ECLI:NL:GHAMS:2012:998

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
200.072.218-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van deskundigen in erfpachtzaak met betrekking tot waardebepaling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, is een hoger beroep aan de orde met betrekking tot de benoeming van deskundigen in een geschil over de waarde van het recht van erfpacht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P. Stehouwer, heeft de besloten vennootschap TRUSTKANTOOR FAGOED I B.V. als geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 31 mei 2011 reeds een aantal processtukken besproken en partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten over de benoeming van deskundigen kenbaar te maken.

In het vervolg van de procedure hebben beide partijen aangegeven dat zij de voorkeur geven aan de benoeming van drie deskundigen. Na overleg zijn de deskundigen H.C. van Putte, E. Oostra en C.H. van Zadelhoff benoemd. Het hof heeft de deskundigen verzocht om gezamenlijk een schriftelijk en gemotiveerd rapport op te stellen over de waarde van het recht van erfpacht per 5 november 2008, en daarbij de verschillende methoden van waardebepaling te overwegen die door beide partijen zijn voorgesteld.

De kosten van het deskundigenonderzoek zijn door de deskundigen begroot en de appellant heeft ingestemd met deze kosten, met het verzoek aan de deskundigen om deze zoveel mogelijk te matigen. Het hof heeft bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek door de appellant voorgeschoten dienen te worden, met een voorschot van € 19.100,--. De verdere procedure is aangehouden, waarbij het hof heeft bepaald dat de deskundigen hun onderzoek zelfstandig zullen verrichten en dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om opmerkingen te maken over het rapport van de deskundigen. De zaak zal opnieuw ter rolle worden uitgeroepen na indiening van het deskundigenbericht.

Uitspraak

zaaknummer 200.072.218/01
1 mei 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. P. Stehouwerte Sneek,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TRUSTKANTOOR FAGOED I B.V., gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [appellant] en Fagoed.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Voor het procesverloop tot aan het tussenarrest van
31 mei 2011 wordt verwezen naar dat tussenarrest.
1.2
Ingevolge het tussenarrest heeft [appellant] een akte
genomen.
1.3
Fagoed heeft een antwoordakte genomen.
1.4
Vervolgens hebben partijen om arrest gevraagd.

2.De verder beoordeling

2.1
In r.o. 3.12 van het tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen opdat partijen zich konden uitlaten over de te benoemen deskundige en de concept-vraagstelling van het hof.
2.2
Met betrekking tot de concept-vraagstelling heeft [appellant] aangegeven zich te kunnen verenigen met de concept-vraagstelling van het hof.
Fagoed heeft voorgesteld dat in de vraagstelling onder a de volgende tekst wordt toegevoegd:
“… en rekening houdende met (i) de tussen partijen vaststaande gegevens, zoals vermeld op pagina 1 van de bij akte d.d. 10 februari 2010 behorende notitie van ir. M. de Koe, alsmede (ii) met de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 10 april 1996, LJN AA1866, 30637.”
Het hof ziet onvoldoende aanleiding de voorgestelde toevoeging over te nemen, nu het hier gaat om een in opdracht van Fagoed opgestelde notitie. Uiteraard dienen de deskundigen kennis te nemen van alle processtukken, waaronder de van beide kanten in het geding gebrachte notities van derden.
2.3
Met betrekking tot de te benoemen deskundigen hebben partijen aangegeven de voorkeur te geven aan de benoeming van drie deskundigen. Na correspondentie tussen hof en partijen hebben partijen overeenstemming bereikt over de deskundigen H.C. van Putte, E. Oostra en C.H. van Zadelhoff. Alle drie de deskundigen hebben aangegeven de benoeming te aanvaarden. Voorts hebben de deskundigen opgave gedaan van de kosten die naar hun inschatting gemoeid zullen zijn met hun werk. Het hof zal derhalve overgaan tot de benoeming van deze deskundigen.
2.4
Met betrekking tot de kosten van het deskundigenonderzoek geldt het volgende. Van Putten, Oostra en Zadelhoff hebben de met hun werkzaamheden gemoeide kosten begroot op achtereenvolgens € 4.462,50 +
€ 267,75 (Van Putte); € 6.500,-- (Oostra) en € 7.8161,52 (Van Zadelhoff).
Na correspondentie tussen de raadslieden en de deskundigen over de hoogte van de kosten, heeft [appellant], na beraad, aangegeven akkoord gegaan met deze kostenopgaaf, zij het dat deskundigen dringend wordt verzocht om de kosten zoveel mogelijk te matigen.
Het hof verzoekt deskundigen derhalve zoveel mogelijk hun kosten te matigen.
2.5
Zoals in het tussenarrest reeds is overwogen, zullen de kosten van het deskundigenbericht moeten worden voorgeschoten door [appellant]. Het voorschot zal door het hof worden bepaald op € 19.100,--.
2.6
Het hof zal iedere nadere beslissing aanhouden.

3.Beslissing

Het hof:
1. benoemt tot deskundigen:
1. E. Oostra te Ysbrechtum;
2. C.H. van Zadelhoff te Strijen;
3. H.C. van Putte te Swifterband;
met opdracht om gezamenlijk een schriftelijk en een met redenen omkleed bericht uit te brengen ter beantwoording van de volgende vragen:
(a) Wat is de waarde van het recht van erfpacht, zoals dat in deze procedure aan de orde is, per 5 november 2008, uitgaande van wat een derde zou willen betalen voor dit recht van erfpacht, onder dezelfde voorwaarden en voor de resterende duur van het recht van erfpacht zoals die in het concrete geval gelden;
(b) Kunt u daarbij ingaan op de geschiktheid van de methoden van waardebepaling van het recht van erfpacht, zoals die zijn verdedigd door Fagoed (methode-Fagoed en methode-Tollner) respectievelijk [appellant] (methode-Spriensma);
(c) Heeft u verder nog iets op te merken dat in deze
zaak van belang kan zijn?
2. bepaalt dat de griffier van dit hof onverwijld een afschrift van dit arrest, alsmede van het tussenarrest van 31 mei 2011, aan de deskundigen zal toezenden;
3. bepaalt dat partijen binnen drie weken na heden kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundigen zullen doen toekomen;
4. bepaalt dat [appellant] binnen drie weken na heden een bedrag van € 19.100,-- als voorschot op het loon en de kosten van de deskundige ter griffie van het hof zal deponeren door overmaking op het rekening nummer bij RBS: 56.99.90.505, ten name van het Gerechtshof Amsterdam en onder vermelding van ‘zaaknummer 200.072.218/01, [appellant]/Fagoed.’
5. bepaalt dat de griffier onmiddellijk na de ontvangst van het voorschot de deskundigen hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundigen pas dan met het onderzoek hoeft aan te vangen;
6. bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig - dat wil zeggen niet onder leiding van het hof – zal verrichten en dat dit zal plaatsvinden op een door de deskundigen te bepalen tijd en plaats;
7. bepaalt dat de deskundigen partijen in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit het schriftelijke bericht van de deskundigen dient te blijken dat aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of verzoeken;
8. bepaalt dat de deskundigen een schriftelijk ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van het hof uiterlijke drie maanden nadat zij met hun onderzoek zijn aangevangen en dat zij tegelijk met dit bericht hun declaratie ter griffie zullen indienen onder vermelding van ‘zaaknummer 200.072.218/01, [appellant]/Fagoed’;
9. bepaalt dat de zaak ter rolle zal worden uitgeroepen op de vierde dinsdag na indiening van het bericht, zulks voor het vragen van arrest, of, indien partijen daarvan gebruik willen maken, voor het nemen van memories na deskundigenbericht;
1. houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H. de Bock,
W.J. Noordhuizen en J.C. Toorman en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2012 door de rolraadsheer.