ECLI:NL:GHAMS:2011:BS8880

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.079.884-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing binnen Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar kinderen naar Brabant. De vrouw, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld is, heeft aangevoerd dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van de kinderen altijd bij haar heeft gelegen en dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar welzijn en dat van de kinderen. De man, de vader van de kinderen, heeft echter betwist dat de verhuizing in het belang van de kinderen is en heeft zijn bezorgdheid geuit over de gevolgen van de verhuizing voor de zorgcontacten met de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft eveneens geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij zij de aanhoudende strijd tussen de ouders als nadelig voor de kinderen heeft aangemerkt. Het hof heeft in zijn beoordeling het belang van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de belangen van de vrouw bij verhuizing niet zwaarder wegen dan de belangen van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te blijven. Het hof heeft daarom het verzoek van de vrouw afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 31 mei 2011 in de zaak met zaaknummer 200.079.884/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. C. de Bie-Koopman te Alkmaar,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE ,
advocaat: mr. drs. M.L. Molenaar te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2. De vrouw is op 5 januari 2011 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 december 2010 van de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 120649 / FA RK 10-540.
1.3. De man heeft op 18 februari 2011 een verweerschrift ingediend.
1.4. De man heeft op 2 maart 2011 nadere stukken ingediend. De vrouw heeft op 22 maart en op 24 maart 2011 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 7 april 2011 ter zitting behandeld.
1.6. Ter zitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw A. Hogendorp, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de Raad).
2. De feiten
2.1. Partijen zijn [in] 2002 gehuwd. Uit hun huwelijk zijn geboren […] [in] 2004 (hierna: [kind A]) en […] [in] 2006 (hierna: [kind B]) (hierna tezamen: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.2. Bij beschikking van de rechtbank Alkmaar van 29 juli 2010 is bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd en dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [a].
2.3. Bij beschikking van voornoemde rechtbank van 24 februari 2011 is bij wijze van voorlopige voorziening een regeling bepaald inzake de verdeling van de zorg en opvoedingstaken als volgt:
- de kinderen zullen twee van de drie weekenden bij de man verblijven en wel van vrijdagmiddag 12.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, (waarvan elk tweede weekend in de echtelijke woning) en in de week waarin geen omgang gedurende het weekend plaatsvindt, verblijven de kinderen op vrijdag van 12.00 uur tot 19.00 uur bij de man;
- de kinderen verblijven de helft van de vakanties en feestdagen bij ieder van partijen, waarbij de kinderen in de zomervakantie van 2011 de eerste drie weken bij de vrouw zullen verblijven;
- de kinderen zullen op dinsdag en donderdag om 18.15 uur telefonisch contact met de man hebben.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vrouw om haar op de voet van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen in de zomer van 2010 te verhuizen van [a] naar [b], afgewezen.
3.2. De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar de regio Brabant te verhuizen.
3.3. De man verzoekt het door de vrouw in hoger beroep verzochte af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan het hof ligt ter beoordeling voor het verzoek van de vrouw haar op de voet van artikel 1:253a BW vervangende toestemming te verlenen om zich samen met de kinderen in de regio Brabant te vestigen, nu de man weigert zijn toestemming hiervoor te verlenen.
4.2. De vrouw voert aan dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van de kinderen altijd bij haar heeft gelegen en dat continuïteit daarin van groot belang is. Nu zij niet in de echtelijke woning kan blijven, staat de noodzaak van de verhuizing volgens haar vast. Zij wenst met de kinderen naar haar geboortestreek Brabant te verhuizen, omdat zij daar geworteld is en daar haar familie en vrienden heeft. In haar huidige omgeving hebben vrienden en bekenden naar aanleiding van de scheiding partij gekozen voor de man en deze situatie is zowel voor de vrouw als de kinderen belastend. [kind B] is vanwege deze problemen doorverwezen naar Triversum, waar de behandeling nog moet starten. De vrouw heeft de verhuizing voorbereid en heeft werk, een school voor de kinderen en woonruimte in Brabant geregeld. Zij kan per 1 augustus 2011 bij een supermarkt gaan werken als kassamedewerkster en de kinderen kunnen met de start van het nieuwe schooljaar op de school beginnen.
De huidige omgangsregeling tussen de man en de kinderen kan ingeval van een verhuizing worden voortgezet, aldus de vrouw. Zij heeft aangeboden de kinderen te halen en te brengen dan wel het vervoer per trein te regelen. Bovendien zijn de kinderen volgens haar gewend regelmatig de reis naar Brabant te maken en zijn zij nog jong, zodat te verwachten is dat zij zich zonder noemenswaardige problemen zullen aanpassen aan hun nieuwe omgeving. Tenslotte heeft de vrouw ter zitting in hoger beroep aangegeven zelf niet naar Brabant te zullen verhuizen, indien aan haar geen vervangende toestemming wordt verleend om met de kinderen naar Brabant te verhuizen.
4.3. De man heeft de stellingen van de vrouw gemotiveerd betwist. Volgens hem verzetten de belangen van de kinderen zich tegen een verhuizing naar Brabant. Het is in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven en dat beide ouders een actieve en substantiële rol in hun leven vervullen. Volgens de man heeft hij altijd een grote rol gespeeld in de verzorging en opvoeding van de kinderen en is de huidige omgangsregeling dan ook niet ruim te noemen. Bovendien betreft dit een voorlopige omgangsregeling en zal de rechtbank nog een definitieve beslissing nemen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken De huidige omgangsregeling kan volgens de man ingeval van een verhuizing naar Brabant niet worden gecontinueerd, nu de kinderen op vrijdag pas om 15.30 uur uit school zijn en daarom vanwege de reistijd vanuit Brabant niet voor het avondeten bij hem kunnen zijn. Bij een verhuizing naar Brabant zal het voor hem evenmin mogelijk zijn om actief betrokken te blijven bij de school- en sportactiviteiten van de kinderen. Tevens acht de man het van belang dat [kind B] in behandeling gaat bij Triversum.
4.4. De Raad heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Volgens de Raad is de aanhoudende strijd tussen de ouders nadelig voor de kinderen. Gelet op het feit dat er een procedure aanhangig is bij de rechtbank omtrent de gewone verblijfplaats van de kinderen alsmede omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, kan een eventuele verhuizing naar Brabant volgens de Raad thans niet aan de orde zijn. Voorts heeft de Raad gesteld dat de zorgregeling van de man met de kinderen in het geval van een verhuizing naar Brabant bijzonder belastend voor de kinderen zal zijn, gelet op de afstand tussen Brabant en [a] en de daarmee gepaard gaande reistijd. Tenslotte acht de Raad het van belang dat de hulpverlening door Triversum aan [kind B] wordt voortgezet.
4.5. Ingevolge artikel 1:253a BW dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij de beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop, maar dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
4.6. Het hof dient bij de beoordeling in het onderhavige geval het belang van de kinderen in acht te nemen en voorts daarbij te betrekken enerzijds het belang van de moeder om met hen naar haar geboortestreek Brabant, waar haar familie en vrienden wonen, te verhuizen en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen en anderzijds het belang van de man en de kinderen om zorgcontacten met elkaar te hebben op gelijke wijze als thans het geval is. Voorts heeft de man er belang bij dat hij serieus wordt genomen in zijn hoedanigheid als ouder met gezag, die niet onverhoeds mag worden geconfronteerd met een inbreuk door de vrouw op zijn gezagsrecht.
4.7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep blijkt het volgende. De vrouw is bij het aangaan van de relatie met de man zo’n twaalf jaar geleden vanuit Brabant, haar geboortestreek, verhuisd naar [a], waar de man zijn bedrijf heeft. Ten tijde van het huwelijk was de man kostwinner en had de vrouw een parttime baan. Thans is zij werkzaam gedurende 26 uur per week. Sinds de relatie van partijen is beëindigd, zijn partijen verwikkeld in tal van procedures met betrekking tot de echtscheiding. Tweemaal zijn voorlopige voorzieningen gegeven en de echtscheidingsprocedure met nevenverzoeken, waarbij onder andere de man heeft verzocht dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn dan wel een co-ouderschap wordt bepaald, is thans nog bij de rechtbank aanhangig. Ten gevolge van het uiteengaan van partijen is de verstandhouding en de communicatie tussen hen verslechterd, een situatie die ook voor de kinderen belastend is. [kind B] is in verband met emotionele- en gedragsproblemen doorverwezen voor behandeling bij Triversum, waarbij ouderbegeleiding en ambulante thuisbehandeling is aangewezen. De vrouw heeft thans het voorlopig gebruik van de echtelijke woning. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat tal van zaken met betrekking tot de zorg en opvoeding van de kinderen nog onduidelijk zijn.
4.8. Vooropgesteld kan worden dat het in het belang van de kinderen is om in hun vertrouwde sociale omgeving te blijven en de huidige band met beide ouders voort te zetten. Feit is dat thans intensieve zorgcontacten tussen de man en de kinderen gelden, waarbij de kinderen twee van de drie weekenden en van het derde weekend de vrijdag bij de man zijn en dat de man en de kinderen er belang bij hebben deze contacten vooralsnog voort te zetten. Anders dan de vrouw stelt is, gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, niet aannemelijk geworden dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van de kinderen sinds hun geboorte bij haar ligt en dat de rol van de man daarin slechts een zeer beperkte was. De omstandigheid dat de man kostwinner was en veel tijd aan zijn werk besteedde is daartoe onvoldoende en laat bovendien onverlet dat zowel de man en de kinderen thans belang hebben bij een intensief contact met elkaar. Evenmin heeft de vrouw aannemelijk gemaakt dat zij gelet op de scheidingsproblematiek genoodzaakt is naar Brabant te verhuizen. De man heeft gemotiveerd weersproken dat alle vrienden en bekenden zijn kant hebben gekozen en dat ook de kinderen problemen in hun sociale contacten ondervinden. Zo heeft [kind B] nog steeds intensief contact met de buurkinderen en heeft [kind A] van jongs af aan een ruime wisselende vriendenkring. Dat de verhuizing anderszins noodzakelijk zou zijn voor de kinderen is gesteld noch gebleken.
Hoewel de vrouw er belang bij heeft terug te keren naar haar geboortestreek en daar een nieuw bestaan op te bouwen, dient dit naar het oordeel van het hof niet zwaarder te wegen dan de belangen van de kinderen en de man bij handhaving van de huidige woonplaats. Daarbij neemt het hof evenals de Raad tevens in aanmerking dat bij een verhuizing naar Brabant de reisafstand van ongeveer 168 km, in combinatie met de schooltijden van de nog jonge kinderen en de intensieve zorgcontacten met de man, belastend voor de kinderen zal zijn en – ondanks de bedoeling van de vrouw om de huidige zorgregeling gestand te doen – ten koste zal gaan van het huidige contact met de man. Tevens acht het hof het in het belang van [kind B] dat zij de geïndiceerde behandeling bij Triversum krijgt. De enkele stelling van de vrouw dat zij op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO-Verdrag) het recht heeft om zich vrij te bewegen en om te verhuizen doet aan het voorgaande niet af. Van strijd met deze verdragen is hier geen sprake. Het staat de vrouw immers vrij om zich elders te vestigen.
4.9. Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat het belang van de vrouw bij verhuizing naar Brabant niet zwaarder weegt dan het belang van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen alsmede de huidige zorgregeling met de man voort te zetten en het belang van de man om op de huidige wijze invulling te geven aan zijn vaderrol. Daarbij laat het hof meewegen dat in de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank nog geen beslissing is genomen omtrent de gewone verblijfplaats van de kinderen en evenmin omtrent de definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zodat de situatie van de kinderen op deze punten in de toekomst nog onzeker is en een verhuizing ook om die reden niet in het belang van de kinderen moet worden geacht. Het hof zal het verzoek van de vrouw daarom afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
4.10. Gelet op het voorgaande zal het hof het bewijsaanbod van de man passeren als niet ter zake dienend.
4.11. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.E. Buitendijk, H.S.G. Verhoeff en A.R. van Wieren in tegenwoordigheid van mr. J.J. Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2011.