ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6682

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.064.834 - 01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst met betrekking tot de koopprijs van aandelen en de toepassing van een Bad Leaver-bepaling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om een hoger beroep van de commanditaire vennootschap Deutsche Post Select Mail Nederland C.V. en de besloten vennootschap SW Post Beheer B.V. tegen de besloten vennootschap Postbus 21 Beheer B.V. De zaak betreft de uitleg van een overeenkomst die op 25 augustus 2006 was gesloten, waarin aandelen in Mailmerge Nederland B.V. werden verkocht. De koopprijs diende in termijnen te worden betaald, met een laatste termijn die op 2 januari 2009 moest worden voldaan. De overeenkomst bevatte een Bad Leaver-bepaling die van toepassing zou zijn als leden van het management van Mailmerge vóór deze datum hun functie zouden beëindigen. De vraag was of de opzegging van de arbeidsovereenkomsten van twee managers op 1 januari 2009 hen kwalificeerde als Bad Leavers, wat zou leiden tot een korting op de koopprijs. Het hof oordeelde dat de opzegging op 1 januari niet als een vertrek als Bad Leaver kon worden beschouwd, omdat de betaling op 2 januari was gepland, een dag waarop de banken gesloten waren. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, die de vordering van Postbus 21 had toegewezen, en verwierp de argumenten van SMN en SW Post. Het hof benadrukte dat de uitleg van contractuele bepalingen niet alleen op taalkundige betekenis gebaseerd kan zijn, maar ook op de redelijkheid en billijkheid in de gegeven omstandigheden. De slotsom was dat de grieven van SMN en SW Post faalden, en zij werden in de kosten van het hoger beroep verwezen.

Uitspraak

zaaknummer 200.064.834/1
8 maart 2011 (bij vervroeging)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ZEVENTIENDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. de commanditaire vennootschap
DEUTSCHE POST SELEKT MAIL NEDERLAND C.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SW POST BEHEER B.V.,
gevestigd te Utrecht,
APPELLANTEN,
advocaat: mr. M. Deckers te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POSTBUS 21 BEHEER B.V.,
gevestigd te Zaanstad,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. E. Hoekstra te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna SMN, SW Post en Postbus 21 genoemd.
1.1. Bij dagvaarding van 29 maart 2010 zijn SMN en SW Post in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 december 2009, in deze zaak onder zaaknummer/rolnum¬mer 428740/HA ZA 09-1686 gewezen tussen Postbus 21 als eiseres en SMN en SW Post als gedaagden. Bij exploot van 29 april 2010 heeft Postbus 21 SMN en SW Post bij vervroeging opgeroepen.
1.2. SMN en SW Post hebben van grieven gediend en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van Postbus 21 alsnog zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Postbus 21 in de kosten van het geding.
1.3. Daarop heeft Postbus 21 geantwoord en bewijs aangeboden, met conclu¬sie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van SMN en SW Post in de kosten van het geding (het hof begrijpt:) in hoger beroep.
1.4. Partijen hebben de zaak ter zitting van het hof op 15 februari 2011 door hun voormelde advocaten doen bepleiten, beiden aan de hand van pleitnotities.
1.5. Ten slotte is arrest gevraagd.
2. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.8) een aantal feiten vermeld. De juistheid hiervan is op zichzelf niet in geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Voor zover SMN en SW Post in grief 1 klagen dat de rechtbank de feiten niet volledig heeft vermeld, komt het hof voor zover nodig daarop terug. Voor zover zij klagen dat de rechtbank spreekt van “de overeenkomst” en daarmee niet een voldoende duidelijk onderscheid maakt tussen de arbeidsovereenkomst en de overnameovereenkomst, verliezen zij uit het oog dat de rechtbank onder 2.2 “de overeenkomst” heeft gedefinieerd als, kort gezegd, de overnameovereenkomst.
3. Beoordeling
3.1 (i) SW Post is beherend vennoot van SMN.
(ii) Postbus 21 heeft bij “sale and purchase agreement” van 25 augustus 2006 (hierna: de overeenkomst) aan SMN aandelen verkocht in het kapitaal van Mailmerge Nederland B.V. (hierna: Mailmerge). De (indirecte) aandeelhouders van Postbus 21 stonden tot de verkoop tevens in dienstbetrekking tot Mailmerge. Zij maakten deel uit van het managementteam van Mailmerge.
(iii) Op grond van de overeenkomst diende SMN de koopprijs in een aantal termijnen te betalen, waarvan de laatste zou moeten worden betaald op 2 januari 2009. Voor de betaling van de laatste termijn (“Phase Three Consideration”) bevat de overeenkomst een zogenoemde Bad Leaver-bepaling in artikel 1.8 van de overeenkomst luidend, voor zover hier van belang:
“In the event that any member of the Management will leave the management of MailMerge as a Bad Leaver before 2 January 2009, a discount will be applied equal to 25% from the Phase Three Consideration for each individual member of the Management leaving the management of MailMerge as a Bad Leaver before 2 January 2009.”
(iv) In ‘Schedule 1’ (“Definitions and Interpretation”) bij de overeenkomst wordt het begrip ‘Bad Leaver’ als volgt gedefinieerd:
“with regard to an individual member of the Management the event that such a member of the Management shall cease to render the services to the Company under the employment agreement by reason of (i) termination of rescission of the employment agreement caused by an urgent reason (dringende reden) within the meaning of section 7:678 DCC by such member of the Management or (ii) the breach of the non compete, non soliciting/non servicing of clients and non soliciting/non hiring of employees in this Agreement by such member of the Management, or (iii) the breach or failure to perform any of the fundamental material duties and obligations contained in the employment agreement or in any written directions of the management board and/or supervisory board by the member of the Management or (iv) the voluntarily resignation as a member of the Management without a personal material urgent reason obliging thereto;”
“Management” wordt gedefinieerd:
“the persons dealing with the day to day business of the Company, being Mr. [B.] acting in fact as sole managing director, Mr. [W.], Mr. [D.] acting as managers and Mr. [S.], acting as deputy-managing director;”
(v) Artikel 12.1 van de overeenkomst luidt, voor zover hier van belang:
“This Agreement and the documents referred to herein represent the entire understanding and agreement between the parties and supersede all previous written and/or oral agreements, including all correspondence.”
(vi) Na het sluiten van de overeenkomst heeft Mailmerge haar onderneming in haar geheel overgedragen aan SMN via een activa-passiva-transactie. De personen die het managementteam van Mailmerge vormden zijn na het sluiten van de overeenkomst in dienst getreden bij SMN.
(vii) Tot de leden van het managementteam van Mailmerge behoorden de heren [S.] en [W.] (hierna: [S.] en [W.]). Zij zijn na de overeenkomst bij SMN in dienst getreden. Zij hebben beiden hun arbeidsovereenkomst met SMN opgezegd tegen 1 januari 2009.
(viii) SMN heeft op 2 januari 2009 de laatste termijn van de koopprijs betaald, met dien verstande dat zij daarop met een beroep op artikel 1.8 van de overeenkomst een bedrag van € 231.967,62 heeft ingehouden.
3.2. Postbus 21 heeft SMN en SW Post in rechte betrokken en betaling gevorderd van genoemd bedrag van € 231.967,62, van een bedrag van € 4.000,- wegens buitengerechtelijke kosten en van beslagkosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke handelsrente. Zij stelt zich op het standpunt dat de opzegging door [S.] en [W.] van hun arbeidsovereenkomst tegen 1 januari 2009 geen grond oplevert voor het beroep van SMN en SW Post op de Bad Leaver-bepaling zodat haar de volledige koopprijs voor de aandelen toekomt.
3.3. De rechtbank heeft Postbus 21 gevolgd in haar standpunt en haar vordering toegewezen, met dien verstande dat zij de vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten heeft afgewezen. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen, laat zich als volgt weergeven. Uitleg van een contractuele bepaling dient niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen (hoewel die taalkundige betekenis vaak wel van groot belang is). Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis. De rechten en verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar worden niet alleen bepaald door hetgeen zij uitdrukkelijk zijn overeengekomen, maar ook door de redelijkheid en
billijkheid. Een zogenoemde ‘entire agreement clause’ zoals opgenomen in artikel 12.1 doet daaraan niet af. De omstandigheden dat het hier een min of meer uitvoerige overeenkomst betreft, de contractspartijen beide commerciële partijen zijn en zich bij de onderhandelingen over de overeenkomst hebben laten adviseren door deskundigen brengen nog niet mee dat de taalkundige betekenis van de bewoordingen van de overeenkomst zonder meer beslissend is voor de uitleg daarvan. Bij de uitleg speelt een rol dat 1 januari een verplichte vrije dag is en er ook bij SMN niet wordt gewerkt op die dag, dat 2 januari 2009 de datum is waarop de laatste termijn van de koopprijs moest worden betaald en dat 2 januari 2009 als betaaldatum is gekozen in plaats van 1 januari 2009 omdat de banken op 1 januari nu eenmaal dicht zijn. In het licht hiervan betekent een opzegging tegen 1 januari 2009 niet dat sprake is van een vertrek als Bad Leaver voor 2 januari 2009. Omdat niet valt in te zien welk belang SMN erbij zou kunnen hebben dat [W.] en [S.] op 1 januari 2009 nog bij haar in dienst zouden zijn, mocht Postbus 21 ervan uitgaan dat de Bad Leaver-bepaling niet van toepassing zou zijn bij een beëindiging van hun arbeidsovereenkomst tegen 1 januari 2009. De rechtbank heeft verworpen het argument van SMN en SW Post dat als de arbeidsovereenkomsten niet tegen 1 januari 2009 waren opgezegd, SMN een maand langer van de diensten van [W.] en [S.] gebruik had kunnen maken omdat zij hun arbeidsovereenkomst slechts tegen het einde van een kalendermaand konden opzeggen (en dan dus eerst tegen 1 februari 2009 hadden kunnen opzeggen). Als partijen hadden beoogd dat een opzegging tegen een vroegere datum dan 1 februari 2009 tot een korting op de koopprijs zou leiden, had het voor de hand gelegen zulks overeen te komen. In de overeenkomst wordt echter gesproken over een vertrek voor 2 januari 2009.
3.4. Het hof verenigt zich geheel met de overwegingen van de rechtbank zoals hiervoor weergegeven. Hierop stuiten de grieven af.
4. Slotsom en kosten
De slotsom luidt dat de grieven falen. SMN en SW Post zullen daarom in de kosten van het hoger beroep worden verwezen.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verwijst SMN en SW Post in de kosten van het hoger beroep en begroot deze kosten aan de zijde van Postbus 21 tot aan deze uitspraak op € 6.190,- wegens verschotten en € 9.789,- aan salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, R.J.F. Thiessen en J.E. Molenaar en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2011 door de rolraadsheer.