ECLI:NL:GHAMS:2012:BV2832

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-004491-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor taxivervoer zonder vergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Amsterdam voor het verrichten van taxivervoer zonder vergunning, in strijd met artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000. De verdachte is op 4 april 2009 door verbalisanten in burgerkleding aangehouden tijdens een snordersactie nabij een bushalte in Amsterdam-Zuidoost. De verbalisanten zagen de verdachte in een rode personenauto langzamer rijden, lichtsignalen geven en oogcontact maken. Na het instappen van de verbalisanten vroeg de verdachte waar ze naartoe gingen en wie er zou betalen aan het einde van de rit. Het hof oordeelt dat de verdachte zelf het initiatief heeft genomen om passagiers tegen betaling te vervoeren, en dat er geen sprake was van uitlokking door de verbalisanten. Het hof verwerpt ook het verweer van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat de verdachte tijdig de cautie is gegeven. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafoplegging. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en legt een werkstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en verklaart een geldbedrag van € 32,75 verbeurd.

Uitspraak

parketnummer: 23-004491-10
datum uitspraak: 24 januari 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2010 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13/488075-09 (zaak A) en 13/488107-09 (zaak B) tegen
[Verdachte],
[geboortedatum en -plaats],
[adres]
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam veroordeeld ter zake van het hem in zaak B ten laste gelegde en vrijgesproken van het hem in zaak A ten laste gelegde.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen een beslissing tot vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof begrijpt het ingestelde hoger beroep aldus, dat dit niet is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak, hetgeen de raadsvrouw bij brief van 10 november 2010 en ter terechtzitting in hoger beroep heeft bevestigd.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van
14 oktober 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
(Zaak B)
hij op of omstreeks 04 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op een (of meer) voor het openbaar verkeer/vervoer openstaande weg(en), met een auto voorzien van het [kenteken], taxivervoer heeft verricht en/of aangeboden zonder een daartoe verleende vergunning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat sprake is van uitlokking van een strafbaar feit. De verbalisanten hebben door hun optreden het illegaal taxivervoer geïnitieerd. Als verbalisanten dit niet hadden gedaan, dan was de verdachte gewoon naar huis gereden. De resultaten van dat optreden zijn onrechtmatig en mogen niet voor het bewijs van het ten laste gelegde worden gebruikt.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 4 april 2009 is het volgende gebleken. Op 4 april 2009 bevonden verbalisanten zich in het kader van een zogenoemde ‘snordersactie’, in burgerkleding, nabij de bushalte op de Karspeldreef in Amsterdam-Zuidoost. Verbalisanten zagen dat de verdachte, rijdend in een rode personenauto met [kenteken], ter hoogte van de bushalte langzamer ging rijden, lichtsignalen gaf en met hen oogcontact zocht. Nadat de verdachte op de busbaan was gestopt, zijn verbalisanten in de auto gestapt, hetgeen door de verdachte werd toegestaan.
De verdachte heeft direct na het instappen, zonder verder een gesprek met hen aan te knopen, gevraagd: “Waar gaan we”? Op verzoek van verbalisanten heeft de verdachte hen naar de flat Huigenbos vervoerd. Tijdens het uitstappen hoorden verbalisanten dat de verdachte tegen hen zei: “Wie gaat betalen”? Het was verbalisanten duidelijk dat de verdachte geld wilde hebben voor de rit. Hierop hebben zij de verdachte aangehouden ter zake van overtreding van artikel 4 Wet personenvervoer 2000.
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat de verdachte door verbalisanten is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Uit de hiervoor weergegeven bevindingen volgt immers dat de verdachte door het afgeven van duidelijke signalen zelf het initiatief heeft genomen om verbalisanten tegen betaling met zijn auto te vervoeren. Dat verbalisanten bij de verdachte in de auto zijn gestapt en een adres hebben genoemd doet daar niet aan af. Nu niet is gebleken dat verbalisanten in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, dan wel anderszins onrechtmatig, hebben gehandeld wordt het verweer verworpen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs omdat verbalisanten hebben verzuimd de verdachte tijdig de cautie te geven.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient een verdachte voor aanvang van zijn verhoor de cautie te worden gegeven. Volgens het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de verdachte op het politiebureau van 4 april 2009 is dit ook daadwerkelijk gebeurd. Eerder was van een verhoorsituatie geen sprake. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat sprake is geweest van een incident. Niet is gebleken dat de verdachte actief als snorder rijdt, dan wel de intentie had illegaal taxivervoer te verrichten.
Het hof verwerpt ook dit verweer. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 4 april 2009 op de openbare weg taxivervoer zonder vergunning heeft verricht. Daarmee heeft de verdachte de ten laste gelegde overtreding van artikel 4 Wet personenvervoer 2000 begaan. Uit niets blijkt dat hem wordt verweten dat hij daarvan toen aldaar een gewoonte heeft gemaakt. Deze constatering doet aan voormelde overtreding op zich niet af.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het (in zaak B) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 april 2009 te Amsterdam, op een voor het openbaar verkeer/vervoer openstaande weg, met een auto voorzien van het [kenteken], taxivervoer heeft verricht zonder een daartoe verleende vergunning;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak B ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,00 waarvan € 1.000,00 voorwaardelijk, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de economische politierechter de in beslag genomen personenauto en het bijbehorende kentekenbewijs verbeurd verklaard.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de in beslag genomen voorwerpen, te weten: een personenauto Volkswagen Vento met [kenteken] en bijbehorend kentekenbewijs deel 1 en 1b, en een geldbedrag van
€ 32,75 zal verbeurd verklaren
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 december 2011 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten, waaronder soortgelijke als het thans bewezenverklaarde feit, veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend.
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een rode personenauto, merk Volkswagen Vento, met [kenteken] en het bijbehorende kentekenbewijs deel I en Ib.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 32,75.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. J.D.L. Nuis en mr. S. Clement, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2012.