zaaknummer 200.071.643/01
31 januari 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
[APPELLANTE],
wonende te [woonplaats], gemeente [H.],
APPELLANTE,
advocaat: mr. R.H. Kuiper te Zoetermeer,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GEÏNTIMEERDE],
gevestigd te [H.],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. H.D.M. Brandsma te Heerenveen.
De partijen worden hierna weer [appellante] en [geïntimeerde]
genoemd.
1. Verder verloop van het geding in hoger beroep
Het hof heeft in deze zaak op 30 augustus 2011 een arrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar dat arrest. Daarna heeft
[geïntimeerde] een akte genomen, met twee producties, waarop [appellante] bij antwoordakte heeft gereageerd. Ten slotte hebben partijen opnieuw arrest op de stukken gevraagd.
2.1 [geïntimeerde] heeft als uitgangspunt voor de schadebegroting genomen dat zij in de positie moet worden gebracht waarin zij zou hebben verkeerd indien geen sprake was geweest van een normschending door [appellante]. [appellante] heeft dit uitgangspunt betwist en het standpunt ingenomen dat moet worden uitgegaan van art. 7:764 lid 2 BW. Nu [appellante] niet heeft aangevoerd dat en waarom laatstbedoeld uitgangspunt in dit geval tot een ander resultaat leidt, kan deze bestwisting bij gebrek aan belang onbesproken blijven. Overigens is deze grief te laat aangevoerd, zodat het hof ook om die reden eraan zal voorbijgaan.
2.2 [geïntimeerde] heeft als schadepost wegens winstderving aanvankelijk € 16.789,90 inclusief BTW gevorderd. Bij akte heeft zij deze post gesteld op
€ 16.789,84 (tekst akte onder 4), verminderd met € 1.525,76 (tekst akte onder 5). Dit komt uit op € 15.264,08. Laatstgenoemd bedrag is kennelijk berekend zoals vermeld op de volgende pagina.
Aanneemsom inclusief BTW € 167.899,00 (*1)
AF: directe kosten € 123.264,64 (*2)
BTW 19% 23.420,28
indirecte kosten 5.000,00 (*3)
BTW 19% 950,00
------------ +
€ 152.634,92 152.634,92
------------ -
Saldo € 15.264,08
============
(*1) Akte [geïntimeerde] 27/9/11, prod. 1, tweede pagina, laatstgenoemd bedrag.
(*2) Akte [geïntimeerde] 27/9/11, prod. 1, eerste pagina, bedrag helemaal rechtsonderaan.
(*3) Akte [geïntimeerde] 27/9/11, prod. 1, tweede pagina, bedrag aangeduid met "ABK".
De akte van [geïntimeerde], in samenhang beschouwd met de daarbij overgelegde producties, maken voldoende duidelijk voor het hof en de wederpartij dat deze post aldus is berekend.
2.3 [appellante] heeft betoogd dat dit bedrag moet worden verlaagd, omdat [geïntimeerde] geen risico heeft gelopen. Nu risico als zodanig niet voorkomt in voornoemde berekening (ook al wordt in het door [geïntimeerde] overgelegde overzicht de term "W+R" gebruikt, hetgeen staat voor "winst en risico"), faalt dit betoog.
2.4 [appellante] heeft betoogd dat de directe kosten te hoog zijn berekend, omdat een aantal kostenposten is opgevoerd voor kosten die niet zijn gemaakt. Nu deze kostenposten gebruikt zijn om de gederfde winst te berekenen, in die zin dat die kosten inderdaad niet zijn gemaakt, maar wel zouden zijn gemaakt indien [appellante] de overeenkomst zou zijn nagekomen, en de kostenposten dus als aftrekpost in de berekening voorkomen, faalt ook dit betoog.
2.5 [appellante] heeft betoogd dat de post BTW ten onrechte is opgenomen of verkeerd is opgenomen. Nu [appellante] niet heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] geen BTW zal moeten afdragen over de schadevergoeding die in de plaats komt van het bedrag waarover [geïntimeerde] BTW zou hebben moeten afdragen indien de overeenkomst zou zijn nagekomen, kan dit betoog als onvoldoende uitgewerkt niet slagen.
2.6 [appellante] heeft betoogd dat [geïntimeerde] dient aan te geven welke bespaarde kosten van materialen, arbeid en BTW voor haar voortvloeien uit het niet uitvoeren van de overeenkomst. Tegenover de thans door [geïntimeerde] gegeven specificatie van haar vordering, lag het op de weg van [appellante] nader te specificeren dat en waarom de tekortkoming van [appellante] meer besparingen voor
[geïntimeerde] oplevert dan de besparingen die reeds in de berekening zijn opgenomen doordat de kostenposten van de gederfde omzet zijn afgetrokken.
2.7 Voornoemde post dient dus integraal te worden toegewezen.
2.8 Voorts heeft [geïntimeerde] als schadepost wegens niet-terugverdiende arbeidskosten € 5.521,60 gevorderd, berekend als 116 uur à € 40,- per uur, te vermeerderen met 19% BTW.
2.9 [appellante] heeft het aantal opgevoerde arbeidsuren, het uurtarief en de opslag voor BTW betwist.
2.10 Het hof acht het opgevoerde aantal uren onaannemelijk hoog. Het zal bij de berekening uitgaan van 80 uur. Het uurtarief acht het hof redelijk, nu de schadepost blijkens de overgelegde specificatie voornamelijk arbeid van een verkoper en van een projectleider betreft. De post BTW is niet toewijsbaar, nu gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] BTW moet afdragen over de niet-terugverdiende arbeidskosten.
2.11 Voornoemde post dient dus te worden toegewezen tot
80 uur à € 40,- per uur, hetgeen uitkomt op € 3.200,00.
2.12 De beide voornoemde posten tezamen komen uit op:
€ 15.264,08 + € 3.200,00 = € 18.464,08. Hiervan moet het aanbetaalde bedrag van € 3.000,00 worden afgetrokken, zodat een bedrag resteert van € 15.464,08.
2.13 Grief IV slaagt dus voor een klein deel. De overige grieven falen. Om duidelijk aan te geven welk bedrag uiteindelijk toewijsbaar is, zal het hof het bestreden eindvonnis geheel vernietigen. [appellante] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
bekrachtigt het bestreden tussenvonnis van 9 september 2009;
vernietigt het bestreden eindvonnis van 21 april 2010;
veroordeelt [appellante] om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 15.464,08 (vijftienduizend vierhonderdvierenzestig euro en acht eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2008 tot de dag van de algehele betaling;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot die kosten, voor zover aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, op € 2.113,80;
verklaart voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, op € 580,00 aan verschotten en € 1.341,00 aan salaris van de advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, R.H. de Bock en J.C. Toorman en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 31 januari 2012.