Uitspraak
mr. W.A.M. Rupertte Rotterdam,
en haar vennoten
mr. M.C. Schepelte Den Haag.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep na een tussenarrest van 27 december 2011. De appellante, een vennootschap naar Duits recht, heeft een geschil met de geïntimeerden, waaronder een vennootschap onder firma en haar vennoten. Het hof heeft in het tussenarrest behoefte geuit aan deskundige voorlichting over de vraag of pasteus schilderen met olieverf, zoals gedaan door geïntimeerde sub 1 in de periode 1991-1995, als normaal gebruik van de verf kan worden aangemerkt. Na het tussenarrest hebben beide partijen akten uitlating en antwoordakten ingediend, waarna wederom arrest is gevraagd.
Het hof heeft de formulering van de vragen over de deskundige en de te benoemen persoon besproken. De appellante heeft voorgesteld de vraagstelling te splitsen, wat het hof heeft gevolgd. Het hof heeft geoordeeld dat een kunsthistoricus als deskundige kan worden aangezocht voor de vraag naar het normaal gebruik van olieverf, terwijl voor de vraag naar de bekendheid met het druipen van de olieverf een deskundige op het vakgebied van de beeldende kunsten meer aangewezen is. De door de appellante geopperde bezwaren tegen de voorgestelde deskundige, prof. Carel Blotkamp, zijn door het hof verworpen.
Het hof heeft besloten dat de kosten van de deskundige gelijkelijk door beide partijen gedragen zullen worden en heeft de deskundige opgedragen om zijn onderzoek zelfstandig uit te voeren. De deskundige moet zijn bevindingen voor 18 september 2012 indienen, waarna de zaak opnieuw op de rol zal komen voor deskundigenbericht. Het hof heeft verder bepaald dat de partijen de deskundige van alle relevante stukken moeten voorzien en dat de deskundige de partijen in de gelegenheid moet stellen om opmerkingen te maken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 17 juli 2012.