ECLI:NL:GHAMS:2012:3593

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.076.425-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van ontbonden rechtspersoon in hoger beroep en causaal verband bij beslaglegging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Freedreams Distribution B.V. en een natuurlijke persoon, aangeduid als [appellant sub 1], tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Holland-Noord. De appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem, waarin hun vordering werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de appellanten niet voldaan hadden aan hun stelplicht met betrekking tot het causaal verband tussen de beslaglegging en de schade die zij zouden hebben geleden. De appellanten stelden dat de beslaglegging onder Freedreams B.V. leidde tot een stopzetting van betalingen door Freedreams Holding N.V., maar het hof oordeelde dat het tijdsverloop tussen de beslaglegging en de stopzetting van betalingen dit betoog niet ondersteunt. Bovendien werd vastgesteld dat Freedreams Distribution B.V. in 2009 was ontbonden, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellanten in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor procespartijen om te bestaan op het moment van het instellen van hoger beroep en de vereisten voor het aantonen van causaal verband in schadeclaims.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. APPELLANT SUB 1],
wonende te [woonplaats],
2. de vennootschap naar het recht van het eiland Man FREEDREAMS LTD.,
gevestigd te Douglas, Isle of Man, Verenigd Koninkrijk,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FREEDREAMS DISTRIBUTION B.V.,
gevestigd te Purmerend,
APPELLANTEN,
advocaat:
mr. M. Zeete Purmerend,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST HOLLAND-NOORD/ kantoor Zaandam, voorheen ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST PARTICULIEREN/ONDERNEMINGEN ZAANDAM,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. W. Heemskerkte ’s-Gravenhage.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna afzonderlijk (ook) [appellant sub 1], Freedreams Ltd., Freedreams Distribution B.V. en gezamenlijk [appellanten] genoemd. Geïntimeerde wordt de Ontvanger genoemd.
Bij dagvaarding van 23 juli 2010 zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 19 mei 2010, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 153273 / HA ZA 09-54 gewezen tussen hen als eisers en (onder meer) de Ontvanger als gedaagde.
Bij memorie van grieven hebben [appellanten] één grief tegen het vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog zijn vordering zal toewijzen, met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft de Ontvanger de grieven bestreden, een productie in het geding gebracht en geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het hof [appellant sub 1] en Freedreams Distribution B.V. niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep en het vonnis waarvan beroep voor het overige zal bekrachtigen en [appellanten] zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep, met rente en nakosten.
De partijen hebben de zaak op 22 november 2012 doen bepleiten, [appellanten] door mr. Zee voornoemd en de Ontvanger door mr. R.T. Wiegerink, advocaat te ’s-Gravenhage, beiden aan de hand van pleitnotities.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.11 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. [appellanten] hebben erover geklaagd dat deze feitenvaststelling onvolledig is. Voor zover relevant zal het hof daarmee rekening houden.
2.2
Als erkend dan wel niet of onvoldoende betwist staat het volgende tussen partijen vast.
2.2.1. [
[appellant sub 1] was, samen met enkele vennootschappen waarvan hij aandeelhouder was, betrokken bij de exploitatie van het zogenoemde “Freedreams-concept” waarbij overnachtingen in kamers van hotels met overcapaciteit werden verkocht. [appellant sub 1] is direct of indirect aandeelhouder van Freedreams Ltd. en Freedreams Distribution B.V.. De heer H.J.M. van den Hombergh is direct of indirect aandeelhouder van Freedreams B.V. en Freedreams Holding N.V.
2.2.2.
Freedreams Distribution B.V. heeft de merknamen Freedreams, Freedreams Hotelbon, Internationale Hotelbon, Fly Free en FIP Promotours in de periode 1992-1995 doen deponeren bij het Benelux Merkenbureau.
2.2.3.
In 1996 is deze merkenrechtelijke registratie gewijzigd en zijn genoemde merken ten name van Freedreams Ltd. (toen nog genaamd Forty-One Ltd.) gesteld.
2.2.4.
Op grond van een koopovereenkomst van 9 juni 1999 hebben Freedreams Ltd en Freedreams Distribution B.V. het Flexibreaks/Freedreams concept verkocht aan Freedreams Holding N.V. tegen een koopprijs van ƒ 9.100.000,--. Freedreams Holding N.V. heeft dat concept diezelfde dag doorverkocht aan Freedreams B.V.
2.2.5.
De FIOD onderzoek heeft verricht naar [appellant sub 1] en aan hem gelieerde vennootschappen, waaronder Freedreams Ltd. en Freedreams Distribution B.V.
2.2.6.
De belastingdienst heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat bij het overschrijven in 1996 van de onder 2.2.2 genoemde merknamen op naam van Forty-One Ltd. ten onrechte geen vergoeding door Forty-One Ltd. (thans Freedreams Ltd.) is betaald aan Freedreams Distribution B.V., hetgeen door de belastingdienst slechts verklaarbaar wordt geacht door het feit dat [appellant sub 1] van beide vennootschappen (economisch) aandeelhouder was. De Inspecteur heeft in verband hiermee de winst van Freedreams Distribution B.V. verhoogd met ƒ 3.000.000, en voor hetzelfde bedrag een winstuitdeling aan [appellant sub 1] als aandeelhouder van Freedreams Distribution B.V. in aanmerking genomen.
2.2.7.
De belastingdienst heeft zich voorts naar aanleiding van het FIOD-onderzoek op het standpunt gesteld dat de feitelijke leiding van Freedreams Ltd., hoewel op Isle of Man gevestigd, vanuit Nederland geschiedde, zodat zij als Nederlands belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting moet worden aangemerkt. Door de Ontvanger is op 14 juni 2001 aan de president van de rechtbank Arnhem verlof gevraagd en gekregen voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder Freedreams B.V. ten laste van Freedreams Ltd. tot een bedrag van ƒ 3.800.000, zulks vanwege materieel verschuldigde vennootschapsbelasting 1996, 1998 en 1999 ten belope van ongeveer ƒ 3.700.000. De termijn waarbinnen de eis in hoofdzaak dient te worden ingesteld is daarbij vastgesteld op zes maanden.
2.2.8.
Op 26 juni 2001 is namens de Ontvanger beslag gelegd onder Freedreams B.V. op (onder meer) vorderingen die Freedreams Ltd. op Freedreams B.V. mocht hebben of uit (een) ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding(en) rechtstreeks zal verkrijgen.
2.2.9.
Freedreams B.V. antwoordde op vragen van de belastingdienst bij brief van 30 augustus 2001 onder meer:
“Op 9 juni 1999 is er een koopovereenkomst gesloten tussen enerzijds Freedreams Ltd. en FIP Promotion BV en anderzijds Freedreams Holding NV (voorheen genaamd Freedreams Hotelbon Holding NV) te Curaçao.
Met als effectieve datum 9 juni 1999 heeft Freedreams Holding NV de in de bovengenoemde koopovereenkomst verworven activa voor dezelfde prijs (f 9.100.000) verkocht aan Freedreams BV.
In uw brief zegt u dat ook de schuld aan Freedreams Ltd. door Freedreams Holding NV is overgedragen aan Freedreams BV. Dit is dus niet het geval. Freedreams BV is f 9.100.000 schuldig aan Freedreams Holding NV. De schuld van Freedreams Holding NV wordt in opdracht van de NV door de BV betaald. Dit betreft dus betaling ten behoeve van een derde. Dat verklaart de door ons gevoerde correspondentie met de Ltd.
Derhalve hebben wij u de Verklaring bij Derdenbeslag geretourneerd met de mededeling dat Freedreams BV niets verschuldigd is of zal worden aan Freedreams Ltd.”
2.2.10.
Op 20 december 2001 heeft de Ontvanger aan de president van de rechtbank Arnhem verzocht om verlenging van de termijn waarbinnen de eis in hoofdzaak dient te worden ingesteld met zes maanden. Dit verzoek is toegewezen.
2.2.11.
Ter vervanging van het conservatoir derdenbeslag hebben Freedreams Ltd. en Freedreams Distribution B.V. op 11 juli 2002 aan de Ontvanger in pand gegeven al hetgeen zij nog te vorderen hebben van Freedreams B.V. en Freedreams Hotelbon Holding N.V. (met name) uit hoofde van de overeenkomst van 9 juni 1999.
2.2.12.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het FIOD-onderzoek is [appellant sub 1] strafrechtelijk vervolgd. In hoger beroep is hij bij arrest van 6 september 2007 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar en een geldboete van EUR 50.000 vanwege
a. valsheid in geschrift (valselijk in aangifteformulier inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1996 doen vermelden dat zijn belastbaar inkomen voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1996 ƒ 15.316 bedroeg, terwijl dit inkomen in werkelijkheid hoger was) en
b. feitelijk leiding geven aan het opzettelijk onjuist doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte door FIP Promotion B.V. (vennootschapsbelasting 1996).
[appellant sub 1] heeft tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.

3.Beoordeling

3.1
In dit hoger beroep is uitsluitend nog aan de orde de door de rechtbank onder 3.1.I weergegeven vordering van [appellanten] tot verklaring voor recht dat – samengevat - de Ontvanger onrechtmatig jegens [appellanten] heeft gehandeld door willens en wetens beslag te doen leggen onder de verkeerde rechtspersoon en voorts willens en wetens nagelaten heeft actie te ondernemen onder de juiste rechtspersoon, wetende dat deze haar betalingen aan [appellant sub 1] had opgeschort in verband met de (te verwachten) invordering door de Ontvanger, waarbij uiteindelijk de Ontvanger de advocaat van Freedreams Ltd. heeft moeten vragen om de incasso door Freedreams Ltd. te doen verrichten, uit hoofde waarvan de Ontvanger schadeplichtig is jegens [appellanten] De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.
3.2
De Ontvanger heeft aangevoerd dat [appellant sub 1] en Freedreams Distribution B.V. niet in hun hoger beroep kunnen worden ontvangen omdat zij beiden bij de gevorderde verklaring voor recht geen belang hebben, en – ter zake van Freedreams Distribution B.V. – omdat blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel per 16 november 2009 deze vennootschap heeft opgehouden te bestaan.
3.2.1.
Dit betoog slaagt wat betreft Freedreams Distribution B.V. Ten pleidooie is niet betwist dat Freedreams Distribution B.V. in 2009 is opgehouden te bestaan, maar is slechts aangevoerd dat een ontbonden vennootschap weer kan herleven. Dat volstaat echter niet om Freedreams Distribution B.V. in haar hoger beroep te kunnen ontvangen, nu een rechtsmiddel immers in beginsel alleen kan worden aangewend door een ten tijde van die handeling nog bestaande procespartij. De mogelijkheid dat een ontbonden rechtspersoon op enig moment alsnog herleeft, rechtvaardigt geen uitzondering op dit beginsel.
3.2.2.
Wat [appellant sub 1] betreft valt, gelet op de tekst van de gevorderde verklaring voor recht, niet zonder meer uit te sluiten dat hij enig belang bij toewijzing van die vordering heeft, zodat hij in het hoger beroep zal worden ontvangen.
3.3
Met hun grief richten [appellanten] zich tegen het oordeel van de rechtbank, dat zij ter zake van het vereiste causale verband tussen het beweerde onrechtmatige handelen en hun schade niet aan hun stelplicht hebben voldaan en tegen het feit dat de rechtbank aan hun bewijsaanbod voorbij is gegaan. Zij hebben in dat verband in hoger beroep aangevoerd – samengevat - dat het derdenbeslag onder Freedreams B.V. rechtstreeks en onmiddellijk leidde tot stopzetting van de betalingen door Freedreams Holding N.V. omdat Freedreams Holding N.V. zich naar aanleiding van de beslaglegging beriep op het opschortingsrecht van artikel 6:37 BW. Een procedure ter verwerping van dit beroep zou zeker enkele maanden in beslag nemen. Volgens [appellanten] is het redelijkerwijs voorzienbare gevolg van beslaglegging onder één van de bij een transactie betrokken partijen, dat de andere partij dit aanwendt om onder zijn betalingsverplichtingen uit te komen.
3.4
Het hof volgt [appellanten] niet in hun betoog. Daartoe is het volgende redengevend.
3.4.1.
Uit de stellingen van [appellanten] volgt allereerst dat, nadat op 26 juni 2001 beslag onder Freedreams B.V. was gelegd, Freedreams Holding N.V. eerst enkele maanden later, namelijk op 20 november 2001 haar betalingen heeft stopgezet (pleitnota [appellanten] hoofdstuk 3 onder 3). Reeds dat tijdsverloop maakt onaannemelijk dat de betalingsweigering een rechtstreeks en voorzienbaar gevolg van de beslaglegging was.
3.4.2.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, stond de beslaglegging onder Freedreams B.V. Freedreams Ltd. er niet aan in de weg om Freedreams Holding N.V. tot betaling aan te spreken. Het betoog van [appellanten] dat het beroep van Freedreams Holding N.V. op de opschortingsbevoegdheid van artikel 6:37 BW een redelijkerwijs te verwachten gevolg was van de beslaglegging onder Freedreams B.V. faalt. Die bevoegdheid staat een schuldenaar ten dienste die op redelijke gronden twijfelt
aan wiebetaling moet geschieden. Nergens uit blijkt dat de beslaglegging onder Freedreams B.V. een dergelijke twijfel bij Freedreams Holding N.V. heeft (kunnen) doen ontstaan. Uit de stellingen van [appellanten] valt integendeel slechts af te leiden, dat volgens Freedreams Holding N.V. uit de beslaglegging voortvloeide dat (niet zij maar) Freedreams B.V. als betalingsplichtige was aangewezen. Op twijfel over de vraag
door wiemoet worden betaald ziet artikel 6:37 BW echter niet. Dat het beroep van Freedreams Holding N.V. op artikel 6:37 BW het redelijkerwijs voorzienbare gevolg van beslaglegging zou zijn, valt daarom niet in te zien.
3.4.3.
Dat Freedreams Holding N.V., die zelf niet door beslaglegging was getroffen, kennelijk het derdenbeslag onder Freedreams B.V. heeft aangevoerd als reden om onder haar betalingsverplichtingen jegens Freedreams Ltd. uit te komen volstaat dus niet om voldoende causaal verband aan te nemen tussen de beslaglegging en de niet-betaling door Freedreams Holding N.V.. Ook indien in de praktijk enige tijd is gemoeid met het aanvechten van het onterechte beroep van Freedreams Holding N.V. op artikel 6:37 BW, zoals [appellanten] stellen, maakt dat niet dat er sprake is van voldoende causaal verband tussen de beslaglegging en het niet-betalen door Freedreams Holding N.V. van haar schuld.
3.4.4. [
[appellanten] kunnen ten slotte niet worden gevolgd in hun niet nader toegelichte of onderbouwde stelling dat het redelijkerwijs voorzienbare gevolg van beslaglegging onder één van de bij een transactie betrokken partijen is, dat de andere partij dit aanwendt om onder zijn betalingsverplichtingen uit te komen.
3.5
De slotsom luidt dat [appellanten] hebben nagelaten te stellen waarom in het onderhavige geval redelijkerwijs voorzienbaar zou zijn dat als gevolg van de beslaglegging onder Freedreams B.V., Freedreams Holding N.V. niet aan haar betalingsverplichting jegens Freedreams Ltd. zou voldoen. De grief faalt.
3.6 [
[appellanten] hebben bewijs aangeboden maar de door hen te bewijzen aangeboden feiten kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Hun bewijsaanbod zal daarom als niet ter zake dienend worden gepasseerd.

4.Slotsom en kosten

Nu de grief faalt en ook overigens geen grond bestaat voor vernietiging van het bestreden vonnis, zal dit worden bekrachtigd. Freedreams Distribution B.V. zal niet-ontvankelijk worden verklaard. [appellanten] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
verklaart Freedreams Distribution B.V. niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
bekrachtigt het bestreden vonnis;
verwijst – uitvoerbaar bij voorraad – [appellanten] in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover aan de kant van de Ontvanger gevallen, op € 640,-- voor verschotten, op € 2.682,-- voor salaris van de advocaat en op € 131,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris van de advocaat en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 15e dag na de datum van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.C. Toorman en R.J.Q. Klomp en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 december 2012 door de rolraadsheer.