] aanspraak kan maken op betaling van de facturen.
2.6 Of [ Appellante ] wel of niet een pgb heeft aangevraagd of ontvangen dan wel heeft ingestemd met de aanvraag van een pgb, maakt het voorgaande niet anders. Niet is in te zien dat verstrekking van een pgb een rechtsgrond geeft aan Voorzet Wonen waarop zij betaling van [ Appellante ] kan vorderen.
2.7 Het voorgaande leidt ertoe dat de grieven slagen, het vonnis van 26 augustus 2010 zal worden vernietigd en de vordering van Voorzet Wonen alsnog zal worden afgewezen. [ Appellante ] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het verstekvonnis van 24 juni 2010.
2.8 Als de in het ongelijk te stellen partij zal Voorzet Wonen worden veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
1. verklaart [ Appellante ] niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het verstekvonnis van de rechtbank Haarlem van 24 juni 2010;
2. vernietigt het vonnis van de rechtbank Haarlem van
26 augustus 2010;
en opnieuw rechtdoende:
3. wijst de vorderingen van Voorzet Wonen af;
4. veroordeelt Voorzet Wonen in de kosten van de procedure en begroot die tot op heden aan de zijde van [ Appellante ]:
in eerste aanleg: op € 87,93 aan verschotten en € 400,-- voor salaris op voet van art. 243 Rv. te betalen aan de griffier van de rechtbak;
in hoger beroep: op € 371,93 aan verschotten en € 948,-- voor salaris;
5. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock,
C.C. Meijer en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2012 door de rolraadsheer.