ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6928

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.074.190-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor schending van geheimhoudingsverplichting in verband met overname onderhandelingen

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de werkgever, Ballast Nedam, voor de schending van een geheimhoudingsverplichting door een werknemer, [F]. De appellant, [X], die opereert onder de naam Databank Informatie Centrum (D.I.C.), heeft een vordering ingesteld tegen Ballast Nedam. Hij stelt dat [F], als directeur van Ballast Nedam, de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden door vertrouwelijke informatie over de verkoop van Fernhout te delen met derden, wat heeft geleid tot schade voor [X]. De rechtbank had eerder de vordering van [X] afgewezen, omdat hij niet voldoende had aangetoond dat de geheimhoudingsverplichting was geschonden en dat hij schade had geleden. In hoger beroep heeft [X] grieven ingediend tegen deze beslissing en zijn eis gewijzigd. Het hof heeft vastgesteld dat [F] de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden door vertrouwelijke informatie te delen, en dat Ballast Nedam aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [X] heeft geleden. Het hof heeft de zaak terugverwezen voor bewijslevering over de schending van de geheimhoudingsverplichting en de schade die [X] heeft geleden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers voor de handelingen van hun werknemers en de gevolgen van schendingen van geheimhoudingsverplichtingen in commerciële transacties.

Uitspraak

200.074.190/01
11 oktober 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[ X ], h.o.d.n. Databank Informatie Centrum,
wonende te [ A ],
APPELLANT,
advocaat: (thans) mr. A.C. Kool, te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
BALLAST NEDAM INDUSTRIE EN TOELEVERING B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. T.R.B. de Greve, te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Partijen worden hierna [ X ] en Ballast Nedam genoemd. [ X ] is bij exploot in hoger beroep gekomen van een vonnis dat door de rechtbank te Amsterdam onder nummer 433551 / HA ZA 09-2331 tussen partijen is gewezen en dat is uitgesproken op 16 juni 2010, met dagvaarding van Ballast Nedam voor dit hof.
1.2 [ X ] heeft bij memorie grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd, zijn eis gewijzigd, een bewijsaanbod gedaan en producties in het geding gebracht, met conclusie, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis zal vernietigen en Ballast Nedam, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen tot betaling van € 1.900.985,94, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2001, met veroordeling van Ballast Ne-dam in de proceskosten van beide instanties.
1.3 Ballast Nedam heeft daarop bij memorie van antwoord de grieven bestreden, zich verzet tegen uitvoerbaar bij voorraad-verklaring van het arrest, een bewijsaanbod gedaan en produc-ties in het geding gebracht, met conclusie tot bekrachtiging van het vonnis en veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [ X ] in de kosten, waaronder de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
1.4 Partijen hebben hun zaak doen bepleiten bij monde van hun raadslieden, mede aan de hand van pleitnotities die zijn over-gelegd. Partijen hebben bij die gelegenheid nog enige inlich-tingen verschaft.
1.5 Ten slotte is het hof gevraagd arrest te wijzen.
2. Waarvan het hof uitgaat
2.1 [ X ] maakt onder de naam Databank Informatie Centrum (verder: D.I.C.) zijn bedrijf van de bemiddeling bij de aan- en verkoop van bedrijven.
2.2 [ F ] (hierna: [ F ]) is in 1991 bij een vennootschap van de Ballast Nedam-groep in dienst getreden. Van 1991 tot mei 2002 was [ F ] enig statutair bestuurder van Ballast Nedam.
2.3 Een door [ X ] in het geding gebracht stuk, getiteld “Com-missieovereenkomst” en ondertekend namens “de opdrachtgever” en – in ieder geval - D.I.C., luidt voor zover voor de beslis-sing van belang:
Ondergetekende, de heer [ F ], in de functie van Algemeen Di-recteur van en optredende namens Ballast Nedam Handel en Indu-strie B.V. (…), hierna te noemen opdrachtgever die voornemens is andere bedrijven te acquireren en hierbij gebruik wenst te maken van de diensten van Databank Informatie Centrum (…), hierna te noemen D.I.C.
en
D.I.C. komen het volgende overeen:
D.I.C. heeft aanspraak op commissie indien het contact tussen de opdrachtgever en een onderneming door bemiddeling van D.I.C. tot stand is gekomen en dat contact daadwerkelijk heeft geleid tot overname van die onderneming, geheel of gedeelte-lijk, en ongeacht in welke vorm die overname geschiedt (ver-krijging van activa dan wel van de aandelen, geheel of gedeel-telijk). Tevens geldt als overname indien de acquisitie plaatsvindt door een met de opdrachtgever gelieerde onderne-ming of vennootschap.
(…)
Al de u ter beschikking gestelde informatie over bedrijven en/of personen dient strikt vertrouwelijk behandeld te worden, en mag niet aan derden doorgegeven worden.
Getekend in tweevoud te Amsterdam en Soest d.d. 5 juli 1995.
2.4 Ballast Nedam Handel en Industrie B.V. was destijds de naam van Ballast Nedam.
2.5 Op 8 oktober 1996 is D.I.C. een commissieovereenkomst aan-gegaan met de Nederlandse Cement Deelnemingsmaatschappij B.V. (hierna: NCD). Net als in het hiervoor onder 2.XXX vermelde stuk bevat die overeenkomst een aanspraak op commissie voor D.I.C., als tussen de opdrachtgever en een onderneming door bemiddeling van D.I.C. contact tot stand is gekomen dat heeft geleid tot overname van die onderneming. Verder bevat de over-eenkomst ook een geheimhoudingsverplichting.
2.6 In mei 2000 hebben (de aandeelhouders van) Fernhout B.V. (zowel de aandeelhouders als de vennootschap zelf verder te noemen: Fernhout) en Ballast Nedam, althans een aan Ballast Nedam gelieerde rechtspersoon uit de groep, tegenover elkaar de intentie uitgesproken tot verkoop respectievelijk aankoop, onder nader te bepalen voorwaarden, van de aandelen van Fern-hout.
2 7 Deze intentie heeft niet tot een overeenkomst geleid. In december 2000 zijn de onderhandelingen beëindigd.
2.8 In april 2001 heeft A.G. Financial Services B.V. (verder: A.G. Financial) de aandelen Fernhout gekocht en doorverkocht aan NCD.
2.9 Op Cobouw, de website voor de bouw, is op 4 april 2001 aandacht besteed aan de overname van Fernhout door NCD. De NMA heeft in verband met deze voorgenomen overname in de Staats-courant van 9 april 2001 een “Melding voorgenomen concentra-tie” gepubliceerd. Het daarop gevolgde besluit van de NMA van 20 juli 2001 is eveneens gepubliceerd.
2.10 De aandelen Fernhout zijn op 13 augustus 2001 geleverd aan A.G. Financial en op diezelfde dag (door)geleverd aan NCD.
2.11 [ F ] is door de rechtbank Groningen strafrechtelijk ver-oordeeld voor valsheid in geschrifte.
2.12 Het dienstverband van [ F ] bij Ballast Nedam is geëin-digd in december 2003.
2.13 Bij brief van 22 april 2008 heeft [ X ], voor zover hier van belang, aan [ F ] geschreven:
Zoals gisteren afgesproken ontvangt u hierbij een kopie van de commissie- en geheimhoudingsovereenkomst welke u als directeur van Ballast Nedam Handel en Industrie heeft getekend.
In ons gesprek kon u geen reden geven waarom u door AG Beheer voor uw rol bij de overname van Fernhout betaald bent.
De enige logische verklaring daarvoor heeft u zelf voor de (…) Rechtbank in Groningen afgelegd, namelijk dat u gecompenseerd bent voor het aanbrengen van Fernhout als verkoopkandidaat bij AG Beheer. Daarmee heeft u onze geheimhoudingsovereenkomst ge-schonden.
De schade die u daarmee heeft veroorzaakt bedraagt f. 2 mil-joen (exclusief rente en BTW). Dit zou mijn commissie zijn ge-weest bij verkoop van Fernhout aan de NCD bij een koopsom van (de vraagprijs van Fernhout) van f. 180 Mio
2.14 Bij brief van 3 september 2008 is Ballast Nedam aanspra-kelijk gesteld en is schadevergoeding gevorderd. [ X ] stelt daartoe dat [ F ] de geheimhoudingsverplichting heeft geschon-den en Ballast Nedam aansprakelijk is omdat [ F ] heeft gehan-deld als directeur van Ballast Nedam.
2.15 Ballast Nedam heeft in een civiele procedure bij de rechtbank Arnhem 60 miljoen euro gevorderd van [ F ] wegens, kort gezegd, frauduleuze handelingen jegens Ballast Nedam. In een tussenvonnis van 7 oktober 2009 heeft de rechtbank de stellingen van Ballast Nedam op een groot aantal punten ge-grond geacht.
3. Behandeling van het hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Daartoe over-woog de rechtbank dat [ X ] onvoldoende gemotiveerd had ge-steld dat de informatie, dat de aandelen Fernhout te koop wa-ren, (uitsluitend) door [ X ] aan [ F ] was verstrekt. Niet kon daarom worden geoordeeld dat de geheimhoudingsverplichting was geschonden. Voorts overwoog de rechtbank dat [ X ] ook niet aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden nu hij niet voldoende gemotiveerd had gesteld dat [ X ] Fernhout met succes bij een andere koper had kunnen aanbrengen.
3.2 Grief 1 richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat [ F ] de geheimhoudings-plicht uit de commissieovereenkomst heeft geschonden. De in-formatie die onder de geheimhoudingsverplichting viel, betrof in essentie de informatie dat de aandelen voor NLG 180 miljoen te koop waren, aldus [ X ]. Verder heeft [ X ] bedrijfsprofie-len van Fernhout en relevante, overwegend niet openbaar toe-gankelijke, bedrijfsinformatie aan [ F ] kenbaar gemaakt. [ F ] heeft vervolgens de koop tussen Ballast Nedam en Fernhout eind december 2000 bewust gesaboteerd om zelf, via diens ven-nootschap Fraberg B.V., een bedrag van € 1.900.985,94 te in-casseren op de transactie Fernhout - A.G. Financial – NCD in april 2001.
3.3 Volgens grief 2 heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat [ X ] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de door hem gevorderde schade heeft geleden. [ X ] had ook met diverse an-dere partijen een commissieovereenkomst gesloten. Bovendien zou Ballast Nedam de onderneming hebben gekocht als [ F ] niet – ten onrechte – had gezegd dat Fernhout een hogere prijs wil-de ontvangen dan € 180 miljoen. Het feit dat Fernhout aan [ X ] geen exclusiviteit had toegezegd, betekent niet dat [ X ] niet op korte termijn na december 2000 in staat zou zijn ge-weest een derde partij te interesseren. Dat A.G. Financial korte tijd na het afbreken van de onderhandelingen met Ballast Nedam, Fernhout kon kopen en doorverkopen lag aan de schending door [ F ] van diens geheimhoudingsplicht. De waarde van het vermogensrecht dat [ F ] te gelde heeft gemaakt bedraagt € 1.900.985,94, zodat dat ook de schade is die [ X ] heeft ge-leden. Dat is ook het bedrag waarvan [ X ] in hoger beroep be-taling vordert.
3.4 De grieven 3 tot en met 7 behelzen een nadere weerspreking van hetgeen Ballast Nedam in eerste aanleg heeft aangevoerd en richten zich niet tegen het oordeel van de rechtbank. Ten slotte vult [ X ] de grondslag van zijn vordering nog aan met een beroep op ongerechtvaardigde verrijking.
3.5 [ X ] stoelt zijn vordering erop dat hij in april 2008 bij toeval kennis nam van uitspraken van de rechtbank Groningen, sector strafrecht, waaruit bleek dat [ F ] (Fraberg B.V.) een financiële tegemoetkoming had gekregen van [ G ] (A.G. Finan-cial) in verband met de (uiteindelijke) aankoop van Fernhout door NCD. Die deal heeft vrij kort na het afbreken van de on-derhandelingen tussen Fernhout en Ballast zijn beslag gekre-gen. Daaruit concludeert [ X ] dat [ F ], als werknemer van Ballast Nedam, de geheimhoudingsverplichting uit de met Bal-last Nedam gesloten commissieovereenkomst moet hebben geschon-den. De informatie die onder de geheimhoudingsverplichting viel betrof in essentie het feit dat Fernhout te koop was voor NLG 180 miljoen – een bedrag dat de resultante was van de on-derhandelingen tussen Fernhout en Ballast Nedam en neergelegd was in de intentieverklaring – en de in brieven en bedrijfs-profielen van Fernhout opgenomen niet-openbare bedrijfsinfor-matie. [ F ] heeft bewust de koop van Fernhout door Ballast Nedam gefrustreerd. Hij heeft, in strijd met de waarheid, aan Ballast Nedam laten weten dat de vraagprijs hoger was dan NLG 180 miljoen omdat Fernhout de winst over het jaar 2000 daarbij wilde optellen. Dat was echter niet zo. Fernhout is uiteinde-lijk dan ook verkocht voor NLG 170 miljoen. Voordat [ F ] aan [ X ] meedeelde dat de koop door Ballast Nedam niet door zou gaan, was [ F ] al in gesprek met [ G ] van A.G. Financial. [ F ] heeft daarbij het “Exclusieve Recht van Koop” dat eerst Ballast Nedam had, onder schending van zijn geheimhoudings-plicht jegens [ X ], aan [ G ] ter beschikking gesteld, aldus [ X ].
Subsidiair is Ballast Nedam volgens [ X ] verrijkt, waar zij in een procedure tegen [ F ] voor de rechtbank Arnhem met suc-ces in dit verband een betaling van een bedrag van € 1.900.985,94 vordert. Dat is het gevolg van de werkzaamheden van D.I.C. Aldus kort gezegd, de aanvulling van de grondslag voor de vordering met een beroep op artikel 6:212 BW.
De zaak ligt daarmee in volle omvang aan het hof voor.
3.6 In gevolge artikel 6:170 lid 1 BW is voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprake-lijk, indien de kans op de fout door de opdracht tot het ver-richten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout gelegen was.
3.7 Het onderhavige geval zoals die door [ X ] ten grondslag wordt gelegd aan zijn beroep op artikel 6:170 lid 1 BW ken-merkt zich hierdoor, dat [ F ] welbewust eind 2000 de onder-handelingen tussen Fernhout en Ballest Nedam met betrekking tot de koop van Fernhout heeft gesaboteerd door Ballast Nedam ten onrechte voor te spiegelen dat Fernhout de winst over het jaar 2000 in een verhoging van de koopprijs van NLG 180 mil-joen wilde verdisconteren. Vervolgens zou [ F ], met gebruik-making van door [ X ] aan [ F ] als directeur van Ballast Ne-dam ter beschikking gestelde informatie over Fernhout, en on-der schending van de in de commissieovereenkomst van 5 juli 1995 opgenomen geheimhoudingsverplichting, instrumenteel zijn geweest bij de aankoop van Fernhout door NCD met tussenkomst van A.G. Financial. Daardoor heeft [ X ] niet de kans gehad via een van zijn andere relaties een commissievergoeding te verdienen.
De eerste vraag is of in deze – door Ballast Nedam betwiste – gang van zaken, de geschetste fout van [ F ] door de opdracht tot het verrichten van zijn taak is vergroot.
3.8 Die vraag beantwoordt het hof positief. [ X ] wijst er te-recht op dat [ F ] de commissieovereenkomst heeft getekend in functie van algemeen directeur van Ballast Nedam. Gesteld noch gebleken is dat hij daartoe niet bevoegd was. Het behoorde ook tot zijn taak om – kort gezegd – bedrijven voor Ballast Nedam te acquireren. Niet gemotiveerd betwist is dat Ballast Nedam eerder het bedrijf Hoco in Weert gekocht heeft en in verband daarmee aan [ X ], op basis van dezelfde overeenkomst als in dit geding aan de orde is, commissie heeft betaald. Ballast Nedam had ook zeggenschap over [ F ]. Daarbij acht het hof niet in doorslaggevende mate relevant dat [ F ] formeel niet in dienst zou zijn van Ballast Nedam maar bij de naamloze ven-nootschap Ballast Nedam N.V. De gedragingen van [ F ] heeft in het maatschappelijk verkeer immers te gelden als een gedraging van Ballast Nedam.
3.9 Ballast Nedam heeft echter vraagtekens gezet bij de onder-tekening door [ F ] van de onder 2.3 geciteerde overeenkomst met [ X ]. Gegeven onder 3.8 onvoldoende gemotiveerd betwiste stelling van [ X ], dat aan hem ingevolge die overeenkomst eerder commissie werd betaald – en voor welke betaling Ballast Nedam geen afdoende alternatieve verklaring geeft – is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de commissieover-eenkomst in tijd vóór de onderhandelingen over de verkoop van Fernhout door Ballast Nedam, is gesloten.
3.10 Ballast Nedam voert verder aan dat het contractuele ge-heimhoudingsbeding niet van toepassing is, althans niet strek-te ter bescherming van de belangen van [ X ] maar van die van de koop staande partij. Ook dat verweer faalt. Het geheimhou-dingsbeding - met betrekking tot de totstandkoming waarvan Ballast Nedam in het kader van de uitleg weinig of geen nadere omstandigheden heeft gesteld - is ruim omschreven en betreft al de door [ X ] aan [ F ] ter beschikking gestelde informatie over Fernhout. Hetgeen Ballast Nedam onder 25 en volgende van de memorie van antwoord aanvoert leidt er naar het oordeel van het hof niet toe dat de geheimhoudingsverplichting niet (mede) ten behoeve van [ X ] was overeengekomen.
Dat brengt evenwel mee dat waar [ F ] zelf al over informatie beschikte, die jegens [ X ] niet vertrouwelijk behandeld hoef-de te worden. Voor hem door [ X ] ter beschikking gestelde in-formatie, is dat anders. Dat de geheimhouding pas gold op het moment dat [ X ] contact tussen Ballast Nedam en Fernhout tot stand zou hebben gebracht, zoals Ballast Nedam in eerste aan-leg aanvoert, volgt niet uit de overeenkomst.
3.11 Ballast Nedam heeft voorts betoogd dat [ F ] de familie Fernhout kende en door Jaap Fernhout op de hoogte is gebracht van de verkoopplannen. Indien zulks juist zou zijn, is van schending van het geheimhoudingsbeding geen sprake. [ X ] be-twist het door Ballast Nedam gestelde. Overeenkomstig de hoofdregel van bewijslastverdeling rust op [ X ] de last te bewijzen dat [ F ] door hem voor het eerst op de hoogte raakte van de verkoopplannen van Fernhout. [ X ] heeft ter zake vol-doende concreet aangeboden dat bewijs door getuigen te willen leveren, zodat hij daartoe zal worden toegelaten.
3.12 Verder betoogt Ballast Nedam dat [ F ] ook overigens geen geheimhoudingsverplichting heeft geschonden. Ballast Nedam be-twist in dit verband dat zij (of [ F ]) enige informatie aan-gaande Fernhout zou hebben gekregen van [ X ], althans enige informatie die niet elders vandaan kwam of publiekelijk toe-gankelijk is.
3.13 Ook in dit verband rust de bewijslast op [ X ]. Hij zal daarom tot dit bewijs worden toegelaten tot het bewijs dat [ F ] de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden door vertrou-welijke informatie die hij over Fernhout van [ X ] had verkre-gen te delen met [ G ].
3.14 Ballast Nedam doet voorts een beroep op verjaring van de vordering van [ X ]. De verkoop van Fernhout was in april 2001 ruim bekend. Dat verweer faalt. Niet voldoende gemotiveerd be-twist is dat [ X ] pas na publicatie op Rechtspraak.nl van het vonnis van de rechtbank Groningen van 11 april 2008 op de hoogte raakte van de (mogelijke) rol die [ F ] had gespeeld in de verkoop van Fernhout aan NCD via A.G. Financial ([ G ]). Nadien heeft hij Ballast Nedam bij brief van 2 september 2008 voldoende tijdig aansprakelijk gesteld voor de door hem gele-den schade. Waar Ballast Nedam een beroep op de klachttermijn van artikel 6:89 BW doet, is aan de daar vereiste tijdigheid voldaan.
3.15 Ten slotte bestrijdt Ballast Nedam nog dat [ X ] schade heeft geleden. Ook ten aanzien van hoogte van de schade en het causaal verband met de schending voor [ F ] van diens geheim-houdingsplicht ligt de stelplicht en bewijslast bij [ X ]. [ X ], die van Fernhout geen exclusiviteit heeft kunnen bedingen, kan alleen aanspraak maken op schadevergoeding als voldoende aannemelijk is dat – de gestelde schending van de geheimhou-dingsplicht door [ F ] weggedacht – Fernhout zou zijn overge-nomen door een onderneming waarmee [ X ] een commissieovereen-komst had gesloten. Niet gemotiveerd betwist is dat hij zo’n overeenkomst had gesloten met NCD in oktober 1996. Gegeven de omstandigheid dat NCD de uiteindelijke koper van Fernhout is geworden, terwijl gesteld noch gebleken is dat A.G. Financial ([ G ]) Fernhout heeft gekocht met enig ander doel dan de aan-delen zo snel mogelijk weer met winst te verkopen, acht het hof dat verband in beginsel in voldoende mate aanwezig. Anders is dat wanneer de commissieovereenkomst tussen NCD en [ X ] van 1996 inmiddels niet meer bestond of NCD, voordat de onder-handelingen tussen Ballast Nedam en Fernhout geëindigd waren, al op de hoogte was van de verkoopplannen van Fernhout, anders dan door eventuele schending van de geheimhoudingsverplichting door [ F ]. Ook hier ligt de bewijslast bij [ X ] en zal hij overeenkomstig zijn aanbod tot het bewijs worden toegelaten dat tussen hem en NCD december 2000 nog een commissieovereen-komst bestond en NCD in samenhang met een eerdere schending van de geheimhouding door [ F ], vertrouwelijke informatie met betrekking tot de verkoop van Fernhout heeft ontvangen en tot aankoop is overgegaan.
3.16 Dat andere relaties van [ X ] dan NCD voldoende serieus geïnteresseerd waren in aankoop van Fernhout en die interesse zich ook zou hebben vertaald in daadwerkelijke overname, is niet voldoende gemotiveerd gesteld. Daarbij overweegt het hof dat door [ X ] niet is uiteengezet welke activiteiten hij richting die relaties heeft ondernomen nadat in december 2000 de onderhandelingen tussen Ballast Nedam en Fernhout afkets-ten.
3.17 Elk oordeel met betrekking tot de omvang van eventueel door [ X ] ten gevolge van de schending van de geheimhoudings-plicht geleden schade, inclusief de vraag naar eigen schuld van [ X ], zal het hof aanhouden.
3.18 Het hof overweegt wel reeds nu dat de subsidiair aange-voerde grondslag, ongerechtvaardigde verrijking, niet tot toe-wijzing van de vordering kan leiden.
3.19 De verrijking bestaat volgens [ X ] uit een bij bindende eindbeslissing door de rechtbank Arnhem toegewezen vordering op [ F ] ter hoogte van € 1.900.985,94. Dat Ballast Nedam ech-ter iets meer heeft dan een oninbare vordering op een dubieuze en inmiddels failliete debiteur wordt niet voldoende gemoti-veerd gesteld. [ X ] zelf heeft in dit verband bij comparitie na antwoord opgemerkt: Ik heb niet een procedure tegen [ F ] aangespannen, die biedt toch geen verhaal, (…). Waarom Ballast Nedam, die een nog aanzienlijk grotere vordering tegen [ F ] stelt te hebben, meer succes zou hebben met het innen van deze vordering, is niet voldoende duidelijk gemaakt. De omstandig-heid dat Ballast Nedam met enig succes (conservatoir) beslag ten laste van [ F ] zou hebben gelegd, rechtvaardigt nog niet het oordeel dat Ballast Nedam uit hoofde van het onderhavige feitencomplex verrijkt is.
3.20 Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
4. Beslissing
Het hof:
laat [ X ] toe door getuigen te bewijzen:
- dat [ F ] door hem voor het eerst op de hoogte raakte van de verkoopplannen van Fernhout;
- dat [ F ] de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden door vertrouwelijke informatie die hij over Fernhout van [ X ] kreeg te delen met [ G ];
- dat tussen [ X ] en NCD december 2000 nog een commissieover-eenkomst bestond en NCD in samenhang met een eerdere schending van de geheimhouding door [ F ], vertrouwelijke informatie met betrekking tot de verkoop van Fernhout heeft ontvangen en tot aankoop van Fernhout is overgegaan;
beveelt dat een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. W.J. Noordhuizen, daartoe als raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam, op een na-der te bepalen dag en uur;
bepaalt dat de procureur van [ X ], uiterlijk op 8 november 2011 schriftelijk aan het enquêtebureau van het hof opgave zal doen van de te horen getuige(n) en van de verhinderdata van alle par-tijen, raadslieden en getuigen in de maanden januari, februari en maart 2012;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, R.H. de Bock en W.J. Noordhuizen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2011 door de rolraadsheer.