ECLI:NL:GHAMS:2012:BV8683

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.771/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in hoger beroep met betrekking tot huurrestitutie

In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat, mr. [geïntimeerde], die Weduwe [Z.] bijstond in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de vorderingen van Weduwe [Z.] tegen de Woningbouwvereniging Het Oosten, die betrekking hadden op overlast en gebreken aan de gehuurde woning, waren afgewezen. Weduwe [Z.] stelde dat mr. [geïntimeerde] een beroepsfout had gemaakt door de (huur)zaak onvoldoende toe te lichten in hoger beroep, wat zou hebben geleid tot schade van € 2.726,11. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de beroepsfout van mr. [geïntimeerde] had geleid tot de gevorderde schade. Het hof verwierp de grief van Weduwe [Z.] en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. Het hof concludeerde dat er onvoldoende was gesteld om aan te nemen dat een betere toelichting door de advocaat tot een ander resultaat zou hebben geleid. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor causaal verband in beroepsaansprakelijkheidszaken.

Uitspraak

zaaknummer 200.094.771/01
7 februari 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANTE, weduwe [Z.],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
advocaat: mr. M. Zee te Purmerend,
t e g e n
mr. [geïntimeerde],
zaakdoende te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
niet verschenen.
De partijen worden hierna Weduwe [Z.] en mr. [geïntimeerde] genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 16 september 2011 is Weduwe [Z.] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, van 14 juli 2011, in deze zaak onder kenmerk CV 11-5122 gewezen tussen haar als eiseres en mr. [geïntimeerde] als gedaagde.
De appeldagvaarding bevat één grief tegen het vonnis en een bewijsaanbod. Aan de appeldagvaarding zijn producties gehecht. De conclusie van Weduwe [Z.] strekt ertoe, naar het hof verstaat, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis zal vernietigen voorzover daarbij de vorderingen van Weduwe [Z.] zijn afgewezen en dat het hof die vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van mr. [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
Tegen mr. [geïntimeerde] is verstek verleend.
Weduwe [Z.] heeft arrest op de stukken gevraagd.
2. Beoordeling
2.1 De rechtbank heeft onder rov. 1.1 tot en met 1.5 van het bestreden vonnis een aantal feiten vastgesteld. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
2.2 Het gaat in dit geding om het volgende.
a. Mr. [geïntimeerde] heeft als advocaat Weduwe [Z.] bijgestaan in het namens haar ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, van
6 juli 2006, onder kenmerk CV 05-3214 gewezen tussen Weduwe [Z.] als eiseres en de vereniging
Woningbouwvereniging Het Oosten, gevestigd te Amsterdam (hierna: Het Oosten) als gedaagde.
b. In dat geding heeft Weduwe [Z.] in eerste aanleg gesteld dat zij in de door haar van Het Oosten gehuurde woning overlast ondervond van haar bovenburen en dat het plafond van het gehuurde niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, waardoor het gehuurde een gebrek vertoonde. In het vonnis van 6 juli 2006 heeft de kantonrechter de vorderingen van Weduwe [Z.] afgewezen. Daarbij heeft de kantonrechter overwogen dat Weduwe [Z.] niet was geschaad in haar huurgenot, althans niet in zo'n mate dat een reductie van de huurprijs en dus een restitutie gerechtvaardigd was.
c. In het tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep heeft
mr. [geïntimeerde] een memorie van grieven opgesteld. Onderdeel 2 van het petitum daarvan luidt:
"om aan Weduwe [Z.] 25% van de betaalde huur, althans een door Uw Hof te bepalen percentage van de huur vanaf zes maanden voor de betekening van de inleidende dagvaarding in eerste aanleg tot aan de nakoming van het onder 1 gevorderde te restitueren".
d. Het hoger beroep heeft geleid tot het arrest van dit hof van 26 mei 2009, zaaknummer 106.005.905/01, rolnummer 1803/06. Bij dat arrest is Het Oosten (onder haar nieuwe naam Stadgenoot) veroordeeld om het plafond te verwijderen en een nieuw gipsplaatplafond of systeemplafond aan te brengen.
Rechtsoverweging 2.15 van dat arrest luidt:
"De grieven falen echter, als onvoldoende toegelicht, voor zover zij opkomen tegen de afwijzing van de door Weduwe [Z.] gevorderde gedeeltelijke restitutie van de door haar betaalde huur."
2.3 In dit geding heeft Weduwe [Z.], voorzover in hoger beroep nog aan de orde, schadevergoeding van € 2.726,11 gevorderd, met rente en kosten. Zij heeft gesteld dat
mr. [geïntimeerde] een beroepsfout heeft gemaakt door in de namens haar gevoerde procedure in hoger beroep de vordering ter zake van de gedeeltelijke restitutie van huur onvoldoende toe te lichten en dat zij daardoor voornoemd bedrag aan schade heeft geleden.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat mr. [geïntimeerde] een beroepsfout heeft gemaakt. Niettemin heeft hij de hiervoor bedoelde vordering afgewezen. Daartoe heeft hij overwogen dat onvoldoende vast staat dat de beroepsfout tot de gevorderde schade heeft geleid. Tegen die overweging is de grief gericht.
2.4 Causaal verband tussen de door de kantonrechter aangenomen beroepsfout en de door Weduwe [Z.] gestelde schade kan slechts worden aangenomen, indien voldoende aannemelijk is dat een adequate toelichting zou hebben geleid tot toewijzing van de vordering ter zake van huurrestitutie. Daarom dient beoordeeld te worden of de toelichting tot het oordeel zou hebben geleid dat het plafond in een zodanige staat verkeerde dat sprake was van een gebrek aan het gehuurde dat een vermindering van huurgenot opleverde die recht gaf op vermindering van de huurprijs als bedoeld in art. 7:207 lid 1 BW.
2.5 De enkele omstandigheid dat Het Oosten is veroordeeld om het plafond te vervangen, brengt niet mee dat moet worden aangenomen dat sprake was van een gebrek aan het gehuurde. Deze veroordeling steunt immers op het oordeel dat sprake was van een toezegging. Bij het arrest van 26 mei 2009 is geen oordeel gegeven over de vraag of er sprake was van een gebrek aan het gehuurde.
2.6 In de toelichting op de grief heeft Weduwe [Z.] verwezen naar de punten 3, 5, 7 en 8 van de dagvaarding die de procedure tegen het Oosten heeft ingeleid. Onder die punten heeft Weduwe [Z.] betoogd dat het plafond verkeerd was geconstrueerd en dat dit een van de oorzaken was van de door Weduwe [Z.] ondervonden overlast.
Indien al moet worden aangenomen dat de zorgplicht van
mr. [geïntimeerde] jegens Weduwe [Z.] zo ver gaat dat hij niet alleen gehouden was om de vordering van Weduwe [Z.] ter zake van de huurrestitutie beter toe te lichten, maar ook om het hiervoor bedoelde betoog op een zodanige wijze in hoger beroep aan de orde te stellen dat het hof het niet zou hebben verworpen zonder partijen toe te laten tot bewijslevering, dan nog kan de in het onderhavige geding aangevoerde grief niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis. Weduwe [Z.] heeft namelijk thans onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat die bewijslevering zou hebben geleid tot toewijzing van de vordering ter zake van de huurrestitutie. Aan het (ongespecificeerde) bewijsaanbod in dit hoger beroep komt het hof daarom niet toe.
2.7 In het onderhavige geding heeft Weduwe [Z.] dus onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat sprake was van een gebrek aan het gehuurde. Het hof verenigt zich daarom met de overweging van de kantonrechter dat onvoldoende vast staat dat de door de kantonrechter aangenomen beroepsfout tot de gestelde schade heeft geleid. De grief faalt.
2.8 Het bestreden vonnis, voorzover aan het hoger beroep onderworpen, dient te worden bekrachtigd. Weduwe [Z.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis, voorzover onderworpen aan dit hoger beroep;
veroordeelt Weduwe [Z.] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van mr. [geïntimeerde] gevallen, op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock, J.C. Toorman en G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 7 februari 2012.