ECLI:NL:GHAMS:2011:BU8959
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Totstandkoming overeenkomst en de betekenis van vrijblijvende offertes in het civiele recht
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de vraag of een overeenkomst tot stand was gekomen tussen een appellant en een geïntimeerde, naar aanleiding van een offerte die door de geïntimeerde was uitgebracht voor de bouw van een woonark. De appellant had in 2007 overleg gevoerd met de geïntimeerde, die een offerte had gedaan die als 'vrijblijvend' was aangeduid. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de overeenkomst tot stand was gekomen, na getuigenbewijs. De appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het hof oordeelde dat de offerte, ondanks het gebruik van het woord 'vrijblijvend', als een aanbod kon worden aangemerkt. De bijschrijvingen op de offerte werden niet als een nieuw aanbod beschouwd. Het hof concludeerde dat de appellant redelijkerwijs moest begrijpen dat de offerte het aanbod inhield om de woonark te bouwen tegen de gespecificeerde vergoeding. De appellant had de offerte ondertekend, wat werd gezien als aanvaarding van het aanbod. Het hof verwierp de grieven van de appellant en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de vordering van de geïntimeerde tot schadevergoeding wegens wanprestatie werd toegewezen. De zaak benadrukt de juridische betekenis van offertes en de voorwaarden waaronder een overeenkomst tot stand komt, met name in het licht van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de offerte.