GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER
Bij vervroeging.
Beslissing van 29 mei 2012 in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
gemachtigde:
mr. R. de Leeuw
[geïntimeerde],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde:
mr. A.R. Metselaar.
1.
Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 16 september 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met één bijlage - hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder de kamer, van 18 augustus 2011, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2. Van de zijde van klager is op 31 oktober 2011 een aanvullend beroepschrift
- met bijlagen - ter griffie van het hof ingekomen. Hieruit blijkt dat klager zijn hoger beroep tevens instelt tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 1 juli 2010 waarin de klacht van klager als kennelijk niet-ontvankelijk werd afgewezen en tegen de beslissing van de kamer op het verzet van klager van 15 februari 2011, waarin het verzet deels gegrond en deels ongegrond werd verklaard.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 16 december 2011 een verweerschrift - met één bijlage - ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 april 2012, alwaar klager en de notaris - vergezeld van hun gemachtigden - zijn verschenen. De gemachtigden en de notaris hebben het woord gevoerd, de gemachtigden aan de hand van - in het geding gebrachte - pleitaantekeningen.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
a. met betrekking tot de beslissing van de voorzitter van de kamer van 1 juli 2010 en de beslissing van de kamer van 15 februari 2011:
3.1. Klager heeft bij brief van 2 maart 2010 bij de kamer een klacht ingediend tegen de notaris. De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 1 juli 2010 klager (kennelijk) niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Tegen die beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld bij de kamer. Na onderzoek van de klacht heeft de kamer bij beslissing van 15 februari 2011 het verzet deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
3.2. Artikel 99 lid 6 van de Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt, kort gezegd, dat tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer schriftelijk verzet kan worden gedaan bij de kamer. Artikel 99 lid 10 van de Wna bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de kamer, waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter niet ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Het voorgaande brengt mee dat klager in zijn hoger beroep tegen de beslissingen van 1 juli 2010 en 15 februari 2011, voor zover het verzet daarin ongegrond is verklaard, niet kan worden ontvangen. Niet is gesteld of gebleken dat bij de behandeling van het verzet essentiële vormen niet in acht zijn genomen, op grond waarvan in andere zin zou moeten worden beslist. Voor zover het hoger beroep van klager zich richt tot het deel van de beslissing van 15 februari 2011 waarin het verzet gegrond is verklaard kan klager wel worden ontvangen.
b. met betrekking tot de beslissing van de kamer van 18 augustus 2011:
3.3. Klager kan worden ontvangen in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de beslissing van de kamer van 18 augustus 2011.
4.
De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de beslissing van 18 augustus 2011 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen die vaststelling geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
5.
De standpunten van partijen
De wederzijdse standpunten blijken uit de beslissing van 18 augustus 2011.
6.
De beoordeling
5.1. Het hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer van 18 augustus 2011, waarmee het hof zich verenigt.
5.2. Het hiervoorgaande leidt tot de volgende beslissing
7.
De beslissing
Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 1 juli 2010 en de beslissing van de kamer van 15 februari 2011 voor zover het verzet van klager ongegrond is verklaard;
- bekrachtigt de beslissingen van de kamer van 15 februari 2011 voor zover het verzet gegrond is verklaard en van 18 augustus 2011.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, A.D.R.M. Boumans en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 mei 2012 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN
TE AMSTERDAM
Beslissing van 18 augustus 2011 in de klacht met nummers 482916 / NT 11-9 P van:
[klager]
wonende te [woonplaats],
raadsvrouwe: mr. R. de Leeuw,
klager;
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
raadsvrouwe: mr. D.M.S. Gribling,
de notaris.
Het verloop van de procedure
Bij beslissing van 1 juli 2010 heeft de voorzitter de klacht afgewezen als kennelijk niet-ontvankelijk wegens het verstrijken van de termijn van artikel 99 lid 12 Wet op het notarisambt (hierna: Wna). Klager heeft tegen deze beslissing verzet aangetekend. Het verzet van klager is bij beslissing van 15 februari 2011 deels gegrond verklaard.
De inhoudelijke behandeling van het resterende klachtonderdeel heeft plaatsgevonden op
26 mei 2011. Voor deze behandeling zijn zowel klager, vergezeld van zijn raadsvrouwe, als de notaris, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd, mr. Gribling onder overlegging van pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op
18 augustus 2011.