ECLI:NL:GHAMS:2011:BX0543
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Effectenlease en verjaring van vernietigingsgrond bij leaseovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van [appellante] zijn afgewezen. De zaak betreft een leaseovereenkomst die door de echtgenoot van [appellante], [R.], is gesloten met Dexia Bank Nederland B.V. op 9 november 1999. De eerste betaling op deze overeenkomst vond plaats op 23 december 1999. [appellante] heeft nooit schriftelijke toestemming gegeven voor deze overeenkomst en heeft deze pas op 18 november 2004, meer dan drie jaar na de eerste betaling, willen vernietigen op grond van artikel 1:89 BW.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van [appellante] op vernietigbaarheid was verjaard, omdat zij meer dan drie jaar voor haar beroep op vernietiging op de hoogte was van de leaseovereenkomst. Het hof bevestigt dit oordeel en stelt dat [appellante] voorshands als bewezen moet worden geacht dat zij meer dan drie jaar voor 18 november 2004 op de hoogte was van de leaseovereenkomst. Het hof laat [appellante] echter toe tot het leveren van tegenbewijs, waarbij getuigen zullen worden gehoord. De beslissing van het hof houdt in dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat het tegenbewijs is geleverd.
De zaak illustreert de complexe juridische vraagstukken rondom effectenlease en de verjaring van vernietigingsgronden. Het hof benadrukt het belang van tijdige actie bij het inroepen van vernietigingsgronden en de gevolgen van verjaring in civiele zaken.